(tweede verbeterde
versie) Messiaanse christenen. In hoeverre is de wet van Mozes nog geldig? De messiaanse christenen zijn van mening dat
wij, als christenen, de volledige wet van Mozes moeten houden. In de wet van Mozes staat de opdracht
om de sabbat te houden, om de Joodse feesten te vieren, om bepaalde dieren niet
te eten (om kosjer te eten), om allerlei dierenoffers
te brengen. Als je van mening bent dat de volledige wet van Mozes voor de
christenen geldt, dan moet je al die dingen doen. We zullen in de Bijbel nagaan of ze gelijk
hebben. Maar voor we dat doen is het belangrijk om eerst na te gaan wat de wet
van Mozes is. Waar hebben we het over als we over de wet van Mozes spreken? Een overzicht van deze studie: h1. Wat is de wet van Mozes? h2. Morele en ceremoniële geboden h3. Het Bijbelse standpunt: wel de morele geboden,
niet de ceremoniele h4.
Het Bijbelse bewijs dat de ceremoniële wet niet meer van kracht is h5.
De voornaamste tegenwerping: Jezus is niet gekomen om de wet te
ontbinden h6. Jezus hieldt zelf de
sabbat, moeten wij dat ook niet doen? h7.
Het argument dat het Oude Verbond is eeuwig h8.
Christenen zijn alleen in één bepaald opzicht aan de wet gestorven h9.
Nog 10 argumenten die messiaanse christenen gebruiken h10. Conclusie h11. Het gevaar van het standpunt van de
messiaanse christenen h12. Maar mag het dan niet vrijwillig? 1. Wat is de wet van Mozes? De wet van Mozes bestaat uit de wetten die
God bij de verbondssluiting bij de berg Sinaï aan het
volk Israel heeft gegeven (Exodus 19 en de volgende hoofdstukken). In de boeken
Exodus, Numeri, Leviticus
en Deuteronomium staan de geboden en voorschriften die samen de wet van Mozes
vormen. 2. Morele en ceremoniële
geboden In de geboden van de wet van Mozes zijn twee
hoofdgroepen te onderscheiden[1]. Er worden morele geboden gegeven. Dat
zijn de regels over hoe mensen met God en met elkaar om moeten gaan. De kern
daarvan is dat we God moeten liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf.
Al de morele geboden zijn daar een uitwerking en invulling van. En er worden ceremoniële geboden
gegeven. Er worden allerlei voorschriften voor de Joodse eredienst gegeven. Het
gaat onder meer om regels voor het brengen van offers, voor de dienst van de
levieten en de priesters, voor het houden van feesten. Er staan ook voedselwetten
in, met regels over welke dieren je wel of niet mag eten. Bijbelleraren spreken daarom wel over de
morele en de ceremoniële wet. Samen vormen zij de wet van Mozes. Bij de ceremoniële wet gaat het niet over de
wijze waarop wij met elkaar om moeten gaan, het gaat daar over allerlei ceremonieën,
over het op de juiste wijze brengen van offers, het op de juiste wijze en op de
juiste tijd vieren van feestdagen, enzovoort. En over zaken als het wel of niet
eten van bepaalde dieren. 3. Het Bijbelse standpunt: wel de morele geboden,
niet de ceremoniële Het is duidelijk dat de Joodse mensen die
leefden voor de dood en opstanding van Jezus gebonden waren aan de gehele wet
van Mozes. Ook Jezus hield zich volledig aan de wet van Mozes. De vraag is: “hoe
het zit met ons christenen?” Zijn ook wij nog gebonden aan de wet van Mozes?
Moeten we naast de morele geboden ook nog steeds de ceremoniële geboden
naleven? Moeten we de voedselwetten nog onderhouden en kosjer
gaan eten, moeten we de (zaterdag) sabbat houden, nog dierenoffers brengen en
allerlei feesten vieren op de in de wet van Mozes voorgeschreven tijd en wijze? Zowel reformatorische als evangelische
christenen leren dat na de dood en opstanding van Jezus de ceremoniële geboden
zijn afgeschaft. Alleen de morele geboden zijn nog van kracht. Dat is, zoals
hieronder zal wordt aangetoond, het Bijbelse standpunt. Het standpunt van de
messiaanse christenen dat ook het ceremoniële deel van de wet nog geldig is, is
in strijd met de Bijbel. 4. Het Bijbelse bewijs dat de
ceremoniële wet niet meer van kracht is 4.1. In Handelingen 15 staat het
antwoord Door de zendingsreizen van Paulus waren vele
mensen uit heidense achtergrond tot geloof gekomen. Die leefden voor hun
bekering niet naar de wet van Mozes. Zij aten niet volgens de oudtestamentische
voedingsregels, zij hielden de sabbat niet, zij brachten geen in de wet van
Mozes voorgeschreven dierenoffers, zij waren niet besneden, enzovoort. De vraag
die op kwam was: “Hoe moeten deze bekeerde heidenen gaan leven? Moeten ze, nu
ze bekeerd zijn, ook naar de ceremoniële wet van Mozes gaan leven?” Dat wil
zeggen moesten ze als Joden gaan leven en zich als teken daarvan ook laten
besnijden? Paulus en Barnabas leerden dat de bekeerde
heidenen het ceremoniële deel van de wet van Mozes niet hoefden te onderhouden.
Andere christenen waren het daar niet mee eens. Zij waren van mening dat de
bekeerde heidenen ook het ceremoniële deel van de wet moesten naleven. Ze
vonden dat deze bekeerde heidenen zich moesten laten besnijden en de gehele ceremoniële
wet houden. Over deze kwestie ontstond een botsing in de gemeente van Antiochië. Ze kwamen er daar niet uit. Daarom legden ze de
vraag voor aan de apostelen en aan de oudsten van de gemeente van Jeruzalem
(Handelingen 15:1-4). In Handelingen 15:4-21 lezen we het verslag van de
bespreking. De conclusie was dat de bekeerlingen uit de heidenen het ceremoniële
deel van de wet niet werd opgelegd. “Maar er stonden uit de partij der Farizeeën
enigen op, die gelovig geworden waren, en zeiden, dat men hen moest besnijden
en gebieden de wet van Mozes
te houden.En
de apostelen en de
oudsten vergaderden om deze aangelegenheid te overwegen.” (Handelingen
15:5,6) Dit was het eindoordeel van de apostelen: “Daarom
ben ik van oordeel, dat men hen, die zich uit de heidenen tot God
bekeren, niet verder moet lastig vallen, maar
hun aanschrijven, dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van
bloed.” (Handelingen 15:19,20). De christenen uit de
heidenen moesten niet worden ‘lastig gevallen’ met het onderhouden van de ceremoniële
wet! Dat was de conclusie, dat was het besluit. Uitleg over de vier geboden die nog wel werden opgelegd Die vier geboden (:20)
werden opgelegd om te voorkomen dat christenen uit de heiden onnodig aanstoot zouden
geven aan de christenen uit Joodse achtergrond. Het moest voor de Joodse christenen
duidelijk zijn dat de christenen uit heidense achtergrond volledig gebroken hadden
met de heidense godsdiensten en met de heidense godsdienstige gebruiken waar de
Griekse en Romeinse cultuur van die tijd mee doortrokken was. Om dat duidelijk
te maken moesten ze speciaal deze vier dingen in acht te nemen. (1) Je
onthouden van wat door afgoden is bezoedeld. Als iets met afgoderij was
verbonden, dan moest je er mee breken, er afstand van nemen. (2) Hoererij is
natuurlijk in het algemeen verboden, waarschijnlijk gaat het hier om de in die
tijd veel voorkomende tempelprostitutie. (3,4) Ook moesten de christenen uit de
heidenen zich onthouden van het verstikte en bloed. Van kindsbeen af aan was de
Joden ingescherpt dat ze geen bloed mochten eten. Daar kan het met te maken
hebben. Die gevoeligheid moest worden ontzien. Het kan ook te maken hebben met
de heidense godsdiensten, waar in de eredienst ook vaak bloed werd vergoten of
waar beesten werden gedood door verwurging. 4.2. Dit wordt bevestigd in de
brieven van het Nieuwe Testament Het besluit van de apostelen uit Handelingen
15, wordt bevestigd door het onderwijs van de apostelen in de brieven van het
Nieuwe Testament. In de brieven gaan de apostelen zelfs nog een stap verder,
want uit hun onderwijs blijkt dat de ceremoniële wet ook voor de christenen uit
de Joden niet verplicht is. De brieven van het Nieuwe Testament zijn het
gedeelte van de Bijbel dat direct tot christenen is gericht. Ze zijn geschreven
aan christenen: aan christelijke gemeenten, aan groepen christenen, aan
christelijke werkers als Timotheus en Titus. Als
christenen moeten wij volharden in het onderwijs der apostelen (Handelingen
2:42). Het onderwijs van de apostelen vinden we in de brieven van het Nieuwe
Testament, van de Romeinenbrief tot en met de brief van Judas. Wat staat er in de brieven over de ceremoniële
wet? Wat zeggen de brieven over de sabbat, over de Joodse feesten, over de
voedselwetten en over de in de wet voorgeschreven offers? Het eerst wat opvalt,
is wat er niet staat. Als de christenen nog steeds de Joodse
feesten, de voedselwetten en de zaterdag sabbat hadden moeten onderhouden, dan
zou dat teruggekomen zijn in de brieven van het Nieuwe Testament. Maar dat
is niet het geval, integendeel. Nergens staat een aansporing tot het
onderhouden van deze dingen. Er wordt zelfs gewaarschuwd tegen de idée dat de ceremoniële wet nog steeds geldig is. Tegen het
verplicht opleggen van bijvoorbeeld het vieren van de Joodse feesten. En tegen
de idée dat het vieren van die feesten, een speciale
zegen zou brengen. We zullen hieronder doornemen wat de
apostelen schreven over de voedselwetten, over het houden van de sabbat en de Joodse
feesten en over het brengen van offers. 4.2.1. De voedselwetten Uit het onderwijs van de apostelen in de
brieven blijkt dat de voedselwetten van de wet van Mozes niet meer geldig zijn.
Paulus zegt dat wat je eet je niet dichter bij of verder weg van God zal
brengen (1 Korinthe 8:8). Dat alles wat God geschapen
heeft goed is (1 Timotheus 4:3,4). En dat niets uit
zichzelf onrein is (Romeinen 14:14). Dit komt overeen met wat Jezus over deze
kwestie had geleerd. In Zijn onderwijs over wat een mens rein en onrein maakt, had
Jezus alle voedsel rein verklaard. “En zo verklaarde Hij [Jezus] alle spijzen rein.” (Marcus 7:19). Niet wat je eet, maakt een mens onrein, maar
de zondige dingen die uit je hart komen, die maken een mens onrein. En het komt overeen met wat God Petrus persoonlijk had duidelijk gemaakt in een visioen.
Hem was te kennen gegeven dat hij het onderscheid tussen reine en onreine
dieren moest loslaten (Handelingen 10:14,15). Het kosjer
eten is afgeschaft in de gemeente van Jezus Christus. Daar stopte Petrus dan ook mee. Hij at gewoon samen met christenen uit
de heidenen die de voedselwetten niet in acht namen. Later kwam hij daar, in
een moment van zwakte, weer op terug. Maar toen heeft Paulus hem krachtig
terecht gewezen (Galaten 2:11-14). Dit zei Paulus tegen Petrus
toen hij weer begon met het naleven van de voedselwetten uit angst voor
kritische medegelovingen uit Joodse achtergrond:
“[Toen] … zeide ik tot Kefas [Petrus]
ten aanhoren van allen: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidens en niet naar Joods gebruik
leeft, hoe kunt gij dan de heidenen dwingen zich als Joden te gedragen?” (Galaten 2:14). Jezus, Paulus en Petrus
gaan op het punt van voedsel lijnrecht
in tegen de wet van Mozes. Want in de wet van Mozes wordt uitdrukkelijk
geboden om de voedselwetten te houden. Daar staat: “Maakt
dan scheiding tussen rein en onrein vee en tussen onreine en reine
vogels, opdat gij uzelf niet verfoeilijk maakt door vee en vogels en alles wat op de
aarde kruipt, dat Ik u ontzegd heb door het onrein te verklaren.” (Leviticus 20:25). In de
wet van Mozes staat dat je, jezelf verfoeilijk maakt, als je onreine dieren
eet. Maar Jezus en de apostelen zeggen dat je alles mag eten. Dit bevestigt dat het ceremoniële deel van de wet van Mozes voor christenen niet meer geldig is.
Niet alleen voor de christenen uit de heidenen, zoals in Handelingen 15 was
besloten, maar voor alle christenen. 4.2.2. De sabbat en de feestdagen Hoe zit het met de sabbat en de Joodse
feesten? Die worden immers nadrukkelijk voorgeschreven in de wet van Mozes. “Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt; zes
dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de
zevende dag is de sabbat
van de Here, uw God; dan zult gij geen werk doen” (Exodus 20:10). Ook
de feesten zijn in de wet van Mozes voorgeschreven. Dat staat bijvoorbeeld in Leviticus 23. “Dit zijn de feesttijden
des Heren, heilige samenkomsten, die gij
uitroepen zult op de daarvoor bepaalde tijd.” (Leviticus
23:4) Zijn deze voorschriften nog geldig voor de
christenen? Het antwoord is al voor een deel gegeven in de bespreking van
Handelingen 15. Het antwoord is ‘nee’. De christenen uit heidense achtergrond wordt
de ceremoniële wet niet opgelegd. “Want het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit
noodzakelijke: onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van
het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl
doen. Vaart wel!” (Handelingen 15:28,29). In Handelingen 15 gaat
het over christenen uit heidense achtergrong, maar
ook voor christenen uit Joodse achtergrond is het naleven van de ceremoniële
weg geen verplichting. Dat blijkt uit alle Bijbelgedeelten die in dit hoofdstuk
(hoofdstuk 4) worden besproken. Hierboven is bijvoorbeeld besproken dat Jezus
en Paulus alle voedsel rein verklaren. Als alle voedsel rein is, dan geldt dat
ook voor joodse christenen. En hieronder zullen we zien dat Paulus alle dagen
gelijk verklaart. En als alle dagen gelijk zijn, dan geldt dat ook voor Joodse
christenen. Dat de opdracht tot het
houden van de feesten en tot het houden van de sabbat niet meer geldt, wordt bevestigd in het onderwijs van de apostelen. We zullen wat ze daarover
leren op een rij zetten. + Nergens sporen de apostelen de christenen aan om de sabbat of de Joodse
feesten te houden. In het onderwijs van de apostelen, zoals we
dat in de brieven van het Nieuwe Testament vinden, worden negen van de tien
geboden herhaald, maar niet het sabbatsgebod. Dit bevestigt dat het
sabbatsgebod bij het ceremoniële deel van de wet van Mozes hoort, dat voor
christenen niet meer geldig is. De overige negen geboden zijn onderdeel van de
morele wet, die worden daarom alle negen in de brieven wel herhaald. Ook worden in de brieven van het Nieuwe
Testament de christenen nergens aangespoord tot het vieren van de Joodse
feesten. + Paulus zegt dat voor een christen alle dagen gelijk zijn Paulus zegt in de
Romeinenbrief dat voor een christen alle dagen gelijk zijn. Hier is het
Bijbelgedeelte: “Aanvaardt de zwakke
in het geloof … De een gelooft,
dat hij alles eten mag, maar de zwakke eet plantaardig voedsel. Wie wèl eet, minachte hem niet, die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet,
want God heeft hem aanvaard. … Deze [immers] stelt de ene dag boven de andere, gene stelt ze alle gelijk..” (Romeinen 14:1-6) Iets over het verband waarin Paulus dit zegt.
