W.J. Ouweneel en zijn
boek “Adam waar ben je? Een bespreking. Willem Ouweneel heeft een boek geschreven over Adam. De titel
van het boek is: “Adam waar ben je?”. In het boek verdedigt hij dat Adam een historische
persoon is. Hij neemt ook stelling tegen het theïstische evolutionisme.
Daar kunnen we dankbaar voor zijn. Maar helaas moeten er toch een aantal
belangrijke kritische kanttekeningen bij het boek worden gemaakt. Verwijzingen naar
pagina’s in het boek worden aangegeven door het paginanummer tussen haakjes.
Pagina twaalf wordt dan genoteerd als (p. 12). De eindnoten worden aangegeven
met een cijfer met een n. ervoor. Dit artikel is ook te downloaden in Word,
klik hier. 1. Wat hij in andere boeken heeft gezegd In “Adam waar ben je?”
schrijft hij over de interpretatie van Genesis 1en 2. Hij houdt zich in het boek op bepaalde punten op de vlakte (p. 11) n1
. In andere boeken heeft hij dat niet gedaan. Ik zal met name citeren uit
zijn recente boek “Het woord van God”, uit 2014. Dit boek is onderdeel van
zijn dogmatische reeks. Hij zegt in “Adam waar ben je?” van deze reeks dat
hij daarin zijn “visie op de christelijke waarheid” heeft weergegeven (p.
10). 2.
Hij beweert dat letterlijke lezing van de Bijbel
uitwijst dat in de Bijbel een antiek wereldbeeld voorkomt. Ik citeer uit “Het
woord van God” (WvG): + “Mijns inziens kan er
geen twijfel over bestaan dat in de Bijbel de aarde wordt voorgesteld als een
platte schijf” (WvG pp. 377, 378). + “Nee, we zullen
gewoon eerlijk moeten erkennen dat het antieke wereldbeeld ook eigen is aan
de Bijbel” (WvG p.380). Hij heeft het over de
voorstelling van de aarde als een platte schijf met daarboven een harde
koepel waar de sterren aan bevestigd zijn, enzovoort. +“Er kan, alles
bijeengenomen, geen twijfel over bestaan dat raqia doelt op iets dat hard en vast is, zoals
een metalen gewelf of koepel”(WvG p. 375) Raqia is het
Hebreeuwse woord uit Genesis 1:6, dat in de NBG is vertaald met uitspansel. + “Een dergelijk hemelgewelf bestaat niet in
de kosmische werkelijkheid” (WvG p. 376) Ouweneel stelt dat het Hebreeuwse woord dat met
uitspansel wordt vertaald duidelijk maakt dat de schrijver van Genesis 1
dacht aan een harde koepel. En daarvan zegt Ouweneel:
“een dergelijk hemelgewelf bestaat niet in de kosmische werkelijkheid”. Met
andere woorden: Genesis zegt dat er een hemelkoepel is, maar dat is gewoon
niet waar, dat komt niet overeen met de werkelijkheid. + “De Bijbelse ‘’hemel’
is een ronde (halfbolvormige) koepel boven de aarde ... gevestigd op pilaren
(WvG p. 376) + “De voorstelling van
een hemelkoepel wordt des te begrijpelijker als we bedenken dat in het Bijbelse
wereldbeeld een platte aarde geheel vanzelfsprekend is” (WvG
p. 377) (Voor een weerlegging van de idée
dat de Bijbel een verouderd antiek wereldbeeld leert, verwijs
is ik naar het boek en enkele artikelen van M.J. Paul. n2
) 3.
Hij wijst er op dat letterlijk lezen van Genesis
1 en 2 tot niet op te lossen problemen leidt Als aanvulling op wat hij al had geschreven over
het Bijbelse wereldbeeld, geeft hij in “Het Woord van God” een lijst met nog
tien problemen die het gevolg zijn van een letterlijke interpretatie van
Genesis 1 en 2. (WvG p. 382). Ik noem er twee. Op de eerste dag is er al
licht, terwijl de zon pas op de vierde dag wordt gemaakt. Hoe kan dat? En
letterlijk nemen van het scheppingsverslag uit Genesis leidt, volgens hem,
tot een tegenspraak tussen Genesis 1 en 2 in de volgorde van scheppen. Hij vindt dat er voor
deze problemen geen bevredigende oplossingen of mogelijke verklaringen zijn
te geven. Ik citeer: “Ik beweer niet dat er op deze vragen geen antwoorden te
vinden zijn. Ik ken die antwoorden al, want ik heb ze vroeger zelf ook
gegeven ... Het zijn spitsvondige verlegenheidsoplossingen , die voor mij
veel minder aannemelijk zijn dan de veronderstelling dat God heel andere
bedoelingen heeft dan ons een chronologisch-journalistiek
verslag van Gods scheppingsdaden te bieden.” (WvG
pp. 382, 383) Let op wat Ouweneel doet. Hij somt de exegetische problemen op, maar
hij geeft de antwoorden die traditionele evangelische gelovigen geven niet.
Zo laat hij zijn lezers achter met de problemen en verzwijgt hij de
antwoorden. Hij zegt nog wel dat orthodoxe christenen oplossingen voor die
problemen hebben. Maar die antwoorden doet hij af als “spitsvondige
verlegenheidsoplossingen”. (Voor de antwoorden op de problemen die hij noemt, zie
dit document, http:/www.toetsalles.nl/htmldoc/gen-antw.htm
) Wat denkt u dat deze
boodschap met de christenen zal doen? Een illustratie daarvan is de mail die
ik kreeg van een oudste van een evangelische gemeente. Enkele jongeren uit
zijn gemeente hadden een boek van Ouweneel gelezen
en ze vertelden vervolgens hun medechristenen dat we Genesis 1 en 2 niet
letterlijk kunnen lezen. Daar ontstond grote beroering en verwarring over in
de gemeente. De oudste had zelf de antwoorden niet paraat. Door Ouweneels boodschap dat het letterlijk nemen van Genesis
1 en 2 leidt tot onoplosbare problemen, tilt hij overal evangelische en
orthodox reformatorische christenen uit hun traditioneel evangelische
schriftvisie. 4.
