(Dit artikel is ook te lezen in pdf, klik hier:

www.toetsalles.nl/pdf/Huijgen.boek.Lezen.pdf )

 

Huijgens boek “Lezen en laten lezen”. Een analyse en een waarschuwing.

De wissels om in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Van orthodox naar postmodern.

 

Arnold Huijgen is hoogleraar in de systematische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Hij heeft een boek geschreven over de omgang met de Bijbel.

 

Als iemand in een dergelijke positie een boek over dit onderwerp schrijft, dan is dat op zich al een goede reden om er aandacht aan te schenken. Maar er is nog een andere reden waarom het belangrijk is om ons met dit boek bezig te houden. Uit het boek blijkt dat Huijgen op fundamenteel niveau heeft gebroken met de traditionele protestantse theologie. Hij heeft radicaal gebroken met de standpunten en de methode van theologie bedrijven van bijvoorbeeld de oud-hoogleraren  W.H. Velema en  J. Van Genderen.

Zie voor hun benadering en standpunten de door hen geschreven “Beknopte Gereformeerde Dogmatiek” uit 1992.

 

De titel van het Huijgens boek is: “Lezen en gelezen worden. Gelovig omgaan met de bijbel”.

“Het gaat … over het verstaan van de Schrift, met het oog op het persoonlijk geloof, kerk en theologie vandaag” (p. 14)

 

1.     Waarom het boek is geschreven

 

Huijgen noemt twee redenen.

 

Er is een persoonlijke reden. Huijgen wilde de balans herstellen, hij had voornamelijk geschreven over theologische onderwerpen, hij wilde nu een boek schrijven over het luisteren naar God in de persoonlijke omgang met de Schrift. Hij is bovendien van mening dat theologen de plicht hebben om de resultaten van hun onderzoek breed te delen (p. 15). Dat doet hij door middel van dit boek.

 

En er is ook een kerkelijke reden waarom hij het boek heeft geschreven. Hij wijst er op dat in de gereformeerde kerken een aantal vraagstukken op scherp zijn gesteld. Zijn boek is een poging om de scherpte uit het debat te halen.

Ik citeer: “Een tweede aanleiding is de manier waarop hermeneutische kwesties in de gereformeerde kerken momenteel op scherp worden gezet. Daarbij gaat het vaak om drie kwesties: (1) Mogen vrouwen ambtsdrager zijn in de christelijke gemeente? (2) Zijn homoseksuele relaties toegestaan? (3) Is de wereld door evolutie of door Gods schepping ontstaan?” (pp. 15,16).

 

2.     Hoe doet hij dat?

 

Hoe probeert hij de scherpte uit het debat te halen? Zijn oplossing: Laten we ons niet op deze punten concentreren, laten we ons concentreren op het luisteren naar de Schrift in de persoonlijke omgang met God. Als beide partijen dat doen, dan komt het wel goed. Hij spreekt over ‘luisterend om gaan met de Schrift’. En door dat te doen stijg je boven deze tegenstellingen uit. Hij roep de lezers op om met hem die weg op te gaan. We moeten onze theologische standpunten als het ware parkeren en onbevangen opnieuw naar de Schrift luisteren.

 

Hij suggereert dat als je de drie genoemde kwesties zeer belangrijk vindt, dit er op wijst dat je op te rationele wijze met de Bijbel bezig bent. 

 

3. Waarom is het debat zo scherp?

 

De verklaring van Huijgen is dat beide partijen te rationalistisch bezig zijn. Maar wat is er nu echt aan de hand?

 

Het debat is zo scherp omdat het de mensen raakt. De gemeenteleden voelen aan dat er heel veel op het spel staat. Het gaat niet alleen om de kwesties zelf. Al is het heel ingrijpend als tegen het uitdrukkelijk gebod van God in, en tegen Gods scheppingsorde in, vrouwen worden aangesteld als ambtsdrager. En al is het heel ingrijpend als een ernstige zonde als de homoseksuele praktijk zou worden getolereerd in de gemeente. Een zonde die God een gruwel noemt en die opnieuw tegen Gods scheppingsorde ingaat. En het is nog ingrijpender als het Bijbelse scheppingsverhaal wordt losgelaten. Dan gaat het niet meer om de scheppingsorde, maar om de schepping zelf. De schepping is het fundament waarop de gehele Schrift rust. De Bijbel begint met “In het begin schiep God de hemel en de aarde” (Genesis 1:1). Maar er staat ook nog iets op het spel, dat het belang van deze punten zelfs nog te boven gaat.