Er waren in de gemeente van
Rome twee groepen gelovigen. De ene groep bestond uit christenen uit Joodse achtergrond,
de andere uit christenen uit heidense achtergrond. Dit leidde tot spanningen
over het onderhouden van het ceremoniële gedeelte van de wet van Mozes. Tot
spanningen over bijvoorbeeld het houden van de sabbat en de Joodse feesten en
over het toepassen van de voedselwetten. Sommige christenen uit Joodse
achtergrond bleven, ook nadat ze tot geloof in Jezus waren gekomen, leven naar
de wet van Mozes, inclusief voedselwetten en speciale dagen. Ze begrepen niet
dat ze in Christus vrij van deze inzettingen waren. Vandaar dat Paulus ze “zwak
in het geloof”(Romeinen 14:1,2) noemt. Ze legden zichzelf ten onrechte nog
steeds de ceremoniële wet van Mozes op. De anderen wisten dat ze in Christus
vrijgemaakt waren van de wet van Mozes. Daarom onderhielden ze de voedselwetten
en de feestdagen niet meer. Zij waren sterk in hun geloof. Paulus roept op tot wederzijdse verdraagzaamheid, maar intussen geeft
hij wel aan welke groep gelijk had. Degenen die nog steeds de ene dag boven de
andere stellen en die denken dat ze bepaald voedsel niet mogen eten, worden
zwak in het geloof genoemd. Tegenwerping Van de zijde van de messiaanse christenen
wordt wel beweerd dat het hier niet over een botsing tussen christenen uit Joodse
en heidense achtergrond gaat. Volgens hen gaat het in Romeinen 14 om christenen
uit heidense achtergrond, die hun heidense voedselwetten en hun heidense
feestdagen bleven houden. Dat ondersteunen ze door er op te wijzen dat hier
sprake is van christenen die alleen plantaardig eten (Romeinen 14:2). En dat
wordt niet in de wet van Mozes geboden. Dus, zo concluderen ze, het gaat hier
niet om de Joodse voedselwetten. Maar dat argument is niet overtuigend. Om
zichzelf in een heidense omgeving te beschermen tegen verontreiniging door het
eten van het vlees van onreine dieren, aten sommigen joden, in zo’n situatie, helemaal
geen vlees. Dat was de strategie die bijvoorbeeld Daniel en zijn vrienden ook
volgden. “En de koning
stelde voor hen een dagelijks rantsoen vast van de koninklijke
tafel en van de wijn,
die hij placht te drinken … Daniël
nu nam zich voor, zich niet te verontreinigen met de koninklijke
spijze of met de wijn
die de koning placht te
drinken; en hij verzocht de overste der hovelingen, dat hij zich niet zou
behoeven te verontreinigen … Neem toch met
uw dienaren gedurende tien dagen de proef: men geve ons groenten te eten en
water te drinken; … Voortaan nam de kamerdienaar hun
spijze en de wijn die zij
drinken moesten, weg en gaf hun groenten.” (Daniel 1:5-16) Het
gaat hier, in Romeinen 14:1,2 niet om heidense gewoonten. Het gaat om christenen
uit Joodse achtergrond die wilden blijven leven naar de ceremoniële wet. Zij
beschermden zich tegen verontreiniging bij de gezamenlijke maaltijden door
alleen plantaardig voedsel te eten en zij hielden nog steeds de sabbat. Dat
wordt ook bevestigd door wat Paulus verder nog zegt: “Wie
aan een bepaalde dag hecht, doet het om de Here, en
wie eet, doet het om de Here, want hij dankt God; en
wie niet eet, laat het na om de Here en ook hij dankt
God.” (Romeinen 14:6). Dit is de situatie: Degenen die alles aten en voor wie
alle dagen gelijk waren, deden dat, volgen Paulus, voor de Here.
Het zelfde zegt hij over degenen die niet aten en die de ene dag boven de
andere stelden. Ook zij deden dat, volgens Paulus, voor de Here.
Als het werkelijk om heidense gebruiken zou gaan, zou Paulus van dat laatste nooit
zeggen dat het “voor de Here is”. De hoofdstukken 14 en 15 van de Romeinenbrief zijn
één geheel, ze gaan over de wijze waarop christenen uit heidense en uit Joodse
achtergrond met elkaar om moeten gaan. De christenen uit de heidenen, die weten
dat ze vrij zijn van de ceremoniële wet, moeten de christenen uit Joodse
achtergrond, die zich nog aan de ceremoniële wet houden, niet verachten. En
andersom moeten de christenen uit Joodse achtergrond, die zich nog aan de
ceremoniële wet hielden, de andere christenen niet veroordelen. “Wie
wèl eet, minachte hem niet,
die niet eet, en wie niet eet, oordele hem niet, die wèl eet, want God heeft hem aanvaard.” (Romeinen 14:3). De toepassing van geheel het Bijbelgedeelte,
van Romeinen 14:1 tot en met Romeinen 15:13,
staat in Romeinen 15:7-9. Daar spreekt Jezus over de twee groepen: over de
besnedenen en over de heidenen. “Daarom,
aanvaardt elkander, zoals ook Christus
ons aanvaard heeft tot heerlijkheid Gods. Ik bedoel
namelijk, dat Christus
ter wille van de waarachtigheid Gods een dienaar van besnedenen
geweest is, om de beloften, aan de vaderen gedaan, te bevestigen, en
dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken, gelijk
geschreven staat: Daarom zal ik U loven onder de heidenen en uw naam met
snarenspel prijzen.” Van deze twee groepen zegt hij dat zij elkaar in de
gemeente van Jezus Christus moeten aanvaarden. + Paulus zegt dat we ons niet moeten laten veroordelen op het punt van
sabbat en de Joodse feesten “Laat dus niemand u
veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe
maan of de sabbatten. Deze zaken zijn een schaduw van de
toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus.” (Kolossenzen
2:16,17. HSV) Paulus zegt hier: Laat niemand je veroordelen
omdat je de Joodse ceremoniële wet niet houdt. Niet als het gaat om de
voedselwetten: “inzake eten of drinken”. En niet als het gaat om feestdagen of
de sabbat: “of op het punt van een feestdag …. of de sabatten”.
Er waren in de gemeente van Kolosse mensen die
leerden dat het vieren van de Joodse feesten en sabatten
noodzakelijk was, en ook het houden van de voedselwetten. En ze veroordeelden
de christenen die dat niet deden. Daarom zegt Paulus hier: “Laat
dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een
feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten”. Paulus geeft er een reden
bij, waarom we ons niet moeten laten veroordelen over het niet naleven van de ceremoniële
wet. Die reden staat in vers :17. + Paulus zegt dat de ceremoniële wet in Christus vervuld is Paulus legt uit waarom God de ceremoniële wet
heeft afgeschaft. De ceremonieën waren slechts een voorafschaduwing van wat
komen zou. “Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het
punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze
zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen,
maar het lichaam is van Christus.” (Kolossenzen
2:16,17. HSV) Met Christus en met het werk van Christus is
de werkelijkheid, waar de ceremonieën slechts een voorafschaduwing van waren,
gekomen. Als je de werkelijkheid hebt en beleeft, dat heb je de schaduwen niet
meer nodig. De sabbat was, net als alle andere onderdelen
van de ceremoniële wet, een schaduw van wat we als christenen nu al beleven.
Wij rusten in het volbrachte werk van Christus. Daar leven we uit. We zijn de
ware sabbatsrust ingegaan (Hebreeën 4:9,10). We zijn tot rust gekomen van onze
werken: “Hem echter, die niet werkt, maar zijn geloof
vestigt op Hem, die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid” (Romeinen 4:5). Het is volbracht
(Johannes 19:30). Of zoals het lied zegt: “Op het Godslam
rust mijn ziele, alle, alle, mijne zonden heeft zijn zoenbloed
weggedaan.” Tegenwerping Ook hier proberen messiaanse christenen te
bewijzen dat het in dit Bijbelgedeelte niet gaat om het opleggen van de Joodse ceremoniële
wet. Voor ik daar op antwoord, eerst iets over de achtergrond van de brief aan
de Kolossenzen. Valse leer in de gemeente In de gemeente van Kolosse
waren ‘’christenen” de gemeente binnengedrongen die een valse leer uitdroegen.
Het was een combinatie van Griekse filosofie, in de vorm van de gnostiek, met Joodse
en christelijke elementen. De gnostiek had een bepaalde kijk op de
werkelijkheid. De gnostici geloofden, onder invloed van het neoplatonisme, in
een onzichtbare en onkenbare hoogste God, waaruit lagere wezens uitvloeiden. Het
eerste wat uit de hoogste God uitvloeide waren halfgoden, lagere goden. Uit deze
halfgoden vloeiden weer engelen uit, daarna mensen, daarna de materie. De
hoogste God was zuiver goddelijk, de halfgoden half goddelijk, de engelen weer
minder goddelijk en de mensen nog minder, maar ook de mensen zijn in de kern nog
steeds goddelijk. De goddelijke vonk of ziel, was opgesloten in het menselijk lichaam,
in de materie. Jezus werd in deze filosofie ingepast als een
halfgod, als een uitvloeiing van de hoogste God. Zo probeerden deze mensen de
Griekse filosofische theorie van het neoplatonisme te combineren met het christendom.
Daarom legt Paulus in de Kolossenzen brief er zo de
nadruk op dat in Jezus al de godheid lichamelijk woont (Kolossenzen
2:9). Jezus is niet een mindere God, Hij is de hoogste God. In de gnostiek wordt het lichaam gezien als
de gevangenis van de ziel. De goddelijke vonk in de mens zit opgesloten in het
menselijke lichaam. Bevrijding bestaat uit de bevrijding van de goddelijke vonk
in de mens van het lichaam. Met als doel dat die goddelijk vonk zich weer
verenigd met de hoogste God, waar het een uitstroming van is. Het verband met onthouden van voedsel en het houden van feestdagen De gnostiek kent twee wegen om de ziel te
bevrijden van het lichaam, van de materie. De eerste weg is de weg van de ascese, van
onthouding van allerlei voedsel, van seksuele gemeenschap, en dergelijke. De
tweede weg was die van het bevrijdende ritueel. Door deel te nemen aan bepaalde
rituelen, wordt de ziel bevrijd van de materie. Dit sluit aan bij belangrijke onderdelen van
de ceremoniële wet van Mozes. De ascese bij het onthouden van bepaald voedsel. De
rituelen bij de Joodse rituelen, bij de feestdagen, de sabbatten, enzovoorts. Die
werden ingepast in het gnostische geheel. In de gemeente van Kolosse
waren er daarom velen die groot belang hechtten aan de Joodse ceremoniële wet.
Aan de voedselwetten, aan de ceremonieën. Die werden door deze gnostische
stroming omarmd. Al hadden ze aan de Joodse voedselwetten nog andere geboden
toegevoegd. Paulus bestrijdt deze dwaling op twee
manieren. Ten eerste, zoals al is gezegd, door te stellen dat Jezus de hoogste
God is, die mens is geworden. In Hem woont al de godheid lichamelijk. En ten
tweede door te stellen dat de Joodse ceremonieën afgeschaft zijn. En dat daarom
de nadruk op rituelen tegen de christelijke boodschap ingaat. En als de Joodse ceremonieën
al niet meer verplicht zijn, dan zeker ook alle andere rituelen die deze
joods-christelijke gnostici er bij hadden verzonnen. Dat Paulus het in Kolossenzen
2:16 over de ceremoniële wet van Mozes heeft, wordt bevestigd en bewezen door
wat er achter, in vers 17, staat. “Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het
punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabbatten. Deze
zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen,
maar het lichaam is van Christus.” (Kolossenzen
2:16,17. HSV) Paulus heeft het over eten, drinken, feestdagen en sabbatten. Van
die zaken zegt hij dat ze slechts een schaduw zijn van de toekomstige dingen,
maar het lichaam (dat is de werkelijkheid waar ze een afschaduwing van zijn) is
van Christus. Als het hier om heidense gebruiken zou gaan, door de mensen zelf
verzonnen, dan zou Paulus dit nooit kunnen zeggen. Want door mensen verzonnen
zaken kunnen nooit een schaduw zijn van de werkelijkheid van de christelijke
bedeling. Dat kan alleen van de ceremonieën van de wet van Mozes gezegd worden.
+ De christenen hebben hun eigen ceremonieën God heeft voor de christenen andere ceremonieën ingesteld. Namelijk de
waterdoop en het avondmaal. Die worden ons opgedragen. Daar worden we toe
aangespoord om die te onderhouden. Jezus heeft de opdracht tot dopen gegeven (Mattheus 28:19). En ook de opdracht tot het regelmatig
houden van het avondmaal (1 Korinthe 11:24). Het is niet meer nodig om het pascha te
vieren dat vooruit wees naar Jezus. Het paaslam was een schaduw (een
voorafkondiging) van Jezus die als het lam van God door zijn sterven de zonde
der wereld zou wegnemen. Daarom staat er in 1 Korinthe
5:7 dat ons paaslam al is geslacht. Jezus heeft zichzelf ten offer gebracht
voor de zonden. Johannes de Doper zei over hem: “Zie het lam van God dat de
zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). We hebben de jaarlijkse viering van
het oudtestamentische pascha niet nodig om ons te bepalen bij de kruisdood van
Jezus. Wij vieren keer op keer het avondmaal. En in het avondmaal staan we stil
bij de dood van Jezus, maar ook bij zijn opstanding en wederkomst en bij alles
wat dat zal brengen. Want wij vieren het avondmaal in afwachting van zijn
komst: “ totdat Hij komt” (1 Korinthe 11:26). Om ons
aan deze dingen te herinneren hebben wij de Joodse feesten niet nodig. Wij besnijden de mensen die tot geloof komen
niet. We dopen ze. De doop beeldt de afwassing van de zonden door het bloed van
Jezus uit en ook het afleggen van de oude mens en het aandoen van de nieuwe
mens in Christus. Doop en avondmaal zijn geen onderdeel van wet
van Mozes. Het zijn de door God ingestelde ceremonieën van de nieuwe bedeling,
voor de tijd van de gemeente van Jezus Christus. + Eigenwillige godsdienst De Bijbel spreekt over “eigenwillige godsdienst”
(Kolossenzen 2:23). Het is godsdienst die wel gericht
is op God, maar die zelf invult hoe God gediend moet worden, in plaats van naar
het woord van God te luisteren. De overtuiging dat we als christenen de
sabbat en de andere Joodse feestdagen en de Joodse voedsel- en de offerwetten
nog steeds verplicht moeten naleven, is een uiting van eigenwillige godsdienst.
Als je, zeker als christen uit de heidenen, de ceremoniële wet toch blijft
naleven, dan zeg je eigenlijk: “God heeft het wel afgeschaft, maar ik doe het
toch, tegen het woord van God in, tegen het onderwijs van Paulus in, tegen het
besluit van de apostelen uit Handelingen 15 in.” Sommigen zullen oprecht misleid zijn en in de
war. God zal daar wel rekening mee houden. Maar het is zelfmisleiding als je
denkt dat je, door de ceremoniële wet na te leven, Gode
welgevallig handelt. Als je denkt dat je daardoor een speciale zegen zal
ontvangen. Of denkt dat je daardoor terugkeert naar de Joodse wortels van het
christelijke geloof. “O, onverstandige
Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt u de Geest
ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Zijt gij zó onverstandig? Gij zijt
begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees?” (Galaten 3:1-3) “Dagen, maanden, vaste
tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb.” (Galaten
4:10,11) + Christelijke feestdagen zijn slechts een gewoonte en geen voorschrift Nergens staat in het Nieuwe Testament dat God
nieuwe christelijke feestdagen heeft ingesteld. God heeft de Joodse feestdagen
wel afgeschaft, maar Hij heeft ze niet vervangen door christelijke feestdagen.
De christelijke feestdagen, zoals wij die nu kennen, zijn geen opdracht van
God. Het zijn slechts gewoonten. Met voor- en nadelen. We hoeven ze niet te
vieren. Sommige christenen doen dat dan ook niet, anderen wel. Het lijkt mij persoonlijk een goede gewoonte.