Is hij hier dan op teruggekomen in “Adam waar
ben je?” Het antwoord op die
vraag is nee. Ook in “Adam waar ben je?” zet hij zich weer af tegen de
traditionele evangelicals en orthodox
reformatorische gelovigen die Genesis 1 en 2 letterlijk nemen. Hij plakt op hen nog steeds het etiket van literalist n3.
Hij zegt in “Adam waar
ben je?” dat de gedeelten uit Genesis 1 en 2 die over Adam gaan strikt
letterlijk historische moeten worden opgevat. Je zou denken dat hij dat nu
ook met de rest van Genesis 1 en 2 zou doen, maar dat is niet het geval. Hij
houdt wat dat betreft zijn kaarten op de borst. Hoe oud is de aarde? Wat is
de juiste exegese van vele bijzonderheden in Genesis 1-3? Op deze vragen
heeft hij, naar hij verklaart, geen definitieve antwoorden (p. 11). Maar als
je uitgaat van letterlijke dagen van 24 uur dan weet je bij benadering hoe
oud de aarde moet zijn. Tekenend is dat hij in
“Adam waar ben je?” nog steeds ruimte geeft aan de zogenaamde kadertheorie.
Dat is de theorie die stelt dat het in Genesis 1 niet om letterlijke dagen
gaat. Het idée van een schepping in zes
opeenvolgende dagen is in deze visie, slechts een literair kader om een aantal
feiten over de schepping te presenteren. Het is een door de schrijver zelf
bedachte kapstok om een verhaal over de schepping aan op te hangen. Het is
een dichterlijke vrijheid die de schrijver van Genesis zich permitteerde om
er een pakkend verhaal van te maken. Ik citeer Ouweneels
omschrijving van deze theorie: “De dagen in Genesis 1 moeten figuurlijk
worden opgevat, als een aspect van de literaire compositie die het hoofdstuk
vormt.” (p. 341). In aanhangsel 1 van
“Adam waar ben je?”schaart hij deze theorie nog steeds onder “de zuiver creationistische benadering van Genesis 1” (p. 341). En
hij geeft aan dat het kenmerk van de zuiver creationisische
benadering is: de “aanvaarding van de letterlijk-historische
betekenis van Genesis 1-3”. Dus zelfs als je de dagen uit Genesis 1 opvat als
literaire vorm (dus als niet echt gebeurt), dan ga je, volgens Ouweneel, nog steeds uit van de letterlijk-historische
betekenis van Genesis 1-3 n4.
Nergens in “Adam waar
ben je?” verwerpt hij expliciet wat hij in “Het woord van God” heeft
geschreven over de interpretatie van Genesis 1 en 2. Hij geeft nergens aan
dat hij van inzicht is veranderd. Ouweneel blijft heen en weer zwalken tussen aan de ene
kant traditioneel evangelisch (wat hij fundamentalistisch noemt) en aan de
andere kant vrijzinnig. In zijn boek
“Het woord van God” zit hij veel dichter bij de vrijzinnigheid dan in “Adam
waar ben je?”. Maar hij blijft een tussenweg zoeken die er niet is. Vergelijk deze twee
citaten eens: Het eerste uit “Het
woord van God”. “Het is ook te
makkelijk om te beweren dat het wereldbeeld van de Bijbel voor ons
aanvaardbaar is in de zin dat de Bijbel de taal van de ‘alledaagse
waarneming’ spreekt, net zoals wij ook doen … Nog afgezien daarvan kan men toch
moeilijk volhouden dat de Bijbel een beeld van de wereld schetst zoals dat is
ingegeven door ‘alledaagse waarneming’. In de alledaagse waarneming zijn er helemaal geen hoeken en
pijlers van de aarde, sluizen en uiteinden van de aarde, wateren boven ‘het
uitspansel’ enzovoort. Deze elementen behoren niet tot de wat de ‘alledaagse
waarnemer” ziet, maar to de creatieve kosmische voorstellingen van de antieke
mens” (WvG 380). Het tweede uit “Adam
waar ben je?” “Leert de Bijbel
inderdaad een platte aarde en een hemelse koepel? De meningen daarover
verschillen … misschien was de
praktische ervaring van de Bijbelschrijvers wel dat de aarde plat was, en de
hemel een koepel. Dit is precies wat de aarde en de hemel zijn in onze
praktische evaring” (p. 108). Hij trekt zich hier, in “Adam waar ben je?”,
terug in: “misschien, de meningen verschillen, ik weet het ook niet precies.”
Als Ouweneel
in “Adam waar ben je?” spreekt over het wereldbeeld van de apostel Paulus
zegt hij nu plotseling: “Dit beeld is deel van ons alledaagse
waarnemingsbeeld, waarin wij nog steeds spreken van zonsopgang en
zonsondergang” (p.321). In het nauw gedreven
door theïstisch evolutionisten ‘vergeet’ Ouweneel
in “Adam waar ben je?” zijn heldere en besliste standpunt uit “Het Woord van
God”. Lees de citaten uit “Het Woord van God” hierboven er nog maar eens op
na. In “Het Woord van God” wist hij het allemaal heel zeker. Nu lijkt hij in “Adam waar ben je?” zijn vroegere
standpunt tegen te spreken (pp. 103, 105,108, 307, 308, 321). Maar erg duidelijk
en uitgesproken is hij daar nog steeds niet over. Ik citeer: “misschien was
de praktische ervaring van de Bijbelschrijvers wel dat …” (p. 108) Gelukkig
trekt hij wel de juiste conclusie uit het feit dat Jezus uitgaat van een
letterlijke interpretatie van de gedeelten uit Genesis 1 en 2 die over Adam
en Eva gaan. Als Jezus deze gedeelten letterlijk neemt, dan moeten wij dat
ook doen. Tot zover de discussie
over het al of niet letterlijk nemen van Genesis 1 en 2. We komen nu bij de
volgende kritische kanttekening bij “Adam waar ben je?” 5.
Ouweneels
denken is nog steeds beïnvloedt door de wijsbegeerte der wetsidee Dat is duidelijk als je
“Adam waar ben je?” leest. In hoofdstuk 6 bouwt hij zijn mensleer op vanuit
de antropologie van de wijsbegeerte der wetsidee.