 

Het gaat bij deze kwesties ten diepste om het Schriftgezag. Heeft de Schrift het laatste woord, onderwerpen we ons aan de Bijbel. Buigen we voor het gezag van de Schrift. Is er nog leertucht mogelijk, kunnen bepaalde leringen nog als onbijbels worden afgewezen en geweerd. (1 Timotheus 1:3). Is de Schrift helder?

 

De Schrift is duidelijk op deze drie punten

 

+ De vrouw in ambt

We lezen in 1 Timotheus 2 het volgende:

“Want ik sta niet toe dat een vrouw onderwijs geeft, en ook niet dat zij de man overheerst, maar ik wil dat zij zich stil houdt. Want Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. En niet Adam is misleid, maar de vrouw is, toen zij misleid werd, tot overtreding gekomen.”  (1 Timotheus 2:12-14).

Alleen deze tekst al maakt het aanstellen van vrouwen in het ambt onmogelijk. Ze mogen geen onderwijs aan volwassen mannen geven “Ik sta niet toe dan een vrouw onderwijs geeft” en ze mogen ook geen gezag over hen uitoefenen. Ze mogen niet over hen heersen (1) . Ze mogen niet domineren. Ze moeten op de achtergrond blijven. Paulus zegt: “Ik wil dat zij zich stil houdt.” Dit is geen cultureel bepaald gebod. Want Paulus fundeert het in de scheppingsorde en in de gang van zaken bij de zondeval. Adam is eerst gemaakt, daarna Eva. Niet Adam is misleid, maar de vrouw. En daarom mogen vrouwen geen onderwijs geven of leiding geven aan volwassen mannen in de gemeente.

De fundering voor dit gebod is nog steeds van kracht. De scheppingsorde is niet veranderd en ook niet het feit dat Eva is misleid.

Kijken we in het Oude Testament dan lezen we dat de vrouw geschapen is omwille van de man en als helper van de man. In de scheppingsorde is een hiërarchie vastgelegd: “de man is het hoofd van de vrouw” (Efeze 5:23). Dat heeft consequenties voor de relatie binnen het huwelijk, maar ook voor de positie van de vrouw in de gemeente.

 

+Homoseksueel contact

De homoseksuele praktijk wordt in Romeinen 1 tegennatuurlijk genoemd en schandelijk (Romeinen 1:26,27). Homoseksualteit wordt uitdrukkelijk genoemd in de zondelijst van 1 Korinthiers 6:10.  “… mannen die met mannen slapen … zullen het Koninkrijk van God niet beërven” (1 Korintiërs 6:10 HSV)

 Bij volharding in die zonde verlies je de toegang tot Gods koninkrijk.

Zie deze eindnoot , (2) ), voor meer informatie.

 

+De schepping

Genesis 1en 2 zijn duidelijk. Ze zijn door de eeuwen heen altijd opgevat als een historisch verslag van de schepping.  

Om ruimte te maken voor theïstische evolutie moet echter de letterlijke lezing van Genesis 1 en 2 worden verworpen. Dat wordt gedaan door de hoofdstukken symbolisch op te vatten. Bij symboliek, bijvoorbeeld poëzie of allegorie, hoef je de tekst niet meer letterlijk te nemen. Dit is buitengewoon gekunsteld. Voor het populair worden van de evolutietheorie kwam niemand op het idée dat Genesis 1 en 2 niet historisch waren. Op een enkele kerkvader na, die de Bijbel probeerde te combineren met de toen gangbare Griekse filosofie.

Bovendien geeft de Bijbel zelf aan dat we de hoofdstukken letterlijk moeten opvatten. Jezus en Paulus vatten de hoofdstukken letterlijk op, daarom moeten wij dat ook doen (3) . Het kennelijk bedoelen van de Bijbel is duidelijk. De Schrift behoort zichzelf uit te leggen. Als Jezus en Paulus Genesis 1en 2 letterlijk nemen, dan staat de juiste uitleg vast, dan behoren wij Jezus en Paulus daarin te volgen.