Het richt op Jezus, het richt op de kern van het evangelie. Elk van de feestdagen
focust op een aspect van Zijn verlossingswerk. Kerst op Zijn komst, Goede Vrijdag
op zijn verzoenend sterven, Pasen op zijn opstanding, Hemelvaart op de terugkeer
van Jezus naar de hemel, en Pinksteren op Jezus die de Heilige Geest uitstort over
zijn discipelen. Ik heb gezien hoe het in de praktijk de focus op Jezus richt. In
gemeentewerk, in kinderwerk. Het garandeert dat tenminste eenmaal per jaar
bewust wordt stilgestaan bij deze grote heilsfeiten. Een bezwaar dat sommigen tegen de huidige christelijke
feestdagen inbrengen, is dat de viering van enkele van die feestdagen vermengd
is met heidense elementen. Het gaat eigenlijk voornamelijk om het kerstfeest.
Daar is er de gewoonte van de kerstboom. Die gewoonte heeft een verband met
heidense voorchristelijke gewoonten. Dat is dan ook de reden waarom in de
streng reformatorische kring waarin mijn vrouw is opgegroeid, geen kerstboom in
huis werd gezet, terwijl ze in gezin en gemeente wel kerst vierden. Die
invloeden zijn niet essentieel voor het kerstfeest. En dan is er nog de datum
van het kerstfeest. Het kerstfeest valt samen met de winter zonnewende. Met het
moment dat de dagen weer langer worden. De heidense godsdiensten zijn veelal
natuurgodsdiensten, daarom was de zonnewende voor de heidenen de aanleiding om
een heidens feest te houden. Christelijke leiders waren daar natuurlijk tegen.
Daarom hebben ze besloten om op dat tijdstip een christelijk feest te houden.
Het feest ter gedachtenis aan de geboorte en komst van Jezus in deze wereld.
Nog steeds een feest, maar nu een christelijk feest. Is dat verkeerd? Het is
zeker verkeerd als je het als een christelijke plicht brengt. Nogmaals het houden van christelijke feesten
is slechts een gewoonte, geen plicht. + Een uiting van antisemitisme, van Jodenhaat? Dan is er nog het argument dat het vervangen
van de Joodse feesten door christelijke feesten en van de zaterdag door de
zondag als dag van samenkomst een uiting was van antisemitisme, een uiting van
vijandigheid ten opzichte van de Joden. Dat is niet juist, want het afschaffen van de
Joodse feesten was Gods beslissing, niet die van mensen. Het was het besluit
van de apostelen, allen geboren joden, zoals dat in Handelingen 15 is
beschreven. Het is gebaseerd op het onderwijs van de Joodse apostel Paulus. Hij
leert immers dat alle dagen gelijk zijn. Hoezo antisemitisme? Niet een Romeinse keizer, niet de rooms-katholieke
kerk uit de vierde eeuw na Christus heeft dat gedaan, maar de Heilige Geest
zelf: Er staat immers: het heeft “ons en
de Heilige Geest goed gedacht” (Handelingen 15:28). De Heilige Geest heeft Zelf besloten dat de
christenen uit de heidenen de feesten niet hoefden te vieren. Dat werd hen niet
opgelegd. Romeinse keizers en de roomse kerk hebben later
bevestigd wat toen al gebruikelijk was onder christenen. Dat ze dat gedaan
hebben, was overbodig en ongeestelijk, de overheid heeft zich daar niet mee te
bemoeien. En ze hebben zeker mede uit anti-Joodse gevoelens gedaan. Maar de
christenen zijn toen in die tijd niet plotseling veranderd van de zaterdag naar
de zondag omdat de Keizer, en de leiding van de kerk, het beval. Dat deden ze
al lang voordat het christendom in de vierde eeuw na Christus staatsgodsdienst
werd. + De eerste christenen onderhielden wel de sabbat en de Joodse feesten Daar wijzen de messiaanse christenen op. En
dan voegen ze er aan toe: dus moeten wij dat ook doen. Het klopt dat de eerste christenen de sabbat
en de Joodse feesten hielden. Ze kwamen immers allemaal uit Joodse achtergrond.
Het waren allen joden die op de eerste Pinksterdag tot geloof kwamen. Zij waren
als joden gewend om op de sabbat naar de Joodse synagoge te gaan en om te leven
naar de ceremoniële wet. Toen ze tot geloof kwamen, hielden ze daar niet
plotseling mee op. Ze bleven in eerste instantie in de synagoge. Ze deden nog
steeds mee met het Joodse leven dat gericht was naar de ceremoniële wet van
Mozes. Toch is dat na enige tijd veranderd. Hun belijdenis dat Jezus de
Christus is, leidde tot hevig verzet en vervolging van de kant van de overige
joden. En dit leidde weer tot het vertrek van de bekeerde joden uit de synagoge.
Zij werden er uit gezet of er uit gejaagd. Op dat moment ontstond een nieuwe
situatie. Ze begonnen als christenen samen te komen en christelijke gemeenten
te vormen. Een voorbeeld van dit proces, zien we in
Handelingen 19. Paulus verkondigde het evangelie in Efeze.
Hij begon daar mee in de synagoge. Vele Joodse mensen geloofden, anderen niet.
Omdat die laatsten zich tegen het evangelie bleven
verzetten, vertrokken de christenen en begonnen met eigen samenkomsten. “Maar
toen sommigen verhard en ongehoorzaam bleven en ten aanhoren van de menigte
kwaad bleven spreken van de weg, maakte hij zich van hen los en zonderde
zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de
gehoorzaal van Tyrannus.” Dat gebeurde ook op andere plaatsen. Toen er
na het vertrek uit de Joodse synagogen vele mensen uit niet-Joodse achtergrond
tot geloof kwamen en zich bij de gemeenten voegden, kwam de vraag op wat te
doen met de geboden van de ceremoniële wet van Mozes. We weten wat voor besluit
de apostelen hierover in Handelingen 15 hebben genomen. We zien in het boek Handelingen al het begin
van de scheiding tussen de Joodse synagoge en de christelijke gemeente. In de
gemeenten gaf Paulus het besluit van de apostelen door dat de ceremoniële wet
niet langer bindend was voor de heidenen. Dat deed hij bijvoorbeeld in de
gemeente van Antiochië (Handelingen 15:30). In zijn
onderwijs gaat Paulus zelfs nog een stap verder, hij breidt het uit tot de
christenen uit de Joden, ook voor hen is de ceremoniële wet niet langer
verplicht. Paulus zegt in Efeze 2:15 dat Jezus door
zijn kruisdood de wet die bestaat uit inzettingen, buiten werking heeft gesteld[2]. Dat
geldt voor alle christenen. Hij pleitte wel voor geduld met elkaar
(Romeinen 14:1-6). Voor respect voor de mensen uit Joodse achtergrond die van
kindsbeen af aan opgevoed waren in de ceremoniële wet. Die moesten de ruimte
krijgen om dat te blijven doen. Maar het onderwijs van de apostelen was
duidelijk. Alle dagen zijn gelijk. Alle voedsel is rein. + Samenkomen op de eerste dag der week In het Nieuwe Testament vinden we al
aanwijzingen dat de christenen begonnen samen te komen op de eerste dag der
week. Dat is de dag waarop Jezus uit de dood opstond. “En
toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak …” (Handelingen
20:7). Zie ook 1 Korinthe 16:2. De zondag was toen geen vrije dag. De
christenen kwamen vroeg in de ochtend of in de avond samen. Voor of na het
werk. 4.2.3. Dierenoffers In de ceremoniële wet van Mozes staan vele
voorschriften voor de offerdienst. Bij bepaalde gelegenheden moest je een
voorgeschreven offer brengen. Dat zien we Jozef en Maria doen. (Lucas
2:22-24,27). Jezus zegt tegen een door hem genezen melaatse man dat hij het
voor die gelegenheid in de wet van Mozes voorgeschreven offer moest brengen (Mattheus 8:4). Dergelijke dingen doen christenen niet meer,
want het ceremoniële gedeelte van de wet van Mozes is niet meer geldig voor de
christenen. Jezus heeft door zijn offer al die offers vervuld. Alle in de wet
van Mozes voorgeschreven offers waren een voorafschaduwing van het offer van
Christus. De werkelijkheid is gekomen. Jezus heeft het offer gebracht. Daarom
is de offerdienst voor de christenen gestopt. Een verandering van priesterschap en een verandering van wet Er heeft een verandering van wet
plaatsgevonden. Van de wet van Mozes, naar de wet van Christus. De Bijbel zegt
dat Jezus onze hogepriester is (Hebreeën 3:1, 4:14, etc.). En dat Jezus als
hogepriester met zijn eigen bloed het hemelse heiligdom is binnengegaan en zo
een eeuwige verlossing voor ons heeft verworven (Hebreeën 9:12). Maar volgens
de wet van Mozes is Jezus niet eens een priester die offers mag brengen, want Hij
is geen afstammeling van Aäron. En toch is Jezus onze
hemelse hogepriester die voor ons bidt. Hij is dat niet volgens de wet van Mozes.
Hij is niet hogepriester naar de ordening van Aäron,
maar naar de ordening van Melchizedek (Hebreeën
6:20). We zien in de Bijbel dat er een verandering
van priesterschap heeft plaatsgehad. Van priesters naar de ordening van Aäron, zoals dat in de wet van Mozes was vastgelegd, naar het
priesterschap naar de ordening van Melchizedek. De verandering van priesterschap bewijst
dat er ook een verandering van wet heeft
plaatsgehad. “Indien nu het Levitische priesterschap het volmaakte gebracht had,
immers, daaronder heeft het volk de wet ontvangen – waarom was het dan nog
nodig, dat een andere priester naar de ordening
van Melchisedek opstond, van wie
niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is? Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een
verandering van wet. Want Hij, van wie aldus
wordt gesproken, heeft behoord tot een andere stam, waaruit niemand met het altaar te doen had: het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten, ten aanzien van welke stam Mozes met geen woord van priesters gerept heeft. En nog veel
duidelijker wordt het, als naar het evenbeeld van Melchisedek een andere priester opstaat, die dit niet
geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke
(afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven. Want van Hem wordt getuigd: Gij zijt priester in eeuwigheid
naar de ordening van Melchisedek. Want een vroeger voorschrift wordt wel afgeschaft, als het zonder kracht en
nut is,– immers de wet heeft in
geen enkel opzicht het volmaakte gebracht – maar thans wordt een betere hoop
gewekt, waardoor wij nader tot God komen. En in zoverre het niet zonder een plechtige eed plaats had – want genen
zijn zonder eed priester geworden, maar déze met een eed bij monde van Hem, die tot
Hem sprak: De Here heeft gezworen en het zal Hem niet
berouwen: Gij zijt priester in eeuwigheid” (Hebreeën 7:11-21) 4.3.
Petrus en Paulus hielden zich niet strikt aan de ceremoniële
wet Uit de Bijbel blijkt dat
de apostelen na de dood en opstanding van Jezus niet meer strikt naar de ceremoniële
wet van Mozes leefden. Dat blijkt uit het voorbeeld van Petrus
en Paulus. Dit bevestigt dat de ceremoniële wet niet meer van kracht was. Petrus die naar heidens gebruik
leeft Van Petrus
staat in de Galatenbrief dat hij “naar heidens
gebruik” en niet “naar joods gebruik” leefde. Dit zei de apostel Paulus tegen
hem: “Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, ….”
(Galaten 2:14). Dat had te maken met de
voedselwetten. Petrus at in de gemeente van Antiochië gewoon samen met de christenen uit de heidenen.
Zonder op de voedingsvoorschriften van de wet van Mozes te letten. Hij at dus niet-kosjer voedsel. Hij hield zich op dat moment niet aan
de voedselwetten van de wet van Mozes. Hij leefde “naar heidens gebruik” en
“niet naar Joods gebruik”. Paulus vertelt dat Petrus
daar mee ophield toen er Joodse christenen uit de kring van Jakobus in Antiochië kwamen. Toen die kwamen, begon hij zich weer aan
de voedselwetten te houden en zonderde hij zich af van de christenen uit de
heidenen, hij at niet meer met hen samen. Toen Paulus zag wat Petrus deed, heeft hij hem streng terecht gewezen. En hem
huichelarij verweten. Hij zei: hoe kan je dat nu doen. Je leefde voordat ze
kwamen naar heidens gebruik en niet naar joods gebruik. En nu ga je weer naar
Joods gebruik leven en bezwijk je onder de druk van deze christenen uit de
kring van Jakobus. En daarmee communiceer je, tegen je overtuiging in, dat het
toch nodig is om de ceremoniële wet te houden. “Maar toen Petrus
naar Antiochië
gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was.
Want voordat er enkelen uit
de kring van Jakobus
gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij
zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis
waren. En ook de andere Joden
huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas
zich door hun huichelarij liet meeslepen. Maar toen ik
zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het Evangelie,
zei ik tegen Petrus
in het bijzijn van allen: Als u die een Jood
bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u
dan de heidenen op de Joodse
manier te leven?” (Galaten 2:11-14). Petrus, Barnabas en
de overige joden in Antiochië lieten zich door deze
huichelarij meeslepen. Toen er geen Joodse christenen uit de kring van Jakobus
aanwezig waren, onderhielden ze de ceremoniële wet niet. Toen ze er wel waren,
deden ze het wel. Waarom deed Petrus dat? Niet uit
overtuiging, maar “uit vrees voor hen die van de besnijdenis
waren” (Galaten 2:12 HSV). Maar Paulus
wees hem terecht. Hij hield vast aan de vrijheid in Christus, aan de besluiten
uit Handelingen 15 en aan de overtuiging dat Jezus door zijn dood de
ceremoniële wet als verplichting had opgeheven (Efeze
2:15). Hij riep Petrus en de anderen op om dat ook te
blijven doen en zich niet te laten intimideren door de groep rondom Jakobus. Tot zover de uitleg van het Bijbelgedeelte.
Maar waar ik in het bijzonder op wil wijzen is het feit dat Paulus over Petrus zei dat hij “naar heidens gebruik” leefde. Met
andere woorden Petrus hield zich op dat moment niet
strikt aan de wet van Mozes. Dit weerspreekt de bewering van de messiaanse
christenen dat de apostelen zich uit principe altijd strikt aan de ceremoniële
wet hebben gehouden. Paulus
houding tegenover de ceremoniële wet Die houding heeft hijzelf beschreven in 1 Korinthe 9:19-21. “Hoewel
ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel
mogelijk te winnen; ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te
winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet
onder de wet - om hen die onder de wet staan te winnen; hun, die zonder wet
zijn, ben ik geworden als zonder wet - hoewel niet zonder de wet van God, want
ik sta onder de wet van Christus, om hen, die zonder wet zijn, te winnen."
(1 Kor. 9:19-21) Paulus
heeft het hier over twee groepen mensen. (1) “Hen die onder de wet van staan”,
dat zijn de joden, die staan onder de wet want zij leven immers de gehele wet
van Mozes na. En (2) “hun die zonder wet zijn”, dat zijn de heidenen. Het
was Paulus verlangen om zoveel mogelijk mensen uit beide groepen te winnen voor
het evangelie. Daarom heeft hij zich aan allen dienstbaar gemaakt: “om er
zoveel mogelijk te winnen”. Daarom paste hij zich in het naleven van de ceremoniële
wet aan, aan de doelgroep die hij op dat moment probeerde te bereiken. Als hij Joden
trachtte te bereiken, dan hield hij zich aan de ceremoniële wet, om hen niet
onnodig van zich af te stoten. Als hij in een synagoge kwam en daar de
boodschap van Jezus wilde brengen, dan zouden de Joden niet naar hem luisteren
als ze zagen dat hij de ceremoniële wet niet naleefde. Paulus zei “ik ben voor
de joden geworden als een Jood, om de Joden te winnen, hun, die onder de wet
staan, als onder de wet”. Maar hij ging niet uit principe mee met deze wetsonderhouding, hij deed dat slechts uit tactische
overwegingen. Want als hij probeerde om de heidenen (“hun, die zonder wet zijn”)
te bereiken, dan leefde hij de ceremoniële wet niet na. “hun, die zonder wet
zijn, ben ik geworden als zonder wet – hoewel niet zonder de wet van God, want
ik sta onder de wet van Christus, om hen, die zonder wet zijn, te winnen.”