Maar nog fundamenteler is dat zijn visie op de leer en op het dogma nog
steeds wordt bepaald door deze filosofie. De wijsbegeerte der wetsidee is bedacht door Herman Dooyeweerd.
Niemand hangt tegenwoordig deze filosofie nog aan, maar Ouweneel
wel. Al ontkent hij dat soms n5. De kern van deze
filosofie is dat er een scherp onderscheid wordt gemaakt tussen naïeve kennis
en wetenschappelijke kennis. Als het om het geloof gaat spreekt Ouweneel over
geloofskennis en theologische kennis. Als je de Bijbel leest dan groeien er
spontaan bepaalde inzichten. Zo ontstaat geloofskennis. Als je vervolgens
probeert om die geloofsinzichten in woorden weer te geven dan betreed je het logisch-rationele terrein van de theologie. Volgens de wijsbegeerte
der wetsidee lukt het nooit om de geloofsinzichten
zuiver in theologische formuleringen (in dogmatische leerstellingen) weer te
geven. Theologische kennis en dogma’s zijn daarom niet meer dan gebrekkig
mensenwerk. Ze geven zeker niet zuiver de leer van de Bijbel over een bepaald
onderwerp weer. Ze hebben dan ook geen enkel bindend gezag. Je kunt daarom
niet meer dogmatisch zijn. Je kunt niet meer zeggen: “zo is het, dit zegt de
Bijbel, dit moet geloofd worden”. Je kunt bijvoorbeeld niet meer zeggen: “Uit
het zelfgetuigenis van de Bijbel blijkt dat de Bijbel het woordelijk door God
geïnspireerde en daarom onfeilbare woord van God is”. Je kunt over deze
leerstelling niet zeggen: “Dit is de waarheid. Dit kan uit de Bijbel bewezen
worden. Zo is het. Daar moeten we ons aan houden. Dit moet geleerd worden.” Ouweneel zegt: “Die leerstelling is slechts een
gebrekkige menselijke theorie en is daarom niet gezaghebbend. Het is op zich
wel nuttig om over de inspiratie van de Bijbel na te denken, maar ik ken wel 8 verschillende inspiratietheorieën n6 . We moeten niet vergeten dat
het allemaal slechts gebrekkige menselijke pogingen zijn om het ten diepste onzegbare te zeggen. n7 ” Het gevolg van het aanvaarden
van dit kernidee uit de wijsbegeerte der wetsidee
is een relativering van alle dogma, een relativering van de leer. Na zijn
aanvaarding van de wijsbegeerte der wetsidee is Ouweneel precies op dit punt uitgekomen. Dit heeft
hijzelf uitdrukkelijk gezegd: Ik citeer uit één van zijn boeken: ” "Niet een 'nieuwe' leer dan ik tot dusver heb
'aangehangen', maar een relativering
van alle (intellectuele) 'leer' is wat er met mij 'aan de hand' is".
(Nachtboek van de Ziel, W.J. Ouweneel, p. 117) Wat hij hier zegt komt
op het volgende neer: “Het is niet zo dat ik slechts op bepaalde gebieden van
leer van inzicht ben veranderd. De verandering ligt op een dieper niveau. Ik
ben anders tegen de leer en tegen het dogma aan gaan kijken. Ik zie het dogma
niet langer als een samenvatting van een Bijbelse waarheid die geloofd moet
worden. Zo dacht ik vroeger, maar nu niet meer. Ik zie het dogma tegenwoordig
als een gebrekkige menselijke theorie die we elkaar niet dwingend op mogen
leggen.” Volgens deze visie op
de leer kun je niet dogmatisch gezaghebbend spreken over de Schepping. Door
je omgang met de Bijbel heb je wel de intuïtieve ongestructureerde
geloofskennis dat God de schepper is. Maar als je dat nader probeert te
formuleren dan kom je op het terrein van de theologie. We hebben allemaal de
geloofskennis dat God de schepper is. Maar het antwoord op de vraag hoe God
geschapen heeft, ligt op het terrein van de feilbare gebrekkige theologie. Je
kunt zeker niet dogmatisch zeggen: “Zo is het en zo is het niet”. Hieronder,
in punt 7, wordt aangetoond dat Ouweneel de botsing
tussen de traditionele evangelicals en de
theïstische evolutionisten lange tijd op deze manier heeft benaderd. Het gaat
volgens zijn visie op de theologie in deze kwestie slechts om theologische
theorieën. En daar moeten we niet dogmatisch in zijn, die theorieën (dogma’s)
moeten we elkaar niet opleggen, we moeten elkaar binnen de Bijbelgetrouwe
wereld op dit punt de ruimte geven. Voor een uitgebreidere
bespreking van zijn visie op het dogma, zie hoofdstuk 4 van het document “Wat
is er aan de hand in de evangelische wereld?”, de link staat
in deze voetnoot: n8 . 6.
Niet alleen wijsbegeerte der wetsidee
maar ook postmodern zuurdesem Het denken van Ouweneel over dogma en de leer wordt bepaald door de
wijsbegeerte der wetsidee. Maar dat is niet alles.
Hij is ook sterk beïnvloed door het postmodernisme. Het postmodernisme
stelt dat het niet mogelijk is om de objectieve door de schrijver bedoelde
betekenis van een tekst vast te stellen, omdat ieder de tekst leest vanuit de
eigen ervaringen en wereldbeschouwing. Ieder leest er daarom zijn eigen
verhaal in. Toegepast op de Bijbel houdt dit in dat het niet mogelijk is om
de door God bedoelde betekenis van een Bijbeltekst met zekerheid vast te
stellen. Daarmee wordt de begrijpelijkheid van de Bijbel ontkend. Het maakt
een gezaghebbend beroep op de Schrift onmogelijk. Het maakt ‘iets bewijzen
vanuit de Schrift’ onmogelijk. Als de postmoderne theorie waar is, dan kun je
niet met een beroep op de Schrift zeggen: “zo is het, zo moet het, dit moet
geloofd worden.” Je komt niet verder dan jouw subjectieve inzicht tegenover
het subjectieve inzicht van een ander. Ouweneel herhaalt ook dit verhaal weer in
zijn boek n9 . Hij zegt dat er wel een objectieve waarheid
is, maar dat ieder daar zijn eigen interpretatie van geeft. Ik citeer: “We mogen
het geloof in ‘een universele waarheid, zoals die in het evangelie aan alle
mensen gepredikt wordt’, nimmer loslaten – maar daarmee is nog niets gezegd
over de juiste manier van lezen van de Schrift. Er is de absolute, volmaakte
waarheid van God – maar onze (alledaagse of theologische) weergave en interpretatie van die waarheid is altijd relatief en gebrekkig.