 

Nooit verschil van mening over geweest

 

Omdat de Schrift zo duidelijk is, is er onder Bijbelgetrouwe christenen nooit verschil van inzicht over deze kwesties geweest. Als je het gezag van de Bijbel aanvaardde, dan aanvaardde je ook wat de Bijbel op deze drie terreinen zegt. Die consensus onder christenen veranderde toen de seculiere Godevijandige cultuur zich steeds verder van de Bijbel verwijderde. Vanaf dat moment botste de leer van de Bijbel en de standpunten van de ongelovige wereld over deze drie punten op elkaar.

 

De ernst van de situatie

 

We hebben gezien dat de Schrift duidelijk is over deze dingen. Als ondanks dat toch wordt toegestaan dat op deze gebieden van de leer van de Bijbel wordt afgeweken, dan komt dat neer op het bewust verwerpen van het gezag van de Schrift. Een bewust opzij schuiven van de Bijbel. Als dat in een kerkelijke gemeenschap wordt getolereerd, dan is het hek van de dam. Waarom dan ook op andere gebieden niet hetzelfde doen.

 

De ineenstorting van de Gereformeerde Kerken (synodaal)

 

Het lijkt er op dat, mede onder invloed van Huijgen, de Christelijk Gereformeerde Kerk dezelfde weg opgaat die zestig jaar geleden door de Gereformeerde Kerk (synodaal) is ingeslagen. Het begon daar met de weigering om op te treden tegen een hoogleraar die het Bijbelse scheppingsverhaal verwierp. Een van de drie hierboven genoemde kwesties.

 

Deze grote kerk (met 1 miljoen leden) was in de jaren vijftig nog orthodox. Toen werd het leergezag op het gebied van de schepping losgelaten. Theïstische evolutie werd getolereerd. Daarna volgde een vloedgolf van andere valse leringen. De kerk was binnen ongeveer 10 jaar bijna volledig vrijzinnig geworden. Iedere kerk die deze weg opgaat, zal ook in vrijzinnigheid eindigen. Enkele jaren geleden is de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt deze weg opgegaan. Toen de oudere generatie hoogleraren plaats maakte voor een jongere generatie. Nu dreigen de Christelijk Gereformeerde Kerken dezelfde weg op te gaan.

 

Het gaat om het voortbestaan van de Christelijk Gereformeerde Kerk. In Middelburg rijd ik geregeld langs de drie nu gesloten kerkgebouwen van de toenmalig Gereformeerd Kerk (synodaal). De gewone PKN, waar in de Gereformeerde Kerk is op gegaan, is in Middelburg al bijna uitgestorven. Dat gebeurt na enige tijd met elke kerk die de vrijzinnige weg opgaat. Met elke kerk die het gezag van de Bijbel niet verdedigd en handhaaft. Er staat veel op het spel, het is daarom onvermijdelijk dat de debatten  scherp zijn. 

 

4.     Waar Huijgen in het boek tegen strijdt

 

Huijgen begint het boek met een vreedzame opstelling. Zijn doel is om de tegenstellingen te overstijgen door het in levende gemeenschap met de Heer lezen van de Bijbel. Maar in het boek komt toch al gauw de aap uit de mouw. Hij is toch niet zo vreedzaam als hij het zelf voor lijkt te stellen, want er iets waar hij tegen strijd. Dit zijn, zijn eigen woorden. Ik citeer: “Het gevaar dat ik zie, het front waartegen ik strijd, is een diepgeworteld rationalisme in de benadering van de Schrift” (p. 17).

 

In het boek strijdt hij tegen rationalisme in de benadering van de Schrift. En waar ontdekt hij dat? Bij de creationisten. En bij de fundamentalisten met hun fundamentalistische Bijbelbeschouwing. Hij ontdekt het in de Chicago Stellingen over de onfeilbaarheid van de Bijbel. Hij is ook niet enthousiast over de theïstisch evolutionisten en over volbloed vrijzinnigen. Hij vindt dat ook die te rationalistische bezig zijn, maar hij focust in het boek uitgebreid op de creationisten en de fundamentalisten. Maar in feite focust hij op wat hij de traditionele theologie noemt, met name op de traditionele leer over de Schrift. Want die vindt hij ook rationalistisch. (p. 23)

 

Zijn boek is dus wel degelijk een strijdschrift. Dit is zijn werkelijke agenda.