Paulus voegde er wel aan toe dat hij, op momenten dat hij zich aanpaste aan de
heidenen, zich natuurlijk wel aan de morele wet hield, want de morele wet was
onderdeel van het onderwijs van Christus en nog steeds geldig. Vandaar dat
Paulus, als hij zegt dat hij voor “hun die zonder wet zijn” is geworden als
“zonder wet”, er dit aan toevoegt: “hoewel niet zonder de wet van God, want ik
sta onder de wet van Christus”. Hier
zien we dat Paulus van zichzelf zegt dat hij “onder de wet van Christus staat”.
Dus niet “onder de wet van Mozes”, maar onder “de wet van Christus”. Hij houdt
zich aan de geboden van Jezus (Mattheus 28:19,
Johannes 14:21) en laat zich leiden door de Heilige Geest (Galaten 5:18). De
apostelen hebben, geleid door de Heilige Geest, het onderwijs van Jezus
uitgewerkt in de brieven van het Nieuwe Testament. Zij leerden dat de
christenen vrij zijn van de ceremoniële wet. En afhankelijk van welke groep
Paulus wilde bereiken, hield hij zich al of niet aan de ceremoniële wet. Maar
in zijn onderwijs geeft Paulus duidelijk aan dat voor de sterke in het geloof
bijvoorbeeld alle dagen gelijk zijn. Dit toont aan dat Paulus, net als Petrus, zich niet altijd strikt aan de wet hield. En als
hij het wel deed, dan deed hij dat om tactische redenen, en niet uit
verplichting. Tegenwerping Messiaanse
christenen wijzen op enkele Bijbelplaatsen waar staat dat Paulus zich
demonstratief aan de Joodse ceremoniële wet hield. Maar dat deed hij om
dezelfde reden. Ook daar deed hij het om hen die zich binnen de Joodse
gemeenschap tegen zijn boodschap verzetten de wind uit de zeilen te nemen. Om
zich te verdedigen tegen de beschuldiging dat hij overal afval van Mozes
predikte. Hij
leerde immers geen afval van Mozes, hij leerde nog steeds de morele wet, die
was immers opgenomen in de wet van Christus. Hij leerde wel dat heidenen de ceremoniële
wet niet meer hoefden te volgen, en trouwens ook bekeerde joden hoefden dat
niet meer. Dat laatste bracht hij in de praktijk als hij “zonder de wet werd”
om “hen die zonder wet waren” te bereiken. (1 Korinthe
9:21) Hij leefde dan een tijd “naar
heidens gebruik” en niet “naar Joods gebruikt” zoals ook van Petrus word gezegd (Galaten 2:14). Een illustratie uit het boek Handelingen In
Handelingen 21 lezen we dat Paulus na zijn zendingsreizen aankomt in Jeruzalem.
Daar aangekomen stellen Jakobus en de oudsten van de gemeente voor dat hij
openlijk een element van de ceremoniële wet uitvoert. Door dat te doen, zo
stellen zij, zal Paulus de kritiek die de Joden in Jeruzalem op hem hadden,
namelijk dat hij afval van Mozes zou leren, kunnen ontwapenen. Die kritiek werd
gebruikt om de Joodse christenen tegen Paulus op te zetten. “En toen wij te Jeruzalem kwamen, heetten de broeders ons van harte welkom. En de volgende dag ging Paulus met ons Jakobus bezoeken, en alle oudsten waren daarbij
aanwezig. En toen hij hen
begroet had, verhaalde hij in bijzonderheden, wat God onder de heidenen door
zijn dienst had verricht. En zij loofden God, toen zij dit hoorden, en zeiden tot hem: Gij ziet,
broeder, hoevele duizenden er onder de Joden gelovig zijn geworden en allen zijn zij ijveraars voor de wet; nu heeft men hun van u verteld, dat gij alle Joden onder de heidenen afval van Mozes leert, door te
zeggen, dat zij hun kinderen niet behoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven. Wat is dan het geval? Zij zullen stellig horen, dat gij aangekomen zijt. Doe daarom wat wij u zeggen: Er zijn vier mannen bij ons, die een gelofte
op zich genomen hebben; neem hen mede, heilig u met hen en draag de kosten voor hen, opdat
zij hun hoofd kunnen laten scheren; dan zullen allen bemerken, dat van
alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is, maar dat gij ook zelf medegaat in de onderhouding van de wet. Maar inzake de heidenen, die tot het geloof
gekomen zijn, hebben wij als ons oordeel geschreven, dat zij zich hebben te
wachten voor wat de afgoden geofferd is, voor bloed, voor het verstikte
en voor hoererij. Toen nam Paulus die mannen mede, en hij heiligde zich de
volgende dag met hen, ging in de tempel en deed
aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren,
totdat voor ieder hunner het offer gebracht was.” (Handelingen
21:17-26). Paulus gaat hier
in mee, om aanstoot te voorkomen. Hij is er niet tegen om mee te gaan in de
onderhouding van de ceremoniële wet, om de joden een jood te zijn. Hij heeft
geduld met deze christenen uit de joden die nog steeds ijveren voor de wet van
Mozes. Maar zowel hij als Petrus leefden wel degelijk
regelmatig naar de gewoonte der heidenen. Als ze, zoals we hier Paulus zien
doen, meegaan met de onderhouding van de ceremoniële wet, dan is dat om
tactische redenen en niet om principiële redenen. Paulus ging ver in zijn aanpassing om de Joden te kunnen
winnen. Hij ging zelfs
zover dat hij zijn medewerker Timotheus heeft
besneden. Dit was nodig wilde Timotheus mee kunnen
gaan met de zendingsreizen. Omdat hij een Joodse moeder had en dus Joods was,
en toch niet was besneden. Hier konden de joden uit zijn omgeving die dit
wisten, aanstoot aan nemen. En dat zou zijn nut in de dienst aan het evangelie
belemmeren. Als Paulus de Joden
in een synagoge probeerde te bereiken, dan paste hij zich aan, dan hield hij
zich aan de ceremoniële wet. Dit om te voorkomen dat de Joden aanstoot zouden
nemen en zich daardoor afsluiten voor zijn boodschap over Jezus als de Messias,
als de zoon van God. “En hij kwam ook
te Derbe en te Lystra. En zie, er was daar een zeker discipel,
genaamd Timoteüs, de zoon van een gelovige Joodse
vrouw, maar van een Griekse vader, en hij stond goed bekend bij de broeders van Lystra en Ikonium. Paulus wilde, dat deze
met hem zou gaan en hij nam hem tot zich en besneed hem ter wille van de Joden in die plaatsen,
want iedereen wist, dat
zijn vader een Griek was.” (Handelingen 16:1-3) Paulus deed dat
niet uit principe. Hij deed het omdat het bevorderlijk was voor de verkondiging
van het evangelie onder de joden. Zijn principiële standpunt over besnijden
heeft hij elders weer gegeven. Dat was: blijf zoals je was op moment van je
bekering. “Is iemand als
besnedene geroepen, dan moet hij die besnijdenis niet ongedaan laten maken. Is iemand
geroepen die onbesneden is, dan moet hij zich niet
laten besnijden.” (1 Korintiers
7:18). Conclusie We zien in de Bijbel dat de apostelen zich,
na de dood en opstanding van Jezus niet meer strikt aan de ceremoniële wet
hielden. Dat bevestigt dat de ceremoniële wet niet meer geldig was, ook niet
voor gelovige Joden, zoals Paulus en Petrus. 4.4.
Samenvatting Wat is het Bijbelse bewijs dat de ceremoniële
wet voor de christenen niet meer van kracht is? Allereerst is er de uitspraak
van de apostelen uit Handelingen 15. Daar wordt openlijk gezegd dat christenen
uit de heidenen de ceremoniële wet niet hoeven na te volgen. Dit wordt
bevestigd in het onderwijs van de apostelen. Paulus leert dat alle voedsel rein
is en dat alle dagen gelijk zijn. Dat geldt niet alleen voor christenen uit de
heidenen, maar voor alle gelovigen. Daarom zien we dat ook christenen uit Joodse
achtergrond niet meer gebonden zijn aan de Joodse ceremoniële wet, want de Joodse
apostelen Petrus en Paulus leefden met perioden naar
heidens en niet naar Joods gebruik. Jezus heeft door zijn kruisdood de wet der
geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld (Efeze
2:15). Onze leefregel is niet de wet van Mozes, maar de geboden van Jezus [de
wet van Christus][3].
Jezus en de apostelen hebben in hun
onderwijs wel de morele geboden van de wet van Mozes overgenomen en gehandhaafd,
maar niet de ceremoniële geboden. 5. De voornaamste tegenwerping
van de messiaanse christenen. Jezus is niet gekomen om de wet te ontbinden. Ondanks dit alles, waar hierboven in punt 4
op gewezen is, beweren Messiaanse christenen dat het ceremoniële deel van de wet van Mozes
nog geldig is voor de christenen. Wat zijn hun argumenten? De voornaamste tekst
waar ze een beroep op doen is Mattheus 5:17-19, waar
Jezus zegt dat Hij niet gekomen is om de wet te ontbinden. + Jezus is niet gekomen om de wet te ontbinden “Meent niet, dat Ik
gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te
ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één
jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied. Wie dan één van de kleinste dezer geboden
ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der
hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der
hemelen.” (Mattheus 5:17-19) + De uitleg en toepassing van de messiaanse christenen “Zie je wel”, zeggen ze,
“hier staat het”. Jezus is niet gekomen om de wet van Mozes te ontbinden.
Ontbinden is niet meer van toepassing verklaren. Je mag volgens dit Bijbelgedeelte
zelfs het kleinste gebod van de wet van Mozes niet ontbinden. “Wie
dan één van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer
klein heten” (:19). Dat betekent dat wij als christenen nog steeds de gehele
wet van Mozes moeten naleven. + De goede uitleg van het Bijbelgedeelte De messiaanse christenen
maken een vergissing bij de uitleg van het Bijbelgedeelte. Het gaat in dit
gedeelte om de morele wet, niet om de ceremoniële wet. Dat blijkt als je kijkt
naar de andere Bijbelgedeelten die over dezelfde kwestie gaan en ook uit het
verband waarin deze woorden staan. In Mattheus 5:17-19
wordt met wet niet de gehele wet van Mozes bedoeld. Het gaat om de morele wet. Jezus
is niet gekomen om die te ontbinden. De eis om God lief te hebben boven alles
en de naaste als onszelf blijft staan, ook in de christelijke bedeling. Als
Jezus in vers 19 spreekt over de geboden, waarvan we zelfs de kleinste niet
mogen ontbinden, dan heeft Hij het over de morele wetten uit de wet van
Mozes. Het Bijbelse bewijs dat
deze uitleg de juiste is: + Jezus hief Zelf al tijdens zijn leven één van de geboden van de wet van
Mozes op Uit andere Bijbelgedeelten blijkt hoe Jezus
Zelf Mattheus 5:17-19 heeft bedoeld. Als we in de evangeliën
kijken, dan zien we dat Jezus daar vooruit loopt op afschaffing van de
voedselwetten van het Oude Testament. Daar ontbindt Hij dus Zelf één van de
geboden van de wet van Mozes. “En toen Hij van de
schare thuis kwam, vroegen zijn discipelen Hem naar de gelijkenis. En Hij zeide tot hen: Zijt ook gij zo
onbevattelijk? Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in de mens komt, hem
niet onrein kan maken, omdat het niet in zijn hart komt, maar in de
buik, en er te zijner plaatse uitgaat? En zo verklaarde Hij alle spijzen rein. (Marcus 7:17-19. NBG) “zo wordt al het
voedsel gereinigd” (Marcus 7:19. HSV). In de wet van Mozes zegt
God dat bepaalde dieren onrein zijn. Die mogen niet gegeten worden. Als je deze
dieren toch eet, dan verontreinig je jezelf. Jezus gaat daar direct tegen in. “Nee”,
zegt Hij, “niet wat je eet maakt je onrein, maar wat er voor boze zaken uit je
hart komen.” We lezen hier dat Jezus een belangrijk
deel van het ceremoniële gedeelte van de
wet van Mozes afschaft. Hij ontbindt daar dus een deel van de wet van Mozes.