Hoe anders zouden wij de grote meningsverschillen over bijvoorbeeld de doop,
het avondmaal, Israel, de kerkelijke ambten, de eschatologie … de
geestesgaven kunnen verklaren.” (p. 125,126) Hij spreekt in dit
citaat de geloofsbelijdenis van de postmodernist na. Het gevolg van die belijdenis
is de stelling: “Met de Bijbel komt je er niet uit. Kijk maar naar de grote
meningsverschillen onder de christenen.” Maar voor die
meningsverschillen is wel degelijk een andere verklaring te geven dan het onduidelijk
zijn van de Schrift. Zie punt 2 van deze Bijbelstudie over de
begrijpelijkheid van de Bijbel, klik hier. En zie ook hoofdstuk 2 van de studie “Wat is
er aan in de evangelische wereld?” n10
Ouweneel ondersteunt zijn ontkenning van de
begrijpelijkheid van de Schrift met enkele voorbeelden. Laten we één van die voorbeelden nader bekijken.
Ik citeer: “Je kunt een baptist of een pinksterchristen of een gereformeerde
in een kamer stoppen met alleen zijn Nieuwe Testament, je kunt hem zelfs een
lijst geven van alle Bijbelgedeelten waarin de woorden “vrouw” of “vrouwen”
staan, en hem genoeg tijd geven om uit te vinden wat volgens hen de meest
Bijbelse visie op de positie van vrouwen in de kerk is. Sommigen zullen naar
buiten komen en zeggen: vrouwen moeten terughoudend zijn – anderen zullen
zeggen: vrouwen zijn gelijkwaardig aan mannen, ook in de kerk” (p. 102). Ouweneel heeft het hier over de vraag of vrouwen al of
niet kerkelijke ambten mogen bekleden en of ze wel of niet geestelijk
onderwijs mogen geven aan volwassen mannen. Hij stelt hier, in “Adam waar ben
je”, dat christenen die het Nieuwe Testament hier over onderzoeken, er door onderzoek van de Bijbel niet uitkomen n11
. Nu is het merkwaardige
dat hij wel vindt dat de Bijbel begrijpelijk is als het gaat over de
interpretatie van Genesis 1-3 (p. 102). Terwijl er toch onder christenen die
claimen dat ze het gezag van de Bijbel aanvaarden op dit moment over deze
zaak verschil van inzicht is. Over deze kwestie is de Bijbel volgens hem
plotseling weer wel doorzichtig, begrijpelijk. Het lijkt er op dat er, in
zijn denken, toch onderwerpen zijn waar de Bijbel wel duidelijk over is. Hoe
zou Ouweneel bepalen welke onderwerpen dat zijn?
Hij heeft het over een verschil in de hermeneutiek. Maar beseft hij dan niet
dat, volgens zijn eigen inzichten, zijn theorie over het verschil in
hermeneutiek ook slechts een gebrekkige en feilbare theologische constructie
is die hij slechts vanuit zijn eigen achtergrond en belevingswereld op de
Bijbel projecteert? Want dat is het logische gevolg van zijn, door de
wijsbegeerte der wetsidee en het postmodernisme
gevormde, visie op de theologie, op de leer. Voor een
bespreking van het postmodernisme en het effect op ons verstaan van de
Bijbel, zie hoofdstuk 2 van het document “wat is er aan de hand in de evangelische wereld”
n12
. Zie ook deze
Bijbelstudie over de begrijpelijkheid van de Bijbel n13 . 7.
Ouweneel heeft
in het begin het theïstisch evolutionisme
ondersteund Toen ongeveer tien jaar
terug het theïstisch evolutionisme krachtig opkwam,
heeft, Ouweneel dan ook, geheel in lijn met zijn
visie op dogma, gepleit voor tolerantie. En door dat te doen heeft hij
indirect de zaak van het theïstisch evolutionisme
ondersteund. Hij ontkende in die
tijd dat het theïstisch evolutionisme een lering is
die het fundament van het christelijk geloof aantast. Er waren in die tijd
christenen die zeiden: “Alarm, dit tast het Schriftgezag aan, dit leidt
onvermijdelijk tot vrijzinnigheid, deze leer kan niet in orthodoxe kring
getolereerd worden.” Ook ik heb dit indertijd keer op keer gezegd n14
. Maar hij zei: “Wel nee, doe niet zo paniekerig. Ik sta zelf niet
achter het theïstisch evolutionisme, maar je kunt
wel orthodox en evangelisch zijn en tegelijkertijd in theïstische evolutie
geloven. Al die ‘alarm schreeuwers’ hebben ongelijk. Het gaat om een verschil
van inzicht binnen de kring van de Bijbelgetrouwe christenen, zoals je ook
verschillen van inzicht kunt hebben over bijvoorbeeld de doop.” Hij heeft in die tijd,
in 2006, samen met Cees Dekker een artikel geschreven voor het Nederlands
Dagblad. Dekker is een bekende theïstische evolutionist. De titel luidt: “Het
gaat om de verhouding tussen schepping en evolutie” n15 . In het artikel leggen Dekker
en Ouweneel uit dat er onder christenen
verschillende visies bestaan op de schepping. De ene groep neemt Genesis 1 en
2 letterlijk en zegt dat God direct de hoofdsoorten van de dieren heeft
geschapen. De andere groep neemt aan dat God het leven en de levensvormen via
een door Hem gestuurd proces van evolutie heeft laten ontstaan. Nadat Ouweneel en Dekker dit geconstateerd hebben, pleiten ze
voor verdraagzaamheid. Ik citeer uit het artikel: “Er bestaan dus
verschillende opinies, ook onder christenen die zichzelf beschouwen als
orthodoxe gelovigen. Wij willen er voor pleiten elkaar ruimte te geven
…” Dus, ruimte voor het theïstisch evolutionisme in
orthodoxe kring. In 2009 hebben een
aantal christenen de zogenaamde “scheppingsverklaring” opgesteld. Deze
scheppingsverklaring is een oproep om elkaar over en weer als orthodoxe
medechristenen te aanvaarden. De strekking van de verklaring is ongeveer als
volgt: “Een theïstische evolutionist gelooft dat God de schepper is. Volgens
hem heeft God alle levensvormen geschapen door middel van het proces van
evolutie. De traditionele gelovige, die Genesis 1 en 2 letterlijk leest,
gelooft ook dat God alles geschapen heeft. Niet door een proces van evolutie,
maar door een directe daad van God. Ze verschillen van inzicht over de wijze
waarop God geschapen heeft, maar ze zijn het er beiden over eens dat alles
door God geschapen is. Ze zijn het dus op het punt waar het werkelijk om gaat
eens. Dus wat is eigenlijk het probleem? Het verschil van inzicht over hoe
God alles heeft geschapen moet kunnen onder orthodoxe christenen. ” Ouweneel heeft indertijd de scheppingsverklaring
ondertekend en zo de theïstische evolutionisten respectabiliteit gegeven en een legitieme
plaats in evangelische en orthodox reformatorische kring. Door dat te doen heeft
hij de christenen die waarschuwden dat het theïstisch evolutionisme
de fundamenten van het christelijk geloof aantast, tegengesproken en
tegengewerkt en heeft hij de arm van de theïstische evolutionisten versterkt.