 

Rationalisme is volgens hem de poging om de zekerheid dat iets waar is te funderen op menselijke redeneringen. Dat is wat Descartes deed, de vader van het rationalisme. Huijgen beweert in zijn boek dat de creationisten en de christenen die geloven in de onfeilbaarheid van de Bijbel ook zo iets doen.

 

5.     De creationisten

 

Hij vindt rationalisme bij de creationisten. En zoals hij aangaf, daar gaat hij de strijd mee aan. Hij besteedt in het boek ruim en herhaaldelijk aandacht aan de creationisten. Maar laten we, voordat we ingaan op wat hij over het creationisme zegt, eerst stilstaan bij wat het creationisme is.

 

Wat zijn creationisten?

 

Creationisten zijn christenen die geloven in het Bijbelse verslag van de Schepping. Ze geloven in de schepping op gezag van de Bijbel. Daarnaast kijken ze naar de wetenschappelijke gegevens van bijvoorbeeld biologie en geologie en ze concluderen dat deze gegevens uitstekend in een scheppingsmodel passen. De geologische gegevens passen bijvoorbeeld in een catastrofe model (door de zondvloed). De creationisten stellen dat de wetenschappelijke gegevens veel beter in een scheppingsmodel dan in een evolutiemodel passen. Neem bijvoorbeeld de complexiteit van de eenvoudigste vorm van zelfstandig leven, de eencellige wezens. Die zijn al zo ontzaggelijk complex, dat maakt het onmogelijk dat deze complexe wezens uit toevallige chemische reacties zijn ontstaan. De overgang van dode materie, van dode stoffen, naar een functionerend en zichzelf reproducerend eencellig organisme is onmogelijk. Dat toch te geloven, is absurd. De idée dat je een aantal stoffen bij elkaar kan gooien en dat er dan een cel uit komt. De enige logische verklaring voor de aanwezigheid van levende wezens is dat ze geschapen zijn door God.

De creationisten proberen niet de waarheid van de Bijbel te bewijzen, ze gaan er van uit. En ze wijzen er op dat de feiten beter passen in een scheppingsmodel dan in het evolutiemodel.

 

Laten we nu eens zien wat Huijgen van de creationisten maakt

 

Ik citeer: “Zowel de creationisten als de theïstisch evolutionisten neigen ernaar de waarheid van de Bijbel te zekeren met een (natuurwetenschappelijke en/of filosofische) redenering” (p.12)

Hij beweert dat creationisten de waarheid van de Bijbel willen bewijzen met behulp van natuurwetenschap of met filosofische redeneringen. Ze zouden de waarheid van de Bijbel willen “zekeren” door hun scheppingsmodel. Het model waarin ze de wetenschappelijke gegevens uit biologie, geologie en dergelijke een plaats geven.

 

Hoe komt hij daarbij? Creationisten ‘zekeren’ niets. Ze gaan uit van de waarheid van de Bijbel. Hun geloof in de Bijbel is niet gebaseerd op hun eigen scheppingsmodel. Ze geloven omdat God hen persoonlijk heeft geroepen en overtuigd door zijn Geest. Daarbij kan God gebruik maken van zogenaamde ‘christian evidences’ of niet. Ik zelf ben bijvoorbeeld overtuigd door de levensverandering die ik zag in mijn broer, nadat hij christen was geworden, toen wist ik ‘dit is echt’. Daarnaast ben ik overtuigd door het lezen van een boek over de Bijbelse profetie. Na lezing was mijn spontane reactie: “de Bijbel is de waarheid”. En tenslotte ben ik overtuigd doordat Jezus mij onmiddellijk redde toen ik werd aangevallen door boze geesten. Ik was in contact gekomen met occultisme, daarna werd ik aangevallen door boze geesten. In mijn wanhoop riep ik spontaan tot Jezus: “help Jezus, help Jezus” en Jezus hielp direct. Diezelfde dag nog ben ik tot geloof gekomen, heb ik me bekeerd: “Here Jezus ik kom tot U, voortaan wil ik U dienen.” Sinds die tijd heb ik de vrede van God in mijn hart, een vrede die alle verstand te boven gaat (Filippenzen 4:7, Galaten 5:22). Niet een moment, maar al meer dan veertig jaar. Ik ben een creationist, maar mijn geloof is niet gebaseerd op een scheppingsmodel. Alhoewel het ‘argument van design’ mijn geloof wel bevestigt.