Als de uitleg van Mattheus 5:17-19 van de messiaanse
christenen juist zou zijn, dan doet Jezus hier precies wat Hij volgens hun
uitleg van Mattheus 5:17-19 verbiedt. Dit bewijst dat
hun uitleg van Mattheus 5:17-19 onjuist is. Jezus
spreekt Zichzelf niet tegen. We zien hier dat Jezus al de aanzet gaf tot het
afschaffen van de ceremoniële wetten. Tegenwerping Messiaanse christenen wijzen er op dat de
aanleiding tot Jezus verklaring dat alle spijzen rein zijn een botsing met de Farizeeën
was (Marcus 7:1-5). De Farizeeën hadden kritiek op de discipelen van Jezus
omdat ze hun handen voor het eten niet eerst ceremonieel wasten (:5). De
messiaanse christenen wijzen er op dat het wassen van de handen voor het eten
niet wordt voorgeschreven in de wet van Mozes. Dus, zo concluderen ze, Jezus
keerde zich hier niet tegen een gebod uit de wet van Mozes, maar tegen een
gebruik van de ouden. Daarom zegt deze uitspraak van Jezus niets over de
voedselwetten van de wet van Mozes. De weerlegging Deze redenering klopt niet. Het is juist dat
kritiek op het eten met ongewassen handen de aanleiding was voor de uitspraak
van Jezus dat niets wat een mens eet hem onrein kan maken (:18). Het ging hier inderdaad
om een botsing over een onderdeel van de overlevering der ouden. Jezus zegt dat
de Farizeeën fout waren, omdat ze dit gebod aan de wet van Mozes hadden
toegevoegd (Marcus 7:6-12). Maar Hij gebruikt dit incident om een
fundamentele les over rein en onrein te leren. Hij zegt dat het eten van
voedsel een mens niet onrein kan maken. Wat een mens onrein maakt, is wat er
uit het hart komt (Marcus 7:14-23). En dat principe is niet alleen van
toepassing op de wassing der handen uit de overlevering der ouden, maar ook op
de voedselwetten van de wet van Mozes. Vandaar dat Marcus, de schrijver van het
evangelie, het verhaal besluit met “en zo verklaarde Hij alle spijzen rein”
(Marcus 7:19). Met “zo wordt al het voedsel gereinigd” (HSV) + De uitleg van de messiaanse christenen is in strijd met het onderwijs van
de apostelen Hierboven, in punt 4,
hebben we de Bijbelgedeelten uit het Nieuwe Testament besproken waaruit blijkt
dat de apostelen leerden dat de ceremoniële wet niet meer geldig was. Paulus leerde bijvoorbeeld
dat voor een sterke gelovig alle dagen gelijk zijn (Romeinen 14:5). Dat gaat
rechtstreeks in tegen het sabbatsgebod en tegen het gebod om de Joodse feesten
te houden. Paulus ontbond daarmee een belangrijk onderdeel van de ceremoniële
wet. Hij waarschuwt tegen het verplicht opleggen van de speciale dagen (Kolossenzen 2:16). Jezus en de apostelen
spreken elkaar niet tegen. De Bijbel spreekt zichzelf niet tegen. De uitleg van
Mattheus 5:17-19 van de messiaanse christenen is in
strijd met het onderwijs van de apostelen en kan daarom niet juist zijn. + De uitleg van de messiaanse christenen is in strijd met het besluit van
de apostelen In Handelingen 15
bespreken de apostelen de vraag of de gelovigen uit de heidenen de Joodse ceremoniële
wet moesten houden. Het antwoord op die vraag is ‘nee’. Kan het nog
duidelijker? Hier wordt gezegd dat een belangrijk deel van de wet van Mozes
niet van toepassing is op de bekeerde heidenen. Jezus en de apostelen spreken
elkaar niet tegen. De uitleg die de messiaanse christenen aan Mattheus 5:17-19 geven, kan daarom niet juist zijn. + Het gedrag van de apostelen toont aan dat hun uitleg niet juist is Want Petrus
en Paulus leefden soms naar heidens, en niet naar Joods gebruik. Ze voelden
zich vrij om wel of niet de Joodse ceremoniële wet te volgen (Galaten 2:14, 1 Korinthe 9:21). En als ze het deden, dan deden ze dat niet
uit principe, maar uit tactische overweging. + Een eerste samenvatting Een belangrijk principe
voor de uitleg van de Bijbel is de regel dat de Bijbel zichzelf uitlegt. Voor
de uitleg van een tekst moet je rekening houden met wat andere Bijbelgedeelten
over dezelfde zaak zeggen. De uitleg van al die Bijbelgedeelten moet met elkaar
in overeenstemming zijn, want God spreekt zichzelf niet tegen. Het is duidelijk
dat de uitleg die de messiaanse christenen van Mattheus
5:17-19 geven in strijd is met andere Bijbelgedeelten. Jezus die de
voedselwetten niet meer van toepassing verklaart, Paulus die zegt dat alle
dagen gelijk zijn en dat je alles kunt eten, de apostelen die in Handelingen 15
verklaren dat de heidenen de ceremoniële wet niet hoefden te houden. Paulus en Petrus die soms naar heidens gebruik leven. Het bewijs dat
de uitleg die de Messiaanse christenen van Mattheus
5:17-19 geven onjuist is, is overweldigend. Alleen al het feit dat Jezus zelf
vooruit liep op het opheffen van de voedselwetten van de wet van Mozes, zou op
zichzelf al genoeg moeten zijn. In tegenstelling tot de
uitleg van messiaanse christenen is de opvatting dat Jezus in Mattheus 5:17-19 spreekt over de morele wet, wel in
overeenstemming met het onderwijs van de apostelen en in overeenstemming met
Handelingen 15. Maar dat is nog niet alles. Er is ook nog het verband waarin
Jezus deze woorden heeft gesproken. Ook dat bevestigt dat de uitleg dat het in Mattheus 5:17-19 over de morele wet gaat, de juiste is. + De context van Mattheus 5:17-19 bevestigt dat
het om de ceremoniële wet gaat Mattheus 5:17-19 staat in
een bepaald verband. Bij de uitleg van een Bijbelgedeelte moet je ook altijd
naar het verband waarin het gedeelte staat kijken, naar de verzen ervoor en
erna. Je uitleg moet ondersteund worden door het verband waarin de verzen
staan. De uitleg dat Jezus hier over de morele wet spreekt, wordt ondersteund
door de zes voorbeelden die Hij in de verzen 5:21-48 geeft. Van de kant van de Farizeeën werd Jezus
verweten dat Hij zich niet hield aan hun interpretatie en toepassing van de wet
van Mozes. Als je naar Jezus luisterde, leek het alsof Jezus een minder strikte
opvatting van de wet leerde dan de Farizeeën. Daar gaat Jezus in Mattheus 5:17-48 op in. Daar weerlegt Hij die opvatting. Hij
zegt: “Nee, dat is niet waar. Het is juist andersom. Mijn interpretatie van de
wet van Mozes is nog strikter dan die van jullie. Bij jullie gaat het om het
uitwendig naleven van de regels. Ik leer dat je ze ook innerlijk moet naleven.
Daarom is jullie gerechtigheid, verkregen door de uitwendige naleving van de
wet, onvoldoende. Daar gaan jullie het niet mee redden.” Direct na de woorden
van Mattheus 5:17-19 zegt Jezus daarom over de Farizeeën:
“Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk
der hemelen voorzeker niet binnengaan.” (Mattheus 5:20).
Met een uitwendige naleving van de regels kom je er niet, het moet ook van
binnenuit komen. En als illustratie geeft
Jezus vervolgens in de verzen 21-48 zes voorbeelden. Van belang voor onze discussie is het feit dat alle zes de voorbeelden
gaan over het toepassen van de morele wet. Dat bevestigt dat Jezus het hier,
in Mattheus 5:17-19, over de morele wet had. Ze gaan er over hoe we
met elkaar moeten omgaan: + niet doden, niet in toorn leven met je
broeder + geen overspel plegen, een vrouw niet aanzien
om haar te begeren + je vrouw niet wegzenden, niet scheiden + niet zweren, dat is niet nodig, laat je ja,
ja zijn en je nee, nee zijn, wees betrouwbaar + niet wraaknemen,
geen oog om oog of tand om tand toepassen + je vijand niet haten, maar liefhebben Jezus heeft het in Mattheus
5:17-19 dus niet over ceremoniële geboden. Van de morele geboden zegt Hij dat
niemand die mag ontbinden. Later doet Paulus in Romeinen 13 precies
hetzelfde. Hij heeft het daar over ‘de geboden’ en uit het verband blijkt dat
hij het ook alleen over de morele wet heeft. Hij schrijft in Romeinen 13: “Zijt niemand
iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft
de wet vervuld. Want de geboden: gij zult niet
echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet
begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord:
gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad;
daarom is de liefde de
vervulling der wet.” (Romeinen 13:8-10) Als Paulus het in Romeinen 13 over ‘de
geboden’ heeft, dan bedoelt Hij daar de morele geboden van de wet van Mozes mee,
geboden die Jezus overgenomen heeft en nog aangescherpt. Hij somt een aantal
geboden op (:9), en het zijn inderdaad alleen morele geboden. + De meeste messiaanse christenen leven er zelf niet naar Als je Mattheus 5:17-19 uitlegt zoals de messiaanse christenen dat
doen, dan moet je volledig als Jood gaan leven. De sabbat, de feesten, de
voedselwetten (kosjer eten), offers brengen en nog
vele andere zaken die in de wet van Mozes worden voorgeschreven. De joden
hebben 613 geboden geteld. Maar dat doen de meeste messiaanse christenen niet.
Ze pikken er zelf uit wat ze wel en niet uit de ceremoniële wet toepassen.
Daarmee handelen ze zelf in strijd met hun uitleg van Mattheus
5:17-19. Daarmee geven ze door hun gedrag aan dat ze zelf niet in hun uitleg
van Mattheus 5:17-19 geloven. Tot zover de bespreking Mattheus 5:17-19. We gaan hieronder verder met de
bespreking van nog enkele andere argumenten waarmee messiaanse christenen hun overtuiging
verdedigen dat wij als christenen de ceremoniële wet van Mozes moeten naleven. 6.
Jezus hield Zelf de sabbat. Moeten wij dat dan ook niet doen? Dit argument
wordt door messiaanse christenen gebruikt. Inderdaad is
Jezus geboren onder de wet en leefde Hij naar de wet. Hij hield zich tijdens
zijn aardse leven volledig aan de wet van Mozes. Maar dat betekent niet dat wij
dat ook moeten doen, want na zijn dood en opstanding is er een andere tijd, is
er een andere bedeling gekomen. Er heeft een
verandering van wet plaats gehad (Hebreeën 7:12). Vandaar dat Paulus kan zeggen
dat voor een christen alle dagen gelijk zijn en dat het sabbatsgebod niet meer
van kracht is. Jezus liep daar Zelf al op vooruit toen Hij, tegen de
inzettingen van de wet van Mozes in, alle voedsel rein verklaarde (Marcus
7:19). Jezus heeft door
zijn dood, in zijn vlees [dat wil zeggen, in zijn lichaam] de wet die bestaat
in geboden en inzettingen [dat is de wet van Mozes] buiten werking gesteld. Zo
staat het in Efeze 2:15: “doordat Hij in zijn vlees
de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld
heeft”. De ceremoniële wet veroorzaakte vijandschap Het waren juist
de ceremoniële geboden, zoals de voedselwetten, die in de praktijk een muur
vormden tussen joden en heidenen. Een muur die de omgang tussen joden en
heidenen verhinderde. Joden konden bijvoorbeeld niet bij heidenen eten, want
dan zouden ze onrein eten kunnen krijgen. En omdat de heidenen zich niet aan de
spijswetten hielden, waren ze zelfs als persoon onrein (Leviticus
20:25), het waren onreine mensen. En daarom moest je omgang met hen zo veel
mogelijk mijden. De ceremoniële wet veroorzaakte verwijdering en vijandschap
tussen Joden en heidenen. Jezus heeft door zijn dood aan het kruis deze
vijandschap weggenomen, door de oorzaak van de verdeeldheid weg te nemen. “Want Hij is onze vrede, die de twee één
heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap,
weggebroken heeft, doordat Hij in
zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld
heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee
tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft.” (Efeze
2:14-16) Door het kruis
van Christus heeft God de joden en de heidenen één gemaakt. Dat heeft Hij
gedaan door de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking te
stellen. Want die inzettingen veroorzaakten de vijandschap. Die vijandschap
stond als een muur tussen joden en heiden in. Door aan het kruis de ceremoniële
wet buiten werking te stellen, nam Jezus de oorzaak van de vijandschap weg. Heidenen worden geen joden en joden worden geen heidenen Het is belangrijk
om hier op te merken dat in dit Bijbelgedeelte ook staat dat door christen te
worden de heidenen geen joden zijn geworden en de joden zijn door christen te
worden geen heidenen geworden. God heeft iets nieuws gemaakt, dat is de gemeente die het lichaam van Christus is. De twee zijn “tot één nieuwe mens” gemaakt en “tot één lichaam verbonden”. In Christus dood voor de
wet Elke christen is
door zijn positie “in Christus” dood voor de wet van Mozes. “Bijgevolg,
mijn broeders, zijt ook gij dood voor de wet door het lichaam
van Christus om het eigendom te worden van een ander, van Hem, die uit de doden
opgewekt is, opdat wij Gode vrucht zouden dragen.” (Romeinen 7:4). Door onze identificatie met Jezus in zijn dood en opstanding zijn we “dood
voor de wet”. Net zoals Paulus in 1 Korinthe 9:19-21
van zichzelf zei. Hij zegt daar van zichzelf dat hij persoonlijk (als christen)
niet onder de wet van Mozes staat. Hij staat onder een andere wet, onder de wet
van Christus. En intussen is hij vrij van de ceremoniële wet. Vandaar dat hij,
als het nuttig was, niet naar de Joodse ceremoniële wet leefde. Dan leefde hij
“als zonder wet”. Hier is nog een keer de tekst omdat hij zo belangrijk is: “Want hoewel ik
vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel
mogelijk te winnen; ik ben voor de Joden geworden als een Jood, om Joden te
winnen; hun, die onder de wet staan, als onder de wet - hoewel persoonlijk niet
onder de wet - om hen die onder de wet staan te winnen; hun, die zonder wet
zijn, ben ik geworden als zonder wet - hoewel niet zonder de wet van God,
want ik sta onder de wet van Christus, om hen, die zonder wet zijn, te
winnen." (1 Kor. 9:19-21) Voor een grondige en systematische Bijbelstudie over wat de Bijbel over de
wet zegt, zie deze Bijbelstudie, klik hier. 7.
Het argument dat het Oude
Verbond eeuwig is Dit is het volgende serieuze argument dat
messiaanse christenen gebruiken. De redenering gaat als volgt. Het verbond dat
God met Israel door bemiddeling van Mozes bij de Sinaï
heeft gesloten, is een eeuwig verbond. De wet van Mozes is een onderdeel van
dat verbond en is daarom ook eeuwig. En als de wet eeuwig is, dan is hij nog
steeds van kracht. En dan moeten wij, als christenen, ook het ceremoniële
gedeelte van de wet van Mozes nog houden. Weerlegging Het mozaïsch verbond was niet eeuwig. Het is
vervangen door een beter verbond. Bovendien is deze redenering uiteraard ook in
strijd met het besluit van de apostelen uit Handelingen 15, met de praktijk van
Petrus en Paulus, want die leefden soms zonder wet,
naar het gebruik der heidenen (Galaten 2:14, 1 Korinthe
9:19-21) en in strijd met het onderwijs van de apostelen in de brieven van het
Nieuwe Testament (Zie hierboven, punt 4). + Vervangen Het verbond dat God door
bemiddeling van Mozes met Israel bij de Sinaï sloot,
wordt in de Bijbel het Oude Verbond genoemd (2 Korinthe
3:14). Andere namen die door christenen gebruikt worden, zijn het mozaïsch
verbond, het sinaïtisch verbond en het verbond van
Mozes. De wet van Mozes is een onderdeel van dit verbond. De profeet Jeremia had aangekondigd dat dit Oude Verbond zou worden
vervangen door een ander verbond, door een nieuw verbond. Vandaar de naam
Nieuwe Verbond. Die verandering heeft plaatsgehad en is het gevolg van de dood
en opstanding van Jezus. Toen is het Nieuwe Verbond van kracht geworden. Dat is
het verbond waar wij als christenen mee te maken hebben (Lucas 22:20, Hebreeën
8:8, 9:15, 12:24). Alhoewel het Nieuwe Verbond nog officieel met Israel zal
worden gesloten, als Israel straks, in de eindtijd, massaal tot bekering komt,
hebben wij toch, als christenen, nu al deel aan de zegeningen van dit
toekomstige verbond. “Zie, de dagen komen,
luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een
nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten
dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij
verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren.” (Jeremia 31:31,32) Wat staat er in deze Bijbeltekst? + De Israëlieten hebben het mozaïsch verbond verbroken In het Bijbelgedeelte uit
Jeremia die hierboven geciteerd is, zegt God dat de Israëlieten
het het mozaïsch
verbond verbroken hebben. God spreekt over “mijn verbond, dat zij verbroken hebben” (Jeremia 31:32). Het gaat hier om het mozaïsch verbond. Om “het
verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten
dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden” (:32). + Daarom heeft God een ander verbond, een nieuw verbond aangekondigd “Zie, de dagen komen,
luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een
nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten
dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij
verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dít
is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk
zijn” (Jeremia 31:31-33) + God heeft het Oude verbond vervangen door het Nieuwe Verbond Jeremia heeft het Nieuwe
Verbond aangekondigd. In het Nieuwe Testament lezen we dat het al in werking is
getreden. “Nu echter heeft Hij [Jezus] een zoveel
verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond,
waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. Want
indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn
voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt
de Here, dat Ik voor het huis Israëls en het huis
Juda een nieuw verbond
tot stand zal brengen, niet zoals het verbond,
dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit
het land Egypte te leiden,
want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond
en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. … .Als
Hij spreekt van een nieuw (verbond),
heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en
verjaart, is niet ver van verdwijning” (Hebreeën
8:6-13) Jezus is middelaar van een beter verbond, met betere beloften dan
het mozaïsch verbond (:6). God heeft het eerste verbond, het mozaïsch verbond,
voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van
verdwijning. + We zijn als christenen niet meer onder het Oude Verbond En omdat we niet meer
onder het Oude Verbond zijn, zijn we ook niet meer onder de wet van Mozes. Daarom
worden in Handelingen 15 de heidenen niet verplicht om de ceremoniële wet na te
leven. Daarom konden Paulus en Petrus soms leven
‘naar heidens’ gebruik (Galaten 2:14, 1 Korinthe 9:21).