Daar komt hij nu op terug. Want met terugwerkende kracht erkent hij nu dat
degenen die toen, in die tijd, protesteerden en zeiden dat dit echt niet kon,
gelijk hadden. Zie bijvoorbeeld zijn
betoog op p. 112-114. 8.
Verblind door zijn filosofische kijk op de leer Hoe komt het dat het zo
lang heeft geduurd voordat tot hem doordrong dat theïstische evolutie een
gevaarlijk leer is? Een leer die na enige tijd het fundament onder het
christelijke geloof vandaan haalt? Waarom heeft het zo lang geduurd voordat
hij dit begreep? Het is immers geen hogere wiskunde om dat in te zien. Als
Adam en Eva in Genesis 1 en 2 geen letterlijke historische figuren zijn, dan
ook niet in Genesis 3, dan is het verhaal van de zondeval ook niet letterlijk
gebeurd, enzovoort. Het ontbrak ook niet
aan gelovigen die daar in die tijd op hebben gewezen. Zie als voorbeeld wat
ik geschreven heb, onder meer in een artikel voor het
Nederlands Dagblad n16 en in verschillende
van mijn nieuwsbulletins n17 en
in de door mij en anderen verspreide oproep tot verzet tegen
het theïstisch evolutionisme n18 . Ouweneels trage reactie en verkeerde inschatting zijn alleen
te verklaren door de geestelijke bijziendheid die het gevolg is van zijn door
de wijsbegeerte der wetsidee en het postmodernisme
besmette denken. Door zijn bedorven
denken kon hij ‘het voor de hand liggende’ niet meer zien. Pas toen hij het
voor zijn ogen zag gebeuren dat theïstische evolutionisten de historische
Bijbelse Adam begonnen te loochenen, brak het licht door de mist van zijn filosofische theorieën heen n19 . Daar schrijft hij over op bladzijde 11 van het
“woord vooraf” van “Adam waar ben je?” Toen drong tot hem door: “’het
theïstisch evolutionisme is een gevaarlijke leer
die leidt tot aantasting van het Schriftgezag en tot vrijzinnigheid”. 9.
Hij stapt een moment uit zijn filosofische
bubbel Eindelijk ziet Ouweneel in dat het theïstisch evolutionisme
een “verderfelijke ketterij” is (2 Petrus 2:1. NBG)
en dat die leer niet getolereerd kan worden. Maar hij zat met een probleem.
Vanwege zijn visie op het dogma en de leer kan hij dat eigenlijk niet
‘vinden’. Want je kunt, zo luidt de theorie, niet met zekerheid vaststellen
wat de objectieve boodschap van de Bijbel is. Als je twee christenen met een
Bijbel in een kamer zet komt de ene er uit met het theïstisch evolutionisme en de ander met het creationisme. Zie hierboven
punt 6. En we hebben wel de geloofskennis dat God de schepper is, maar als we
dat nader gaan invullen en omschrijven dan eindigen we slechts met gebrekkige
menselijke theorieën die niet gezaghebbend zijn. Zie hierboven punt 5. Ouweneel heeft dat dilemma opgelost door tijdelijk zijn
‘wijsgerige pet’ af te zetten. Hij heeft weer even de pet van de, door hem zo
bestreden, fundamentalisten opgezet. Plotseling gaat hij er weer vanuit dat
de Bijbel duidelijk is en dat je de juiste betekenis kunt vaststellen en dat
je gezaghebbend dogmatisch kunt spreken. Want dat is precies wat hij doet in
zijn verwerping van het theïstische evolutionisme.
Tegen al zijn filosofische en theologische theorieën in, gaat hij daarbij uit
van de uitgangspunten van de traditionele evangelicals.
Die er vanuit gaan dat de Bijbel wel duidelijk is en dat het mogelijk is om
de juiste leer van de Bijbel over allerlei zaken met zekerheid vast te
stellen. Hij wijst er op dat we
de teksten over Adam en Eva uit Genesis 1 en 2 letterlijk moeten nemen, omdat
Jezus en Paulus dat ook deden. En hij zegt dat theïstisch evolutionisme
het hele gebouw van de theologie aantast en ook het Schriftgezag (pp. 11 en
21). Ja, hij gebruikt zelfs het door hem zo verfoeide ‘hellend vlak’
argument. Hij zegt dat theïstisch evolutionisme
onvermijdelijk leidt tot vrijzinnigheid. Ik citeer: “Dat kan nooit goed gaan;
uiteindelijk loopt dit hele denken, zoals sinds de verlichting steeds weer
gebeurd is, in voortschrijdende etappes uit op vrijzinnige theologie” (p. 15) Let op de emotioneel
geladen woorden die hij gebruikt bij zijn afwijzing van theïstische evolutie.