 

Nog een citaat uit het boek: “Momenteel wordt dit welles nietes spel met hoge inzet gespeeld door creationisten, die tegen de wetenschappelijke consensus in argumenteren dat de Bijbel toch wel gelijk heeft op basis van allerlei geologische en biologische ‘bewijzen’ ” (p. 50)

 

Ik ben een creationist. Ik speel volgens hem een spel. En nog wel een spel met hoge inzet. Want Huijgen denkt dat wij als creationisten “gebakken lucht” verkopen. En dat de mensen die het aannemen, uiteindelijk gedesillusioneerd achter zullen blijven en in een geloofscrisis zullen raken.

 

En let op zijn verwijzing naar “de wetenschappelijke consensus”. Zou Huijgen niet weten dat er ook een grote wetenschappelijke consensus is met betrekking tot het bovennatuurlijke? De consensus is dat het bovennatuurlijke niet bestaat. En over de mogelijkheid dat een mens opstaat uit de dood is er ook een overweldigende wetenschappelijke consensus dat zoiets niet kan gebeuren.

Huijgen gelooft blijkbaar in de mythe van de neutrale wetenschap. Maar hoe dichter een wetenschappelijke vraag bij het leven van een mens komt, des te minder is er neutraliteit bij de onderzoekers. De kwestie schepping of evolutie gaat over het bestaan van God. En de zondige mens wil niets van het bestaan van God weten. Want als God zou bestaan, dan moet hij daar rekening mee houden. En daarom zal de zondige mens elk ‘olijfblad’, waaronder de evolutietheorie, aangrijpen om de conclusie dat God bestaat weg te duwen. Ze willen doorgaan met hun zondige leven. Ze duwen de waarheid in ongerechtigheid ten onder. Ze drukken de waarheid weg. (Romeinen 1:18).

Bovendien zijn er wel degelijk wetenschappers die de evolutietheorie verwerpen. Niet omdat ze christen zijn, maar op andere gronden.

 

6.     Rationalisme bij christenen die de onfeilbaarheid van de Bijbel verdedigen

 

Er is nog een groep christenen waar hij rationalisme vindt. Ook daar focust hij zich op in zijn boek. Hij besteedt veel en herhaaldelijk aandacht aan deze groep. Het zijn de christenen die geloven dat de Bijbel onfeilbaar is. Zij geloven dat er in de oorspronkelijke geschriften geen fouten in de Bijbel stonden. En ze zijn er van overtuigd dat de Bijbeltekst die we nu hebben, op details na, overeenkomt met de oorspronkelijke geschriften.

 

Ook deze christenen beschuldigt hij van rationalisme. Van een poging om een vaste grond voor hun geloof te vinden in een onfeilbare Schrift. Net zoals Descartes een vaste grond voor absoluut zekere kennis dacht te vinden in het feit dat hij dacht. “Ik twijfel, dus Ik denk, dus ik besta”. En met deze voor hem absoluut zekere kennis als uitgangspunt en als eerste fundament redeneerde Descartes verder. Zo redeneerde hij een wereldbeschouwing bij elkaar. Volgens Huijgen proberen de christenen die geloven dat de Bijbel onfeilbaar is eerst de waarheid van de Bijbel te bewijzen op grond van rationele argumenten. Zo hebben ze net als Descartes een absoluut zekere waarheid gevonden. Van waaruit ze vervolgens hun logisch leerstellig gebouw van dogma’s opbouwen.