Daarom vind je in het onderwijs van de apostelen, in de brieven van het Nieuwe
Testament, geen enkele aansporing om de ceremoniële wet te onderhouden. We zijn ‘in christus”
dood voor de wet (Romeinen 7:4). Paulus zei van zichzelf dat hij niet meer
onder de wet van Mozes was, maar hij was toch niet zonder wet, want hij stond
onder de wet van Christus (1 Korinthe 9:21). + Tegenwerpingen van de messiaanse christenen De messiaanse christen
voeren voor hun stelling dat het mozaïsch verbond eeuwig is drie argumenten aan (1)
Er zijn enkele teksten die, volgens hen, zeggen dat het mozaïsch verbond
eeuwig is (2)
Ze beweren dat er nauwelijks verschil is tussen het oude en het nieuwe
verbond. Het nieuwe verbond is volgens hen niet echt nieuw. (3)
Ze wijzen er op dat er slechts staat dat het oude verbond niet ver van
verdwijning is, dus het is op het moment nog niet verdwenen. We zullen deze argumenten
hieronder één voor een bespreken. + Teksten die zouden zeggen dat het Oude Verbond eeuwig is Ze wijzen op enkele
teksten die volgens hen zeggen dat het Oude Verbond eeuwig is, maar de
messiaanse christenen vergissen zich. Ze menen dat het in die teksten om het mozaisch verbond gaat, maar dat is niet het geval. Die
teksten gaan over het verbond met Abraham. Dat is het verbond dat God met
Abraham en zijn nageslacht heeft gesloten, zie Genesis 12:1-2 en, 17:1-27. Het verbond met Abraham is
een onvoorwaardelijk verbond, het kon van de kant van het volk Israel niet
verbroken worden en daarom was het eeuwig (Genesis 17:19). Het mozaïsch verbond
kon wel verbroken worden. Want het mozaïsch verbond is een voorwaardelijk
verbond. God zal zegenen of straffen afhankelijk van hoe Israel zich gedraagt (Leviticus 26, Deuteronomium 28). Dit was een verbond dat
van de kant van het volk verbroken kon worden. Daardoor kon God, toen het volk keer
op keer door ongehoorzaamheid het verbond had verbroken, besluiten om het te
vervangen door een beter verbond. Dat heeft God dan ook gedaan. We zullen de voornaamste
teksten bekijken die messiaanse christenen gebruiken als bewijs dat het mozaïsch
verbond eeuwig is. . + Richteren 2:1-3 “Toen
ging de Engel des
Heren van Gilgal naar Bokim en zeide: Ik heb u uit Egypte doen trekken en gebracht in het
land dat Ik uw vaderen onder ede beloofd had, en Ik heb gezegd: Ik zal mijn verbond met u in eeuwigheid niet
verbreken, maar
gij zult geen verbond
sluiten met de bewoners van dit land; hun altaren zult gij afbreken. Doch gij hebt naar mijn stem
niet geluisterd. Wat hebt gij gedaan? En Ik heb óók gezegd: Ik zal hen niet voor u uit
wegdrijven, maar zij zullen u tot tegenstanders en hun goden u tot een valstrik zijn. (Richteren 2:1-3) Waar had God dat gezegd,
dat Hij zijn verbond in eeuwigheid niet zou verbreken? Dat heeft Hij gezegd in
de vloek van de wet van Mozes: “Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik
hen niet en heb Ik geen afkeer
van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken:
want Ik ben de Here, hun God.” (Leviticus
26:44). Als het volk het mozaïsch
verbond zou verbreken, dan zou het getroffen worden door Gods vloek (Leviticus 26:14-46). Maar die vloek zou niet zo ver gaan
dat God het volk zou vernietigen. Want dat kan Hij niet doen, omdat Hij Abraham
beloofd dat zijn nageslacht tot een groot volk zou worden en het land Kanaän zou bezitten. Die beloften van God aan Abraham
waren onvoorwaardelijk. Dat is de reden waarom God toch telkens weer de draad
met Israel oppakte, hoe zeer het ook had gezondigd en het mozaïsch verbond had
gebroken. Op grond van het mozaïsch verbond werden ze gestraft, op grond van
het verbond met Abraham ging God toch met hen door Dit was de reden dat God het
volk uit Egypte redde: Hij gedacht zijn verbond met Abraham. “En God hoorde hun
klacht en God gedacht aan zijn verbond met Abraham, Isaak en Jakob.” (Exodus 2:24). En dit was de reden waarom Jezus is gekomen: “Hij heeft Zich Israël, zijn knecht, aangetrokken, om te gedenken
aan barmhartigheid, – gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen – voor Abraham en zijn nageslacht in
eeuwigheid.” (Lucas 1:54,55). In Leviticus 26 waar God de vloek aankondigt, wijst Hij ook op
het verbond met Abraham. “Maar
belijden zij [de Israëlieten] hun ongerechtigheid en die hunner vaderen, in de
ontrouw waarmede zij tegen Mij ontrouw zijn geweest, en ook dat zij zich tegen
Mij verzet hebben, – ook Ik verzette Mij tegen hen en bracht hen in het land hunner vijanden –
of vernedert zich dan hun onbesneden hart en boeten zij dan hun ongerechtigheid, dan zal Ik mijn verbond met Jakob gedenken; ook mijn verbond met Isaak en ook mijn verbond met Abraham zal Ik gedenken, en Ik zal het
land gedenken.” (Leviticus 26:40-42). De twee lijnen In de
toespraak van de engel te Bochum uit Richteren 3
komen de lijn van het mozaïsch verbond en van het verbond met Abraham samen. De
vloek van de wet van Mozes (Leviticus 26 en
Deuteronomium 28) en de onvoorwaardelijke beloften van het verbond met Abraham.
“Toen ging de
Engel des Heren van Gilgal naar Bokim en zeide: Ik heb u uit Egypte doen trekken en gebracht in het
land dat Ik uw vaderen onder ede beloofd had, en Ik heb gezegd: Ik zal mijn
verbond met u in eeuwigheid niet
verbreken, maar
gij zult geen verbond
sluiten met de bewoners van dit land; hun altaren zult gij afbreken. Doch gij hebt naar mijn stem
niet geluisterd. Wat hebt gij gedaan?” (Richteren 2:1,2) In het
verbond met Abraham had God hem en zijn nageslacht het land beloofd. God had wat
Hij beloofd had, uitgevoerd. “Ik heb u uit Egypte doen trekken en gebracht in
het land dat ik uw vaderen onder ede beloofd had”. En Hij verzekert hen dat hij
alle in het verbond van Abraham gegeven beloften uit zal voeren. Van dat
verbond zegt Hij: “Ik zal mijn verbond
met u in eeuwigheid niet verbreken”. Het gaat hier duidelijk niet om het mozaïsch
verbond. Over het mozaïsch verbond heeft God zulke uitspraken niet gedaan. De
engel wijst de Israëlieten er ook op dat ze een aantal van de met de wet van
Mozes gegeven opdrachten niet hadden uitgevoerd. Ze hadden niet gedaan met de
inwoners van het land zoals God hen had opgedragen. Onvoorwaardelijk Het
verbond met Abraham was onvoorwaardelijk. God zou het doen, ongeacht wat het
volk doet. Een individuele Israëliet moest wel zelf beslissen of hij al of niet
bij het verbondsvolk wilde horen, of hij zich al of niet zou laten besnijden.
In die zin kon een individuele Israëliet zich buiten het verbond met Abraham
plaatsen. Maar God had het verbond in de eerste plaats met Abraham, Zaak en Jakob gesloten. En daarom voert Hij de beloften aan hen
gedaan uit, hoe dan ook. Het mozaïsch verbond is voorwaardelijk. Dat kon door
het volk als collectief gebroken worden. In dit verbond hangt de zegen af van
het gedrag van het volk (Deuteronomium 28, Leviticus
26). + Psalm 111:5,9 Een
ander Bijbelgedeelte dat vaak genoemd wordt, waar God over een verbond spreekt
dat eeuwig is, is Psalm 111:5,9. Uit niets blijkt dat dit slaat op het mozaïsch
verbond. Het mozaïsch verbond is niet het verbond waar Israëlieten hun hoop uit
putten. Hoop haalden ze terecht, uit het onvoorwaardelijke verbond met Abraham.
+ Exodus 31:16 Dan is er nog de tekst waar
over de sabbat gezegd wordt dat die eeuwig is. “De Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de
sabbat te vieren, zij en hun nageslacht, als een altoosdurend
verbond.” (Exodus 31:16). In de HSV staat: “ … als een eeuwig verbond.” Daar wordt slechts mee bedoeld dat
in Israel de sabbat door de generaties heen moest worden gehandhaafd.
Dat was Gods intentie. Maar met het opheffen van het mozaïsch verbond, waar de
opdracht om de sabbat te houden een onderdeel van is, is deze bepaling van het
verbond van Mozes, tegelijk met het oude Mozaïsche verbond opgeheven. In de wet van Mozes stond niet
alleen dat de sabbat altoosdurend zou zijn, hetzelfde
wordt gezegd van het priesterschap van de zonen van Aaron. “Gij zult hen zalven,
zoals gij hun vader gezalfd hebt, om voor Mij het priesterambt te bekleden; en dit geschiedt, opdat
hun zalving voor hen tot een altoosdurend priesterschap zij in hun geslachten.” (Exodus 40:15). In de HSV staat: “En het zal gebeuren dat hun zalving voor hen een eeuwig
priesterambt zal betekenen, al hun generaties door.” Terwijl intussen ook dit priesterschap opzij is
geschoven, door een verandering van wet (Hebreeën 7:12). Ook van heffingen waar
de priesters recht op hadden, wordt gezegd dat ze altoosdurend
zijn (Numeri 18:19). En toch is het aäronitische priesterschap afgeschaft en daarmee ook de
heffingen. Deze dingen waren altoosdurend,
zolang het verbond geldig en van kracht was. Door de dood en opstanding
van Jezus is de wet veranderd en daarom is het priesterschap van de zonen van
Aaron, en ook het sabbatsgebod, opgeheven. Conclusie.
Deze teksten zeggen niet dat het mozaïsch verbond eeuwig is. + Het Nieuwe Verbond is, volgens messiaanse christenen, niet echt nieuw Omdat messiaanse
christenen geloven dat het mozaïsch verbond eeuwig en nog steeds van kracht is,
moeten ze dit proberen te rijmen met wat God over het Nieuwe Verbond heeft
gezegd in Jeremia 31 en Hebreeën 8, over het
verouderd zijn van het Oude verbond. Dat doen ze door de
tegenstelling tussen het Oude Verbond en het Nieuwe verbond op te heffen. Ze
stellen dat het Nieuwe Verbond niet echt nieuw is. Het is niet meer dan een
verbeterd Oude Verbond. Het is geen nieuw verbond, maar slechts een vernieuwd
Oude Verbond. Het Oude Verbond is volgens hen opgenomen in het Nieuwe Verbond. Dit gaat uiteraard tegen
het getuigenis van de Schrift in. Er staat nieuw, niet vernieuwd De Bijbel spreekt immers letterlijk
over een nieuw verbond (Jeremia 31:31, Hebreeën 8:8,13;
9:15, enzovoorts). En niet over een vernieuwd
verbond. De Bijbel spreekt over een beter verbond, niet over een verbeterd verbond (Hebreeën 8:6). Hier
een ‘vernieuwd’ of ‘verbeterd’ verbond in lezen, is een vorm van schriftinleg
in plaats van uitleg. Het ene is voorwaardelijk, het andere onvoorwaardelijk Het Nieuwe Verbond kan
geen verbeterd Oude Verbond zijn omdat het karakter van de beide verbonden
totaal anders is. Het ene is een voorwaardelijk verbond: “Als jullie de wet
houden, zal ik jullie zegenen” (Levitius 26,
Deuteronomium 28). Het andere is een onvoorwaardelijk verbond. In het Nieuwe
Verbond worden een aantal onvoorwaardelijke beloften gedaan (Hebreeën 8:10-12, Jeremia 31:33,34). Het nieuwe verbond is net
zo onvoorwaardelijk als het verbond met Abraham. Alleen kan ook hier een individueel
mens zich buiten dit verbond plaatsen door ongeloof, door Jezus af te wijzen, door
te weigeren zich te bekeren en te laten dopen. Het ene is een bediening des doods, het andere is een bediening des levens Het ene verbond, het
verbond van Mozes, wordt een “bediening des doods” genoemd. Het andere een
“bediening des levens” (2 Korinthe 3:7,8). Als dat
geen contrast is! Een zelfde contrast maakt Johannes tussen Mozes, de middelaar
van het oude verbond, en Jezus de middelaar van het Nieuwe Verbond. “Want de wet is door Mozes gegeven, de genade
en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen” (Johannes 1:17) Amen. God zegt uitdrukkelijk dat het een ander verbond
is “Zie,
de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun
vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het
land Egypte te leiden:
mijn verbond, dat zij
verbroken hebben.” (Jeremia 31:31,32) Het
nieuwe verbond is juist niet zoals het oude verbond. Dat zegt God er
uitdrukkelijk bij, om elk misverstand te voorkomen. + Er staat slechts dat het Oude Verbond niet ver van verdwijning is Messiaanse christenen
wijzen er op dat er in Hebreeën 8 niet staat dat het oude verbond al afgeschaft
is. Want er staat: “Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd
verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.” (Hebreeën
8:13) ”Zie
je wel”, zo redeneren ze: “dan is het er nog wel.” Jawel, dat klopt, maar het
is verouderd en verjaard. Wat zul je dan bij zo’n verbond blijven, als God een
geweldig nieuw verbond heeft gegeven, met veel betere beloften. Wanneer
is het verbond definitief verdwenen? Misschien bij de verwoesting van Jeruzalem
door de Romeinen, toen is de tempel vernietigd en de tempeldienst gestopt. Of misschien
is het verbond nog geldig voor de ongelovige Joden. God handelt nog steeds met
hen, volgens het verbond met Mozes, met de verbondsvloek en de verbondszegen (Leviticus 26, Deuteronomium 28). En het Oude Verbond zal pas
definitief verdwijnen als de joden zich bekeren, als ze in Christus zijn. Want
vanaf het moment dat ze in Christus zijn, zijn ze afgestorven aan de wet
(Romeinen 7:4). + Conclusie Het oude verbond is wel
degelijk vervangen door het nieuwe verbond. Het besluit van de apostelen uit
Handelingen 15 is daar mee in overeenstemming. En ook het onderwijs in de
brieven over de ceremoniële wet. En het gedrag van Petrus
en Paulus die, als ze onder heidenen waren, leefden “naar heidens gebruik” en
“zonder de wet” (Galaten 2:14, 1 Korinthe 9:21) 8.
Ze stellen dat christenen
alleen in een bepaald opzicht gestorven zijn aan de wet Messiaanse christenen weten dat we in
Christus dood zijn voor de wet. Dat staat immers in Romeinen 7:4. Maar ze stellen dat we alleen dood zijn voor
de wet in een bepaald opzicht, alleen als een methode om gerechtvaardigd te
worden. Maar we zijn, volgens hen, niet vrij van de wet als leefregel. Die
uitleg kan niet kloppen, want als ze gelijk zouden hebben, dan zouden de
apostelen niet hebben kunnen besluiten dat de christenen uit de heidenen de ceremoniële
wet niet meer hoefden te houden, zie Handelingen 15. Dan had Petrus niet ‘naar heidens gebruik” kunnen leven (Galaten
2:14). En Paulus, zonder wet (1 Korinthe 9:21). 9.