Hij spreekt over een ramp en rampzalig. Ik citeer: “Maar in mijn optiek is
hun manier om te proberen Genesis 1-3 te lezen door de bril van de evolutieleer
een ramp” (p.11). En “… ik zeg alleen dat ik hun resultaten als rampzalig
beschouw. Het is mijn vaste overtuiging dat zij niet alleen een Bijbelse
visie op de mens en op de zonde verliezen, maar uiteindelijk ook op de
Schrift, op het heil en Christus zelf.” (p.11) Aan de ene kant is het
werkelijk verheugend dat Ouweneel op deze manier
stelling neemt tegen het theïstisch evolutionisme.
Aan de andere kant is het ook bitter omdat hij nu zelf doet wat hij mensen
als mijzelf jarenlang heeft verweten. Hij gedraagt zich nu zelf als een
fundamentalist (lees: als een ouderwets evangelical).
Hij roept nu ook: “dit gaat mis, dit kan niet, dit loopt uit op een ramp”. Maar we moeten niet
denken dat dit betekent dat Ouweneel nu zijn
filosofische opvattingen heeft opgegeven. Hij is er alleen even uitgestapt.
Want direct nadat hij met zijn ‘fundamentalistische pet” op het theïstisch evolutionisme krachtig heeft weerlegd, zet hij weer snel
zijn ‘wijsgerige pet’ op. Hij is slechts even uit zijn filosofische bubbel
gestapt, om er daarna weer snel in te stappen. In “Adam waar ben je?”
verdedigt en verkondigt hij nog steeds zijn filosofische kijk op de Bijbel en
de leer. Hij gaat in dit boek
een moment tegen zijn eigen theorie in. Hij gaat er vanuit dat de Bijbel
duidelijk is over de schepping. Maar als het gaat om bijvoorbeeld de positie
van de vrouw in de gemeente is de Bijbel volgens hem plotseling niet meer
duidelijk (p. 102). 10. Zijn
negatieve benadering van het jongeaardecreationisme In “Adam waar ben je?”
zet Ouweneel zich, zoals hij dat sinds zijn
“filosofische” wending telkens weer heeft gedaan, af tegen het creationisme. Zo noemt hij Henry
Morris, de invloedrijke pionier van het creationisme, een literalistische,
scientistische, concordist
(p. 104). Hij verwijt hem en de andere creationisten dat ze wetenschap
inlezen in Genesis 1 (p. 102). Het is droevig dat hij ook van de
creationisten weer een karikatuur maakt. Het is belachelijk dat
hij veronderstelt dat jongeaardecreationisten niet inzien
dat de Bijbel bij het spreken over de natuur de gewone dagelijks spreektaal
gebruikt. Uiteraard spreekt de Bijbel niet over de natuur in de vaktaal van
de hedendaagse natuurwetenschap. Maar wat de Bijbel zegt heeft wel betekenis
voor de natuurwetenschap. In zijn afzetten tegen
het jongeaardecreationisme, mist hij volledig de
kern van hun boodschap. Het fundamentele uitgangspunt van het creationisme is
dat we rekening moeten houden met wat de Bijbel zegt over de natuur, bij de
bouw van onze theoretische verklarende modellen. Denk bijvoorbeeld aan de
invloed van de zondvloed op de vorming van de aardlagen. Het creationisme
stelt dat de gegevens die we kunnen verzamelen beter in een scheppingsmodel
passen dan in een evolutie en/of big bang model. In hun geschriften proberen
ze dat aan te tonen. Hoezo inlezen van
wetenschap in de Bijbel? Het kan zijn dat sommigen onzorgvuldig zijn of soms
niet overtuigend, maar dat doet niets af aan de legitimiteit en juistheid van
hun fundamentele benadering. Achter Ouweneels
afwijzing van het jongeaardecreationisme zit zijn
afwijzing van het letterlijk nemen van Genesis 1-3, waar de creationisten van
uitgaan. 11. Het
gevaar dat Ouweneel weer op het schild wordt
gehesen Het gevaar bestaat dat Ouweneel weer op het schild wordt gehesen als de kampioen
van de orthodoxie. Christenen zien dat hij theïstische evolutie afwijst en
daarom denken ze dat hij weer aan de kant van de orthodoxe christenen staat.
Dat is zoals hierboven is uitgelegd niet het geval. Je krijgt in het boek
tegelijk met zijn verwerping van het theïstisch evolutionisme
ook zijn, door de wijsbegeerte der wetsidee en het
postmodernisme gevormde, alles relativerende kijk op de leer erbij. En zijn
verzet tegen “literalisme”. Zijn kritiek op het jongeaardecreationisme. Enzovoort. Bovendien moeten we
niet de enorme geestelijk schade vergeten die hij in de loop der jaren heeft
aangericht. Denk bijvoorbeeld aan zijn standpunt over homoseksualiteit.