 

Maar de overtuiging dat de Bijbel onfeilbaar is, is niet gebaseerd op menselijke redenering. Die leer heeft geen autonome rationele onderbouwing, zoals Huijgen veronderstelt. Die leer is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de Bijbel (4) . In de Bijbel zelf lezen we dat al de Schrift door Gods Geest is ingegeven (2 Timotheus 3:16, 2 Petrus 1:21), tot in de woorden toe. Jezus en Paulus bouwden bijvoorbeeld een theologische redenering op de exacte vorm van een enkel woord (5) . ‘De Schrift zegt’ en ‘God zegt’ worden in de Bijbel aan elkaar gelijk gesteld (Handelingen 2:17,  Hebreeën 1:5-14, enzovoort).  Er staat in de Bijbel ‘God zegt of de Heilige Geest zegt’ en dan volgt een letterlijk citaat uit de Schrift. Het Schriftwoord is uitgesproken door de Heilige Geest, via een mens (Handelingen 1:16). Als de Bijbeltekst op een dergelijke manier is ingegeven door de Heilige Geest, tot de woorden toe, dan kunnen er geen vergissingen of onwaarheden instaan. God heeft de schrijvers zo geleid dat ze precies op schreven wat God door hen heen wilde zeggen, met gebruikmaking van hun persoonlijkheid en situatie van dat moment. In dat proces heeft Gods Geest hen behoed voor het maken van fouten. Dat nemen we in geloof aan, op grond van het zelfgetuigenis van de Bijbel.

 

Zie, wat de eigen vroegere hoogleraren, Velema en Van Genderen in hun “Beknopte Gereformeerde Dogmatiek” over de inspiratie van de Bijbel hebben geschreven. En let op hun onderbouwing vanuit de Bijbel. Dat bevestigt de woordelijke inspiratie van de Bijbel.

 

7.     Hij beweert dat de historiciteit van de ene gebeurtenis belangrijker is dan de andere

 

De opstanding is volgens hem een belangrijker feit dan Jona die in de vis heeft gezeten. Hij vindt dat we de historiciteit van de opstanding moeten handhaven, maar dat we de historiciteit van bijvoorbeeld het verhaal van Jona in de vis wel kunnen loslaten.

Als je het op dit punt niet met hem eens bent, dan ben je in zijn ogen een rationalist. Dan probeer je krampachtig je geloof overeind te houden door vast te houden aan de historische juistheid van alle in de Bijbel vermelde gebeurtenissen. Want als één ding niet is gebeurd zoals het in de Bijbel wordt vermeld, dan stort, volgens Huijgen, het geloof van een ‘fundamentalist’ in.

 

Ik geloof in de onfeilbaarheid van de Bijbel, in de ogen van Huijgen zal ik daarom wel fundamentalist zijn. Ik geloof in de volledig woordelijk inspiratie van de Bijbel en daarom kunnen er geen fouten in de Bijbel staan. De Bijbel kan niet vertellen dat Jona in een vis heeft gezeten, terwijl dat niet waar zou zijn. Dat is onmogelijk.

Bovendien zou het gevolg van het niet werkelijk gebeurd zijn van het verhaal van Jona consequenties hebben voor de christologie. Jezus heeft verschillende keren naar Jona verwezen en daarbij ging hij uit van de historiciteit van het verhaal (Mattheus 12:39). Heeft Jezus zich dan vergist, was hij ook maar een kind van zijn tijd, wist Hij niet dat vissen geen mensen kunnen inslokken en na drie dagen weer uitspuwen. Had Hij niet door wat verlichte hedendaagse ‘christenen’ en ‘Bijbelwetenschappers’ hebben ontdekt? Namelijk dat het verhaal van Jona een sprookje is. Of had Jezus nog niet het diepe inzicht van de hedendaagse postmoderne theologen die stellen dat het er niet toe doet of het verhaal van Jona nu wel of niet historisch is.

 

8.     Hij valt in het boek de leer over de onfeilbaarheid van de Bijbel aan

 

Als een refrein komt dat door het gehele boek terug. Hij doet dat op vele manieren. Hieronder worden een aantal van deze aanvallen op een rij gezet.

 

-Eerst door de beschuldiging van rationalisme

 

Die beschuldiging is hierboven, in punt 6, al besproken. Daar verwijs ik naar. 

 

-Hij wijst op tegenspraken in de tekst

 

Zie je wel. De tekst van de Bijbel is niet onfeilbaar. Hij erkent dat christenen die in de onfeilbaarheid van de Schrift geloven een oplossing hebben. Ze proberen twee tegengestelde teksten met elkaar te harmoniseren (6) . Of ze wijzen er op dat sommige tegenspraken het gevolg kunnen zijn van fouten in de overlevering van de tekst.