Nog enkele argumenten die
messiaanse christenen gebruiken 9.1. De
apostelen hielden zich aan de ceremoniële wet, wij moeten dat ook doen Dit argument is hierboven
uitgebreid weerlegd in punt 4.3. Petrus en
Paulus hielden zich niet strikt aan de ceremoniële wet, ze leefden soms
naar heidens gebruik en niet naar Joods gebruik (Galaten 2:14, 1 Korinthe 9:21). 9.2. Uit een Bijbeltekst over de eindtijd blijkt dat ze
dan nog steeds de sabbat houden “Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat.” (Mattheus
24:20) Dit staat in wat wel wordt genoemd “de rede over de
laatste dingen”. Het gehele hoofdstuk, Mattheus 24,
gaat over de wederkomst van Christus en over wat daar aan vooraf gaat. Vlak
voordat Jezus terug komt, zal er een periode van grote verdrukking komen. In Mattheus 24:15 wordt gezegd wat het teken is dat deze grote
verdrukking op het punt staat om te beginnen. Als de christenen, die op dat
moment in het land Israel zijn, dat teken zien, dan moeten ze onmiddellijk met
grote haast vluchten. En in verband met die plotselinge vlucht zegt Jezus:
“Bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet
op een sabbat.” Deze tekst wordt soms gebruikt door christenen die
vinden dat we nog steeds de sabbat moeten houden. Hun redenering is als volgt:
Als in die tijd, dat is de tijd vlak voor de wederkomst van Christus, nog de
sabbat wordt gehouden, dan is de sabbat blijkbaar niet afgeschaft. Want anders
wat het niet nodig geweest om te bidden dat het moment om te vluchten niet op
een sabbat valt. En daarom moeten wij ook de sabbat blijven houden. De redenering klopt
niet Wat over het hoofd wordt gezien, is dat deze
aansporing is gericht tot een speciale groep christenen. Het gaat om christenen
die op dat moment in het land Israel wonen: “laten dan wie in Judea zijn, vluchten naar de bergen” (Mattheus 24:15,16). Zij moeten op een bepaald moment
overhaast vluchten. Daarom moeten ze bidden dat de situatie gunstig zal zijn
voor een snelle vlucht. Vluchten in de winter is zwaarder. En vluchten op de
sabbat gaat moeilijker, omdat bijvoorbeeld het openbaar vervoer (gedeeltelijk)
stil ligt. Op dat moment wonen deze christen Joden immers te midden van het
ongelovige Joodse volk dat Jezus verwerpt en nog steeds vasthoudt aan de wet
van Mozes en dat dus ook de sabbat nog steeds houdt. Niet de christenen houden
op dat moment uit principe de sabbat, het Joodse volk om hen heen houdt in die
tijd nog steeds de sabbat. 9.3.
In het duizendjarig rijk worden de sabbat en sommige feesten gehouden Het klopt dat in het duizendjarig rijk de sabbat weer
wordt gehouden (Ezechiël 46:1-7, 44:24, Jesaja
56:1-8). Maar die tijd is anders dan onze tijd. Het gaat ook daar weer
om een andere periode, om een andere bedeling, met gedeeltelijk andere regels. Jezus richt bij zijn wederkomst het duizendjarig rijk
op. Hij slaat de opstand van de mensen neer en neemt de regering van de gehele
wereld over. Bij het begin van zijn regering voert Hij een aantal regels in,
waaronder de opdracht om de sabbat weer te gaan houden. Dat wordt in de
theocratie aan de gehele maatschappij opgelegd. Het gaat niet alleen om
de sabbat, ook sommige van de feesten worden genoemd. In Ezechiël wordt
beschreven dat er in het duizendjarig rijk weer een tempel komt en er wordt
voor het volk ook weer een eredienst ingesteld die lijkt op die voor Israel
onder het mozaisch verbond (Ezechiël 40-47). Dit bewijst niet dat de ceremoniële
wet van Mozes, dat de sabbat, dat de feesten zoals het loofhuttenfeest
en de offers, in de bedeling van de christelijke gemeente niet zijn afgeschaft.
Want het gaat daar om een andere bedeling, om de tijd dat Jezus duizend jaar
letterlijk als koning de wereld regeert. Dienst aan God zal verplicht zijn,
afgodendienst verboden. Om dat in goede banen te leiden, zal God toch weer
tijdelijk een vorm van ceremoniële godsdienst instellen. Maar in de huidige
christelijke bedeling hebben we andere ceremonieën, doop en avondmaal. 9.4.
De vervulling van de drie najaarsfeesten is nog toekomstig De redenering van messiaanse christenen is
als volgt. De in de wet van Mozes voorgeschreven feesten hebben een symbolische
betekenis. Ze beelden in symbolen iets af. De eerste drie feesten beelden het
werk van Christus af. Daar is de vervulling al van gekomen. Maar de laatste
feesten, de najaarsfeesten, beelden zaken af die nog niet in vervulling zijn
gegaan. En omdat dit zo is, moeten we die nog vieren. Deze redenering vindt je bijvoorbeeld in het
boek Wake Up. Het boek is één lange verdediging van de theologie van messiaanse
beweging. Een verdediging van de theologie van de Hebrew
Roots beweging. Er wordt
in het boek een ingewikkelde redenering over schaduw en werkelijkheid
verkondigd, gebaseerd op de veronderstelde typologische betekenis van de in de
wet van Mozes voorgeschreven Joodse feesten. Volgens Wake Up gaan de eerste drie
feesten over het verzoenend sterven en de opstanding van Christus. De laatste
drie zouden dan over het nog komende werk van Christus gaan. Omdat de werkelijkheid
van deze drie feesten nog niet gekomen is, is het voor ons als christenen nog
steeds nuttig om die feesten te vieren. Het richt ons op de wederkomst van
Christus en alles wat dat zal brengen. Deze redenering deugt niet. Het eerste zwakke punt in de redenering is dat de
typologische betekenis van de meeste van de zeven feesten niet eenvoudig en
vooral niet met zekerheid is vast te stellen. Neem bijvoorbeeld het loofhuttenfeest. Dat zag terug op verlossing uit Egypte, op
de woestijnreis (Leviticus 23:42,43). En het was een
dankfeest voor de oogst (Deuteronomium 16:13-15). In het Nieuwe Testament wordt
geen directe typologische toepassing van het feest gegeven. Alleen door een
oefening in vrij associëren en speculeren wordt er door Wake Up iets in het
Nieuwe Testament gevonden. En toch beweren de auteurs dat het loofhuttenfeest verwijst naar de gezegende situatie die
straks komt in het duizendjarig rijk. Maar zelfs al is de typologische uitleg van de feesten,
zoals messiaanse christenen leren, juist, dan nog zijn de feesten overbodig.
Jezus zelf heeft een ritueel ingesteld wat ons voortdurend bepaalt bij zijn
wederkomst. Dat is het avondmaal. “Want zo dikwijls gij dit brood eet en
de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt.” (1 Korinthe 11:26). Door deel te nemen aan het avondmaal
verkondigen wij de dood des Heren, totdat Hij komt. We doen dat in
afwachting van zijn komst. Het avondmaal ziet terug, naar de dood van Christus
en het ziet vooruit, naar de wederkomst. Maar hoe dan ook, uiteindelijk is beslissend dat de
apostelen in hun onderwijs de christenen nooit hebben aangespoord om welke dan
ook van de Joodse feesten te vieren! 9.5.
Er staat toch dat het feesten des Heren zijn In messiaanse kring heb
ik de redenering gehoord dat de feesten voor iedereen gelden omdat de Bijbel
zegt dat het “feesten des Heren zijn” (Ezra 3:5). Die redenering klopt niet. De
feesten waren in de wet van Mozes voorgeschreven aan het volk Israel,
want de wet van Mozes is onderdeel van het verbond dat God bij de Sinaï met Israel heeft gesloten (Exodus 19 en 20).
Daarom noemt de apostel Johannes die feesten uitdrukkelijk “de feesten der
joden” (Johannes 6:4 en 7:2). Dat ze ook ‘feesten des Heren’ worden genoemd,
wil niet meer zeggen dan dat ze door God Zelf ingesteld zijn. Het zijn niet zo
maar feesten, God heeft er opdracht toe gegeven. Ze zijn onderdeel van de in de
wet van Mozes voorgeschreven eredienst aan Hem. Vandaar dat het Zijn feesten
zijn. 9.6.
Doop en avondmaal komen uit de Joodse ceremoniële wet De messiaanse christenen wijzen er op dat er verbanden zijn tussen het
avondmaal en het pascha. En tussen de doop en Joodse ceremoniële wassingen. En
omdat die banden er zijn, zo redeneert men dan, moeten we de Joodse ceremoniele feesten, zoals het pascha, nog steeds
uitvoeren. + Het verband tussen
avondmaal en pascha Het avondmaal is door Jezus ingesteld tijdens de viering van het pascha.
Het lijkt er op dat Jezus een enkel element, zoals het gebruik van de beker,
uit de bestaande Joodse gewoonten rondom de viering van het pascha heeft
gebruikt. Maar Hij heeft daar wel een geheel andere betekenis aan gegeven. + Toch zijn het avondmaal
en het pascha zeer verschillend In het pascha wordt de dood van Jezus
voorgesteld door het slachten van een lam. In het avondmaal wordt de dood van
Jezus voorgesteld door het breken van het brood en door de uitgegoten wijn. De gebruikte
symboliek is anders. In het pascha wordt de verlossing uit Egypte
herdacht. In het avondmaal gaat het om de vergeving van onze zonden. In het pascha
gaat het om de verlossing uit Egypte. In het avondmaal gaat het om Jezus Zelf
en om zijn verzoenend sterven. Jezus zei: “doe dit tot mijn gedachtenis”
(1 Korinthe 11:124,25). En het spreekt speciaal over
het offer dat Hij vrijwillig en uit liefde voor ons heeft gebracht. “Dit is
mijn lichaam voor u” (1 Korinthe 11:24). Het pascha is onderdeel van het Oude Verbond,
van de wet van Mozes. Jezus verbond het avondmaal met het Nieuwe Verbond. “Deze beker is het nieuwe verbond in
mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt” (Lucas 22:20). Hij verbond het
avondmaal met het betere nieuwe verbond waar Hij de
middelaar van is (Hebreeën 8:6, 9:15). Halleluja. Dank God voor het betere
verbond. Het bloed van het pascha beschermde tegen de
verderfengel die alle eerstgeborenen in het land Egypte zou doden. Het bloed
van Jezus, waar het avondmaal over spreekt, is vergoten tot vergeving van
zonden. Het pascha moest één keer per jaar worden
gehouden. Het avondmaal moet telkens worden gehouden. Er zijn aanwijzingen dat
de eerste christenen het wekelijks in acht namen. Kortom er zijn parallellen met het pascha,
maar ook zeer grote verschillen. + Het zelfde geldt voor
het de christelijke doop De wet van Mozes kende allerlei verplichte wassingen. Die waren bedoeld om
een vorm van ceremoniële reinheid te
bewerken of te herstellen. In die zin is er wel een parallel. Want de doop
stelt de reiniging van de zonden door het bloed van Jezus voor. Maar de
wassingen uit de wet van Mozes bewerkten werkelijke ceremoniele
reinheid. Als je de wassing niet uitvoerde, dan was je onrein in Gods ogen. De
christelijke doop bewerkt geen reinheid. Je bent al rein, voordat je gedoopt
wordt. Je wordt gereinigd op het moment dat je tot geloof komt. Het is het geloof
dat reinigt, niet de doop: “door het geloof hun hart reinigende”
(Handelingen 15:9). Het water van de
doop reinigt niet, dat doet het op Golgotha vergoten
bloed van Jezus (1 Johannes 1:7). Maar waar de Bijbel de nadruk op legt bij de doop is dat de doop onze
eenheid met Jezus in zijn dood en opstanding voorstelt. Het afleggen van de
oude mens en het aandoen van de nieuwe mens in Christus. Dopen was niet nieuw onder de joden. Johannes de Doper doopte ook. Het
unieke van de christelijke doop is dat Hij door Jezus is ingesteld en dat Hij
de reiniging door het bloed van Jezus voorstelt en onze identificatie met
Christus in zijn dood en opstanding afbeeldt. We zijn door het geloof met
Christus verbonden. En we zijn daarom door Hem meegenomen in zijn dood en
opstanding. + Doop en avondmaal zijn
twee nieuwe gebruiken Paulus scheidt de avondmaalviering van het pascha.
In 1 Korintiers 11:23-26, waar hij uitleg geeft over
de instelling en de betekenis van het avondmaal, heeft Hij het niet over het pascha.
Hij spreekt wel over de nacht waarin het avondmaal is ingesteld, maar hij noemt
het pascha niet. In Korintiers 11 legt Paulus uit wat
het avondmaal is en wat het voorstelt. Daar heeft hij uitleg over het ritueel
van het pascha niet voor nodig. Om de betekenis van het avondmaal te begrijpen en om stil te staan bij de
zoendood van Jezus hebben we het ritueel van het pascha niet nodig. Inzicht in
het ritueel van het pascha is op zich nuttig, maar niet noodzakelijk om het
avondmaal in de kern te begrijpen. En het is al helemaal overbodig om daarom
jaarlijks het Joodse pascha te vieren. 9.7. Wij moeten de
geboden van Jezus bewaren De redenering van de messiaanse christenen is als volgt: Jezus zegt dat we
zijn geboden moeten bewaren, dat betekent dat we de gehele wet van Mozes moeten
onderhouden. Want Jezus heeft in Mattheus 5:17-19
gezegd dat Hij niet gekomen is om de wet te ontbinden. Dus dat is onderdeel van
zijn onderwijs. Weerlegging + Mattheus
5:7-19 gaat alleen over de morele wet Hierboven, in hoofdstuk 5, is aangetoond hoe de woorden van Jezus uit Mattheus 5:17-19 moeten worden uitgelegd. Jezus heeft het
daar over de morele wet, niet over de ceremoniële wet. + Wij moeten inderdaad de
geboden van Jezus bewaren Jezus heeft gezegd: “Wie mijn geboden heeft en ze bewaart, die is het die
mij liefheeft ….” (Johannes 14:21). De apostelen moesten de nieuwe christenen
leren om de geboden van Jezus te onderhouden. “en leert hen onderhouden al wat
Ik [Jezus] u geboden heb” (Mattheus 28:19). + De fout van de
messiaanse christenen Ze onderkennen niet dat er een verschil is tussen “de geboden van Jezus” en
“de wet van Mozes”. Jezus sprak over “mijn geboden”.
Hij zei niet: “wie de geboden van de wet van Mozes bewaart, die is het die Mij
liefheeft”. En er staat “en leert hen onderhouden al wat Ik u geboden heb” (Mattheus 28:19). Er staat niet “en leert hen onderhouden al
wat Mozes u geboden heeft”. De geboden van Jezus verschillen gedeeltelijk van de geboden uit de wet van
Mozes. Jezus heeft de morele geboden van de wet van Mozes overgenomen, maar de
ceremoniële niet. Na zijn dood en opstanding zouden de ceremoniële geboden
worden afgeschaft. Hij liep daar al op vooruit door, tegen het voorschrift van
de wet van Mozes in, alle voedsel rein te verklaren (Marcus 7:19). Daarom
hebben de apostelen in hun onderwijs in de brieven de christenen, zowel uit
heidense als uit Joodse achtergrond, nooit aangespoord om de ceremoniële wet
van Mozes te houden. Daarom hebben ze onder leiding van de Heilige Geest
in Handelingen 15 uitgesproken dat de ceremoniële wet niet mocht worden
opgelegd aan de christenen uit de heidenen. (Zie hierboven punt 4) Paulus zei van zichzelf dat hij niet meer onder de wet van Mozes stond. In
plaats daarvan stond hij onder de wet van Christus (1 Korinthe
9:21). En zo is het met iedere christen. 9.8.
De apostelen pasten de wet van Mozes toe op de christenen De redenering: We lezen in de brieven van het
Nieuwe Testament dat de apostelen de wet van Mozes toepasten op de christenen.
Dat bewijst toch dat de wet nog steeds geldig is voor de christenen. Een voorbeeld. In Efeze
6 past Paulus één van de tien geboden toe op de christenen. Hij schrijft: “Kinderen, weest
uw ouders gehoorzaam [in de Here], want dat is recht.
Eer uw vader
en uw moeder – dit is immers het eerste gebod, met een belofte – opdat het u welga en gij lang
leeft op aarde.” (Efeze 6:1-3). Zie Exodus 20:12. Weerlegging Als de apostelen de wet van Mozes toepassen
op christenen, dan gaat het altijd om
geboden uit de morele wet. Voor uitleg over het verschil tussen de morele
en de ceremoniële wet, zie hierboven de punten 1 en 2 van deze studie. Dit bevestigt dat de morele geboden van de
wet van Mozes nog steeds geldig zijn. Die hebben de apostelen overgenomen in
hun onderwijs. Daar doen ze met gezag een beroep op. Maar de ceremoniële
geboden worden niet herhaald door de apostelen, integendeel. En in Handelingen
15 staat het besluit van de apostelen waarin ze stelden dat de ceremoniële niet
aan de christenen uit de heidenen werd opgelegd. En uit het onderwijs van
Paulus blijkt dat ook voor christenen uit Joodse achtergrond de naleving van de
ceremoniële wet niet verplicht is. Zie
hierboven punt 4. 9.9.