Homoseksualiteit is volgens hem niet door God bedoeld, maar het is ook geen
ernstige zonde. Praktiserende homoseksuelen die in trouw met elkaar leven
(getrouwd zijn) moeten in de gemeente aanvaard worden, ze mogen aan het
avondmaal meedoen en aan alle andere activiteiten. Hij raadt alleen aan om ze
in de gemeente geen leidende functies te geven. Dit heeft hij geschreven in
hoofdstuk 7 van zijn boek “Seks in de Kerk” n20 . Zo heeft hij de deur naar
het in de gemeenten tolereren van homoseksuele relaties opengezet. Hij geeft
er in het boek een theologische onderbouwing voor. Om dit te kunnen beweren,
moest hij eerst de zes teksten waarin de Bijbel uitdrukkelijk uitspreekt dat
homoseksueel contact een ernstige zonde is, wegredeneren. Dat doet hij dan
ook in “Seks in de Kerk”. Zie de
nieuwsbulletins 12 , 13 en 14 waar dit wordt besproken, daar staan ook de
letterlijke citaten uit Ouweneels boek. Voor de
nieuwsbulletins, klik hier: http://www.toetsalles.nl/lo2.htm Het is buitengewoon
ernstig wat hij in de voorbije dertig jaar heeft gedaan. Op een cruciaal
moment in de geschiedenis van de EO heeft hij het bestuur van de EO de
verkeerde kant opgestuurd. Voor het eerst werd er een programma uitgezonden
waarin de evangelische schriftvisie werd ondergraven. Daar heb ik het bestuur
op aangesproken. Het bestuur heeft toen Ouweneel geraadpleegd n21
en die heeft mijn bezwaren, vanuit zijn door de wijsbegeerte der wetsidee gevormde filosofie, afgewezen. Daarop heeft het
bestuur mij gemeld dat ze over de onfeilbaarheid van de Schrift geen standpunt zouden innemen n22 . Hun
standpunt kwam neer op: “We kunnen en willen elkaar niet onze theologische
theorie over de Schrift opleggen.” Ook voor het toelaten van
rooms-katholieken bij de EO heeft hij de theoretische basis verschaft. Op het
rationeel logische niveau van de theologie zijn er, zo luidt zijn theorie,
wel behoorlijke verschillen tussen protestant en rooms-katholiek, maar op het
dieper geloofsniveau is er eenheid n23 . De EO is inmiddels zo
ver gezonken dat ze een praktiserende homoseksuele predikant van een volledig
vrijzinnige kerk als medewerker hebben aangenomen n24 . Zijn kerk adverteerde met
de provocerende slagzin: “Mijn God trouwt homo’s”. Hier heeft Ouweneel nog wel tegen geprotesteerd, maar hij had niets
meer waarop hij zich kon beroepen. Hij kon het bestuur en directie niet meer
aanspreken met het Woord van God, want door zijn visie op de leer en de
doorzichtigheid van de Bijbel had hij een beroep op de schrift al onmogelijk
gemaakt. Instituten die met Ouweneel samengaan gaan geestelijk dood. Ze raken van het
goede spoor. Hij geeft ze de “kiss of death”. Dat is gebeurd met de EO en met de EH. Ik weet
niet hoe het zit op de ETF, maar hij heeft als hoogleraar de ene lichting
studenten na de andere besmet met zijn
relativering van het dogma en met zijn kritiek op het letterlijk lezen van
Genesis 1 en 2. Bedenk dat Ouweneel een man zonder vaste grond is, dat is zo sinds
hij de wijsbegeerte der wetsidee heeft omarmd.
Vandaar zijn ommezwaaien. Het ene moment leert hij dat de Bijbel een
verouderd wereld beeld heeft (“Het woord van God”) en even later leert hij
aarzelend dat de Bijbel dat niet heeft (“Adam waar ben je?). Je weet bij hem
vandaag niet wat hij morgen weer zal beweren. Ondanks al zijn
capriolen is het toch verheugend dat hij het evangelie verdedigt door zich te
verzetten tegen het theïstische evolutionisme. Het
is te hopen dat hij zich daarnaast ook afkeert van zijn filosofische
dwaalwegen en van andere valse leringen, bijvoorbeeld zijn standpunt over
homoseksualiteit. Het lijkt onmogelijk, maar wat bij mensen onmogelijk is, is
wel mogelijk bij God. Intussen past nog steeds een waarschuwing voor Ouweneel en voor zijn gevaarlijke gedachtegoed. “Ziet toe, dat niemand
u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de
overlevering der mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus” (Kolossenzen 2:8) ----------------------------------------------------------- De eindnoten 1./ Ik citeer: “Op een groot
aantal vragen heb ik gewoon nog geen
definitieve antwoorden, of vele voorlopige antwoorden, die ik liever voor
mijzelf houd … wat is de juiste
exegese van de vele bijzonderheden in Genesis 1-3” (p. 10,11).” Hij noemt het
‘bijzonderheden’, maar in werkelijkheid gaat het om vragen als: gaat het in
Genesis 1 om dagen van 24 uur, of gaat het om veel langere tijdsperioden? Of
gaat het zelfs helemaal niet om elkaar opvolgende dagen/tijdsperioden? Zijn
de dagen slechts een literair vorm die gebruik is om het feit dat God alles
geschapen heeft pakkend te verwoorden (dit wordt de kadertheorie
genoemd)? (terug)
2./ Zie
dit artikel op de site
van het Logos Instituut: https://logos.nl/aarde-is-niet-plat-in-de-bijbel/.
In hoofdstuk 4 van Paul’s boek
“Oorspronkelijk“ wordt
het nog diepgaander besproken. (terug) 3./ Hij maakt een
lachwekkende karikatuur van wat hij een literalist
noemt. Alsof wij, als traditionele evangelicals,
geen oog zouden hebben voor metaforen en antropomorfismen. Alsof we geen oog
zouden hebben voor de literaire genres en de bijzonderheden van de
geschiedschrijving uit de tijd van de Bijbel. Alsof wij alles altijd
letterlijk zouden nemen. We gaan uit van de normale primaire betekenis van
een woord, tenzij er vanuit de Bijbel goede redenen zijn om dat niet te doen.
Dit hermeneutisch principe passen we ook op Genesis 1 en 2 toe. (terug) 4./ Dit
is een goed voorbeeld van het subtiele spel met woorden, definities en
onderscheidingen dat Ouweneel voortdurend speelt.