Iemand die gelooft in de onfeilbaarheid van de Bijbel zal daarom niet bij de eerste de beste tegenspraak die hij tegenkomt deze leer opgeven. Omdat die leer is gebaseerd op het eigen zelfgetuigenis van de Bijbel. En niet op een volledig succes om voor elke schijnbare tegenspraak een mogelijke verklaring te vinden.

Huijgen vindt deze aanpak niet overtuigend. Ik en vele andere christenen met mij, vinden van wel. Er is geen dwingende reden om het zelfgetuigenis van de Bijbel over de eigen inspiratie en de dooruit voortvloeiende onfeilbaarheid te verwerpen.

 

-Hij wijst op een kennelijke vergissing

 

In het Mattheus evangelie wordt een kennelijk citaat van Zacharia toegeschreven aan Jeremia.

Zie je wel zegt Huijgen, een fout in de Bijbel, de Bijbel is dus niet foutloos. (p. 158) Daar brengen wij tegen in dat het hier om een fout in de overlevering van de Bijbeltekst moet gaan.

 

-Hij is onder de indruk van de resultaten van de historisch-kritische methode

 

Het onderzoek naar het auteurschap, de tijd van ontstaan en dergelijke. De resultaten van deze wetenschap gaan vaak tegen het eigen getuigenis van de Bijbel in. Dan is de tweede brief van Petrus niet geschreven door Petrus. Of het gehele boek Jesaja niet geschreven door Jesaja. De eerste vijf boeken van de Bijbel niet door Mozes. Enzovoorts.

Zonder het met zoveel woorden te zeggen, lijkt het erop dat Huijgen ook hier weer de speculatieve theorieën van vrijzinnige Bijbelwetenschappers boven het zelfgetuigenis van de schrift stelt. Als je sommige van deze theorieën voor waar aanvaardt, dan staan er inderdaad fouten in de Bijbel.

 

-Hij gelooft in de evolutie

 

Daar lijkt het op, want hij is zeer onder de  indruk van de consensus van de wetenschap op het gebied van de evolutie. Het is duidelijk dat hij, voor zichzelf, niet om deze consensus heen kan. Die heeft blijkbaar meer gewicht dan het eigen getuigenis van de Bijbel, meer gewicht dan het getuigenis van Jezus  en van Paulus. In evolutie geloven en geloven in een onfeilbare Bijbel gaat niet samen. Als de evolutie juist is, dan is de Bijbel niet onfeilbaar. Dan moet je de Bijbel gaan redden door gehele gedeelten, zoals Genesis 1 en 2, te gaan vergeestelijken. Dan hebben Jezus en Paulus zich vergist, want zij gingen uit van de letterlijke interpretatie van Genesis 1 en 2.

 

-Hij wijst er op dat de leer over de onfeilbaarheid later is ontwikkeld en daarom verdacht

 

Het klopt inderdaad dat de leer over de onfeilbaarheid, over de foutloosheid (inerrancy) van de Bijbel, vrij laat in de kerkgeschiedenis is ontwikkeld. Dat is te verklaren uit de dogmageschiedenis. Uit de geschiedenis van de ontwikkeling van de dogma’s blijkt dat een dogma of leerstelling pas volledig werd ontwikkeld op het moment dat het onderdeel van de leer van de Bijbel werd aangevallen.

 

De leer over de drie-eenheid en over de twee naturen van Christus is al in de eerste eeuwen volledig ontwikkeld omdat in die tijd vanuit het Griekse denken de Godheid van Jezus werd aangevallen en verkeerd ingevuld. De leer over de drie-eenheid en de twee naturen van Christus waren nodig om de Bijbelse leer over Christus af te schermen tegen allerlei dwalingen.

 

De leer over de rechtvaardiging door het geloof is pas scherp geformuleerd in de tijd van de Reformatie. Toen moest de dwaling van het rooms-katholieke valse evangelie, van behoud door geloof en werken, worden weerlegd. Om af te schermen tegen andere onderdelen van de rooms-katholiek leer is toen ook de leer over de vier eigenschappen van de Schrift geformuleerd. Met ondermeer de leer over de duidelijkheid van de Schrift.