Het antisemitisme argument Dit is hierboven in punt 4.2.2 reeds kort
besproken. Maar omdat het een argument is dat door messiaanse christenen vaak
wordt gebruikt, toch hier een herhaling en uitbreiding. Messiaanse christenen stellen vaak dat het vervangen van de Joodse feesten door
christelijke feesten en de vervanging van de zaterdag door de zondag als dag
van samenkomst een uiting is van antisemitisme, een uiting van vijandigheid ten
opzichte van de Joden. Dat is niet juist, want het afschaffen van de
Joodse feesten was Gods beslissing, niet die van mensen. Het was het besluit
van de apostelen, zoals dat in Handelingen 15 is beschreven. En van dat besluit
wordt gezegd dat het is genomen onder leiding van de Heilige Geest. Hoezo antisemitisme? Niet een Romeinse keizer,
niet de rooms-katholieke kerk uit de vierde eeuw na Christus heeft dat gedaan,
maar de Heilige Geest zelf. Zo staat het in de Bijbel: het “heeft … ons en
de Heilige Geest goed gedacht” (Handelingen 15:28). De verplichte viering van de sabbat en de
joodse feesten is door God zelf opgeheven, niet alleen voor christenen uit de
heidenen, maar voor alle christenen, ook voor de christenen uit Joodse
achtergrond. Het is het gevolg van het feit dat Jezus door zijn dood aan het
kruis de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking heeft
gesteld (Efeze 2:15). Het is het gevolg van het
aanbreken van een nieuwe bedeling[4]. Romeinse keizers en de roomse kerk hebben
later bevestigd en voorgeschreven wat toen al gebruik was onder de christenen.
Dat ze dat gedaan hebben, was overbodig en ongeestelijk, de overheid heeft zich
daar niet mee te bemoeien. Maar de christenen zijn toen niet plotseling
overgestapt van zaterdag naar zondag, omdat de Keizer, en de leiding van de roomse
kerk, het beval. Achter die on-Bijbelse en ongeestelijke acties van de Romeinse
Keizer en de leiding van de roomse kerk, zaten zeker anti-Joodse gevoelens.
Maar dat neemt niet weg dat het besluit tot het niet meer geldig verklaren van
de ceremoniële wet al een paar eeuwen daarvoor door de apostelen is genomen onder
leiding van de Heilige Geest zelf. En bedenk dat alle apostelen geboren Joden
waren. Die kun je moeilijk van antisemitisme beschuldigen. En zoals hierboven herhaaldelijk is
besproken. De sabbat is niet als verplichte rustdag vervangen door de zondag. Voor
een christen zijn alle dagen gelijk. Het samenkomen op de eerste dag van de
week is slechts een gewoonte, niet per se voorgeschreven door God. Dat de
christenen op de eerste dag der week samenkomen is historisch zo gegroeid. En
de in de wet van Mozes voorgeschreven verplichte feesten zijn ook niet
vervangen door verplichte christelijke feesten. De rooms-katholieke heeft later
wel in het eigen kerkelijk wetboek vastgelegd dat die feesten en de
zondagsabbat verplicht zijn, maar wij, als protestantse en evangelische
gelovigen, hebben niets met de kerkelijke wet van de rooms-katholieke kerk te
maken. 9.10.
Het argument vanuit hun visie op de antichrist Tenslotte een laatste tegenwerping die ik in
messiaanse kring ben tegengekomen. Deze redenering gaat als volgt: We leven nu
al in de tijd van de grote verdrukking en de Paus, de leider van de
Rooms-katholieke kerk, is de antichrist. Van de antichrist weten we uit de
profetie dat hij de tijden zal veranderen. “Hij [de antichrist] zal
woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten
te gronde richten; hij zal er op uit zijn tijden en wet te veranderen,
en zij zullen in zijn macht gegeven worden …” (Daniel 7:25) En dat is precies wat, volgens sommige
messiaanse christenen, een paus in de vierde eeuw na Christus heeft gedaan,
toen hij, in samenwerking met de kerkelijke leiding van de vroeg
rooms-katholieke kerk, de zondag van staatswege als verplichte rustdag
instelde. Toen heeft hij de wet van Mozes veranderd door andere tijden in te
stellen. Kortom de zondag als dag van samenkomst en de christelijke feesten
zijn, volgens deze theorie, ingesteld door de antichrist. Daar komt nog bij dat
sommige christelijke feestdagen ingesteld zijn ter vervanging van een heidens
feest. Wat hen in de ogen van de messiaanse christenen verdacht maakt. Kortom
de invoering van de zondag als rustdag en de invoering van christelijke feesten
zijn volgens deze opvatting het werk van de antichrist Dit is uiteraard onzin. De antichrist is nog
niet gekomen en de grote verdrukking ook niet. (Zie, de drie
Bijbelstudies over de antichrist en de twee Bijbelstudies over de grote
verdrukking, in deze serie Bijbelstudies over de toekomst: http://www.honderdbijbelstudies.nl/category/lessen-over-de-toekomst/ ) Het is bovendien een gevaarlijke redenering. Want
de redenering gaat nog verder. De christenen die samenkomen op zondag en
christelijke feesten vieren, staan daardoor onder invloed van de geest van de
antichrist. Deze kerken zijn het Babylon, dat is de
geestelijke hoer waar openbaring 18 en 19 over spreekt. En voor de christenen
die in deze kerken zijn, geldt deze oproep: “ga weg uit Babylon”.
“En ik hoorde een
andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij
geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.” (Openbaring
18:4) W. Verwoerd, één
van de leiders van de messiaanse beweging in Nederland heeft een boek
geschreven met de titel “Weg uit Babylon”. Recent
hield een Messiaanse gemeente in mijn omgeving een voorlichtingsavond voor
belangstellenden, op die avond werd onder meer deze theorie verkondigd. Zo werd
er druk op de belangstellenden uitgeoefend om hun evangelische en
reformatorische kerken te verlaten en zich bij een messiaanse gemeente aan te
sluiten. Want in “Babylon” kun je natuurlijk niet
blijven. Deze theorie over de antichrist, over de
verandering van de tijden, over Babylon, is afkomstig
uit de sekte van de zevendedagadventisten. Daar gaan
ze overigens nog een stap verder. De zevendedags adventisten
stellen dat het houden van de zondag als dag van samenkomst het merkteken van
het beest is. (Openbaring 13:16,17; 14:9,11). 10. Conclusie Hierboven is geconstateerd dat alle
tegenwerpingen geen standhouden. En er blijft staan wat in punt 4 vanuit de
Schrift is bewezen. Namelijk dat christenen de ceremoniële wet niet hoeven te
onderhouden. 11. Het gevaar van het
standpunt van de messiaanse christenen + Een element van wetticisme In het bewust gaan
naleven van de ceremoniële wet zit een element van wetticisme.
De idée dat je door dat te doen een speciale zegen
van God zal ontvangen. Dat het je dichter bij God zal brengen. Dat je er een
betere christen door wordt. Dat het je bonuspunten bij God zal opleveren. Dat is precies wat Mattheus 5:17-19, volgens de uitleg van de messiaanse
christenen, zegt. “Wie dan één van de
kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in
het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in
het Koninkrijk der hemelen.” De messiaanse christenen geloven dat Jezus in Mattheus 5:17-19 leert dat ook de ceremoniële wet nog
volledig geldig is. Als je, je niet aan de ceremoniële wet houdt, dan ontbind
je, volgens hun uitleg, een aantal van de geboden uit de wet van Mozes. En als
je dat doet, dan zul je “zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen”. Maar als
je ze wel nakomt dat zul je “groot heten in het Koninkrijk der hemelen”. Natuurlijk spreekt de Bijbel
wel over loon dat iedere christen zal ontvangen voor trouwe dienst, als Jezus
terugkomt (Mattheus 5:12, 6:1, 10:41, 1 Korinthe 3:14, 2 Johannes :8, Openbaring 11:18, 22:12).
Maar volgens de uitleg die de messiaanse christenen van Mattheus
5:17-19 geven, helpt het niets wat je ook doet, al is het liefhebben, op God
vertrouwen, dienen, getuigen, of wat dan ook. Als je, jezelf niet aan de ceremoniële
wet houdt, dan zul je zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen. Als dit werkelijk zo is,
dan is het houden van de ceremoniële wet ineens niet meer zo vrijwillig of
vrijblijvend. + De grens naar volbloed wetticisme is snel
overschreden Het bovenstaande is nog een
vorm van wetticisme ‘light’,
maar de grens naar volledig wetticisme is snel
overschreden. Dat deden de “messiaanse christenen” die in de gemeenten van Galatië leerden dat het onderhouden van de ceremoniële wet
noodzakelijk was voor het behoud. Dezelfde groep messiaanse ijveraars voor de
wet van Mozes die de gemeenten in Galatië was
binnengedrongen, kwam in botsing met Paulus en Barnabas in de gemeente van Antiochië (Handelingen 15:1,5) over het al of niet verplicht
zijn van het onderhouden van de ceremoniële wet. Waarom niet naar de
waarschuwing van Paulus luisteren: “Dagen, maanden, vaste tijden en jaren neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor
u ingespannen heb.” (Galaten 4:10,11) + Het richt op uiterlijkheden Dat was precies één van
de grote fouten van het farizeïsme. De Farizeeën waren zo bezig met het naleven
van de ceremoniële regels van de wet van Mozes dat ze geen oog hadden voor de
werkelijk belangrijke zaken. Ik zie dat terug bij sommige
messiaanse christenen die ik ken. Waar loopt hun mond van over? Waar zijn ze
vol van? Van het vieren van de sabbat, van allerlei rituelen, van de idée dat ze het oorspronkelijke christendom weer hebben
teruggevonden, van het gebruik van allerlei joods-hebreeuwse
termen, van het blazen op bazuinen, enzovoort. Dat bepaalt hun identiteit, dat
maakt hen in eigen ogen bijzonder. “Laat u niet medeslepen
door allerlei vreemde leringen; want het is goed, dat het hart zijn vastheid
vindt in genade en niet in spijzen: wie het hierin zochten, hebben er geen baat
bij gevonden.” (Hebreeën 13:9) “Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten
en drinken, maar in
rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest.” (Romeinen 14:17) “Indien
gij met Christus afgestorven zijt aan de wereldgeesten, waartoe
laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden
opleggen: raak
niet, smaak niet, roer niet aan; dat alles zijn dingen, die door het gebruik
teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en leringen van mensen. Dit toch is, al staat het in
een roep van wijsheid met zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en
zijn kastijding van het lichaam, zonder enige waarde (en dient slechts) tot
bevrediging van het vlees.” (Kolossenzen 2:20-23) + Het doet gemeenten scheuren Zelf heb ik van nabij
waargenomen hoe onder invloed van de messiaanse leringen een aantal gezinnen
zijn vertrokken uit een kleine evangelische gemeente. Daarmee die evangelische
gemeente verzwakkend. Het waren stabiele mensen die zich, als ik mij goed
herinner, al meer dan twintig jaar actief hadden gezet in hun gemeente. Ook
daar begon het met het luisteren naar de boodschap van messiaanse christenen,
met het vrijblijvend houden van de sabbat met een aantal gelijkgestemden
terwijl ze nog wel in hun evangelische gemeente functioneerden. Maar
uiteindelijk leidde het tot hun vertrek. Hoe je het ook draait of
keert, een groep christenen heeft zich op dat moment afgescheiden van hun evangelische
gemeente, het was een scheuring. Maar de messiaanse christenen hebben dat er
allemaal voor over. Deze “collateral damage”, deze bijkomende schade, nemen ze op de koop toe. 12. Maar mag het dan
niet vrijwillig? Mag je dan als christen
niet vrijwillig de ceremoniële wet naleven? De idee om dat te doen is on-Bijbels. + We moeten niet boven de Schrift uitgaan Moet je iets gaan doen,
wat de apostelen niet opgedragen hebben? Zij hebben onder leiding van de
Heilige Geest, besloten dat de heidenen de ceremoniële wet van Mozes niet
hoefden te houden. Waarom dit besluit van de apostelen negeren en het toch gaan
doen? We moeten niet uitgaan
boven hetgeen geschreven is (1 Korinthe 4:6). En dat
doe je, als je als christen uit de heidenen toch de ceremoniële wet gaat
naleven. Sterker nog, je gaat niet slechts uit boven de schriften, je gaat er
tegen in. Hoe kun je dan denken dat dit door God gewaardeerd zal worden? Hoe
kun je denken dat God dit zal zegenen? + Bij de messiaanse christenen gaat het niet om vrijwilligheid Ze menen dat God hun
gebiedt om de ceremoniële wet te houden. Het is voor hen geen bijzaak, maar
hoofdzaak. Dat blijkt ook uit hun gedrag, want ze gaan zelfs zover, dat ze zich
afscheiden van evangelische en reformatorische gemeenten om eigen gemeenten op
te richten. Dat doe je niet over een bijzaak, dat doe je niet over iets wat je
wel of niet vrijwillig mag doen. + Paulus laat ruimte voor het houden van de ceremoniële wet, in Romeinen
14:5. Maar dat is een
tegemoetkoming aan Joodse christenen die van kindsbeen de ceremoniële wet
hebben onderhouden. Wat er nu in Nederland,
onder invloed van de Hebrew Roots
beweging, gebeurt, kun je daar niet mee vergelijken. Het gaat in dit
geval niet om christenen die opgevoed zijn met de wet van Mozes en die daar nog
niet los van zijn, zoals dat het geval was met de gelovigen uit Joodse
achtergrond in de gemeente van Rome. Het gaat om evangelische christenen die vrijwillig
terugkeren naar de ceremoniële wet van Mozes. Ze keren terug naar de wet, naar
de dingen die van de aarde zijn, naar de schaduwen (Kolossenzen
2:17-3:3). En dat doen ze omdat ze de valse basisstelling van de Hebrew Roots beweging hebben over
genomen, ze denken dat ze door het gaan houden van bijvoorbeeld de sabbat
terugkeren naar het authentieke christendom. Wat Romeinen 14:5 zegt, is wel van
toepassing op bijvoorbeeld christenen uit orthodox reformatorische achtergrond,
die van kindsbeen zijn opgevoed met de idee dat ze de zondagsabbat moeten
houden. Maar het is niet van toepassing op christenen die onder invloed van de
on-Bijbelse theologie van de Hebrew Roots beweging beginnen
met het houden van de zaterdagsabbat en het onderhouden van de gehele
ceremoniële wet. Voor meer informatie over dit onderwerp, klik op deze
link: http://www.toetsalles.nl/hebrew.roots.index.htm
[1] Er staan naast de ceremoniele en morele geboden nog andere geboden
in de wet van Mozes. Er staat zelfs staatsrecht
in. Richtlijnen, geboden,
hoe een koning zich moet gedragen.
En oorlogsrecht. Hoe je te gedragen in geval van oorlog als je een
stad belegert, enzovoort. Burgerlijk recht (erfrecht). Strafrecht, welke straf staat op welke misdaad. De wet van Mozes was bedoeld als grondwet voor
de staat Israel. [2] Efeze 2:15 wordt
nader besproken in hoofdstuk 6. [3] Voor meer uitleg, zie
deze Bijbelstudie over de wet. Dit is de link: http://www.internetbijbelschool.nl/wordbest/baslz12.doc [4] Dit wordt in hoofdstuk 6
meer uitgebreid besproken. Ondermeer de discussie over de juiste uitleg van Efeze 2:15. |