Hij heeft het hier niet over de letterlijk historische uitleg van Genesis 1-3. Maar over de letterlijk historische betekenis. Is er verschil? In zijn
onnavolgbare sofistisch geredeneer waarschijnlijk wel. (terug) 5./
Zie www.toetsalles.nl/htmldoc/ouw2.htm (terug)
6./ http://www.toetsalles.nl/htmldoc/ouw.htm (terug)
7./ Ik citeer uit “Het Woord van God”:
“Vanwege het transcendente karakter van inspiratie is het, zoals eerder
gezegd, onmogelijk haar precieze aard in begrippen uit te drukken (WvG 285) (terug) 8./ Zie hoofdstuk 4 van het rapport “Wat is er aan de
hand in de evangelische wereld”. U kunt het
rapport downloaden (in Word) met deze link: http://www.toetsalles.nl/wordbest/watis.doc (terug)
9./ Zie ook pagina 124. Daar
herhaalt hij de postmoderne stelling dat feiten altijd
theoriebeladen zijn en dat feiten daarom altijd
subjectief zijn. Er zijn geen objectieve feiten waar je een beroep op kan
doen om de ander te overtuigen. Bijvoorbeeld het objectieve feit van de
opstanding. Dit wordt besproken en weerlegd in hoofdstuk 2 van het rapport “Wat is er aan de hand in de evangelische wereld”. We zijn niet opgesloten in een hermeneutische cirkel. (terug) 10./ U kunt het rapport downloaden
met deze link: http://www.toetsalles.nl/wordbest/watis.doc (terug)
11./ Dit is onzin. Onder alle protestantse
en evangelische christenen was er grote eenstemmigheid over de positie
van de vrouw. Over enkele grote lijnen was iedereen het eens. In ieder geval
geen leiding geven aan en onderwijzen van volwassen mannen. Dat er nu
verschil van inzicht is, komt daar de druk van de door het feminisme bepaalde
cultuur waarin we leven. Voor een Bijbelstudie over de positie van de vrouw,
klik hier: http://www.honderdbijbelstudies.nl/lessen-over-de-gemeente/55-de-positie-en-de-taak-van-de-vrouw-in-de-gemeente/ (terug)
TERUG11 12./ Zie hoofdstuk 2 van het rapport “Wat is er aan de hand in de
evangelische wereld”. U kunt het rapport downloaden (in Word) met deze
link: http://www.toetsalles.nl/wordbest/watis.doc . (terug)
13./
http://www.honderdbijbelstudies.nl/de-leer-over-de-bijbel/47-de-bijbel-is-begrijpelijk/ (terug) 14./ + Zie het door mij geschreven artikel in het Nederlands Dagblad van 29 September 2015. Dit is de link: https://www.nd.nl/nieuws/opinie/evolutie-en-schepping-gaan-niet-samen.904719.lynkx + Zie de nieuwsbulletins 7, 24, 25, 26 en 28. Ze zijn allen te vinden onder deze
link: http://www.toetsalles.nl/lo2.htm. Het eerste bulletin is al in 2006 geschreven. + Zie ook de oproep tot verzet tegen theïstische
evolutie: http://www.toetsalles.nl/htmldoc/oproep.htm. Deze oproep is in 2010 onder meer door Heartcry
overgenomen en verspreid: https://cip.nl/14162-arjan-baan-theistische-evolutie-gevaar-geestelijk-leven (terug)
15./ HIER15 Dit is de link naar het artikel in het archief van het
ND: https://www.nd.nl/nieuws/commentaar/het-gaat-om-verhouding-tussen-schepping-en.118138.lynkx Je
moet iets betalen om het archief te kunnen
raadplegen, als je zelf geen abonnement
hebt. Maar het artikel staat ook op een andere
site: https://vergadering.nu/leesmap20060422nd-schepping-evolutie.htm Mijn nieuwsbulletin 7 was een reactie op dit artikel.
Dit is de link naar het nieuwsbulletin: http://www.internetbijbelschool.nl/htmldoc/nieuwsbul7a.htm (terug)
16./ Zie het door
mij geschreven artikel in het Nederlands Dagbald van 29 september 2015. Dit is de link: https://www.nd.nl/nieuws/opinie/evolutie-en-schepping-gaan-niet-samen.904719.lynkx (terug)
17./ Zie de
nieuwsbulletins 7, 24, 25, 26 en 28. Ze zijn allen te vinden onder deze
link: http://www.toetsalles.nl/lo2.htm. Het eerste bulletin is al in 2006 geschreven.(terug)
TERUG17 18./ Zie ook de oproep tot verzet tegen
theïstische evolutie : http://www.toetsalles.nl/htmldoc/oproep.htm. Deze oproep is in 2010 onder meer door Heartcry
overgenomen en verspreid: https://cip.nl/14162-arjan-baan-theistische-evolutie-gevaar-geestelijk-leven (terug) 19./ Ik citeer: “ Toen ik begon te
lezen over de evolutionaire
visies van deze auteurs (waaronder G. van den
Brink, opmerking van mij)
besefte ik: dit is niet de weg” (p.11) (terug) 20./ Voor de details en de citaten uit Seks in de Kerk, zie de nieuwsbulletins 12, 13 en
14. U
kunt ze hier direct aanklikken, ze zijn ook
te vinden via deze link: http://www.toetsalles.nl/lo2.htm. Zie ook mijn
overzichtstudie “De Bijbel
over homoseksualiteit”, http://www.toetsalles.nl/htmldoc/homo.ha.htm in
het bijzonder punt 11, en daarvan
weer speciaal het gedeelte over Ouweneel. (terug)
21./ Ouweneel heeft mij op verzoek van ds. Van der Veer
toen ook persoonlijk geschreven en een door hem geschreven artikel met zijn nieuwe visie op dogma toegestuurd. Om me duidelijk te maken dat
we de leer over de woordelijke inspiratie
en de onfeilbaarheid van de bijbel
niet aan elkaar op zouden moeten leggen. De brief zit nog in mijn archief. (terug)
22./ Zie bijlage F van mijn rapport “Wat is er aan de hand in de
evangelische wereld?”. Daar
staat ook een deel van de correspondentie met het bestuur
van de EO. Op de toetsalles site zijn de voetnoeten weggevallen. Het rapport met de voetnoten
is wel in Word te downloaden: http://www.toetsalles.nl/wordbest/watis.doc (terug) 23./ Nachtboek
van de ziel, W.J. Ouweneel, p. 182. (terug) 24./ De
EO heeft recent de
in een homoseksuele relatie levende “dominee” Tom Mikkers
als programmamaker aangenomen. Zijn volledig vrijzinnig kerk, gebruikt in voorlichtingsmateriaal en op de site de provocerende slogan: “Mijn God trouwt homo’s”. https://www.remonstranten.nl/mijn-god-trouwt-ook-homos/?gclid=CMOwlo-V49QCFY4y0wodRGgNQg
. Ouweneel
heeft samen met een aantal anderen
hier wel tegen geprotesteerd, want dat vindt hij
zelfs te ver gaan. Maar
intussen heeft hij wel zelf
de muur van het woord van
God tegen homoseksualiteit
(de sleutelteksten) gesloopt. Dit protest
was onderdeel van een breder protest tegen opnieuw een koerswijziging
van de EO. De directie stelt
dat de EO er is voor de gehele breedte van de protestantse stroming en dus ook voor het vrijzinnige deel. Vandaar dat ze
nu ook vrijzinnig personeel aannemen. (terug) |