 

De leer over de onfeilbaarheid van de Bijbel is pas nader uitgewerkt toen in de tijd van de Verlichting de systematische schriftkritiek ontstond. Voor die tijd was een eenvoudige verklaring dat wij, als christenen, alles geloven wat de Schrift ons zegt, genoeg. De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt in artikel 5 het volgende over de boeken van de Bijbel: “En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is”. Er wordt beleden dat alles wordt geloofd wat in de boeken van de Bijbel staat. Alles wat er in staat wordt voor waar gehouden. Dat is in feite de definitie van de onfeilbaarheid van de Schrift. Met deze woorden werd toen al de onfeilbaarheid van de Bijbel beleden.

 

De verbreiding van de Schriftkritiek dwong de orthodoxe theologen om de leer over de onfeilbaarheid van de Bijbel nader uit te werken. Vandaar de nadere omschrijving van de inspiratie van de Schrift. Het was niet meer genoeg om te spreken van de inspiratie van de Bijbel. Er moest worden uitgelegd wat daar mee werd bedoeld. Vandaar dan men begon te spreken over de woordelijke inspiratie en over de volledige (plenaire) inspiratie van de Schrift. En over de organische inspiratie. En er moest worden uitgelegd wat het resultaat van die volledige en woordelijke inspiratie was, namelijk dat er geen fouten in de Bijbel staan. Uiteindelijk deden ze niet meer dan verdedigen wat in het hierboven aangehaalde citaat uit artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis werd beleden, namelijk: “Wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin (al wat in de boeken van de Bijbel) begrepen is”. Dit had niets met modernisme of rationalisme te maken, zoals Huijgen veronderstelt. Net zomin als het nader formuleren van leer over de rechtvaardiging door het geloof in de tijd van de Reformatie iets te maken had met rationalisme. Het had te maken met een nader onderzoek naar wat de Bijbel zelf zegt over de eigen inspiratie en onfeilbaarheid. De dwaling van de Schriftkritiek dreef de orthodoxe gelovigen dieper de Bijbel in.

 

We geloven niet in de onfeilbaarheid van de Bijbel omdat we elk probleem op kunnen lossen. Alsof ons hele vertrouwen in de onfeilbaarheid van de Bijbel zou instorten als we bijvoorbeeld een schijnbare tegenstelling tegen komen waar we op dit moment geen verklaring voor hebben. Ons geloof in de onfeilbaarheid van de Bijbel is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de Bijbel.

 

-Hij wijst op Luther en Calvijn

 

Die gingen minder stressvol om met schijnbare tegenspraken die ze tegenkwamen. Zij waren niet zo krampachtig als de evangelicals vanaf het midden van de negentiende eeuw.

Dat is eenvoudig verklaarbaar. Tijdens hun leven was er nog geen sprake van een dominante en agressieve systematische schriftkritiek. Een van de aanvallen van de schriftkritiek is het wijzen op tegenstrijdigheden. Het hele onderwerp was toen nog niet zo beladen. Luther en Calvijn gingen, zoals ook de Nederlandse Geloofsbelijdenis het stelt, vanzelfsprekend uit van de onfeilbaarheid van de Bijbel. “Ze geloofden alles wat daarin begrepen is”. Tegenwoordig weet je, als theologen zoals Huijgen op tegenspraken in de Bijbel wijzen, dat ze dat doen met een agenda. Ze wijzen er op met de uitdrukkelijke bedoeling om de leer over de woordelijke inspiratie en de onfeilbaarheid van de Bijbel te ondermijnen.

 

9.     Huijgen is postmodern in zijn schriftvisie

 

Huijgens is in zijn visie op de Schrift een merkwaardige combinatie van vrijzinnigheid en postmodernisme. Maar voor we ingaan op zijn schriftvisie, laten we eerst nagaan wat de traditionele schriftvisie van orthodoxe protestanten is.

 

De klassieke visie. De traditionele schriftvisie

 

+ De leer over de Bijbel is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de Bijbel. 

+De Bijbel is volledig en woordelijke geïnspireerd. De inspiratie is organisch, God heeft de menselijke schrijvers zodanig geleid dat ze precies neerschreven wat Hij door hen heen wilde zeggen, maar daarbij schakelde Hij hun persoonlijkheid niet uit en maakte Hij gebruik van hun omstandigheden. Er is het dubbele auteurschap van de Bijbel. Door de inspiratie is de Heilige Geest de hoofdschrijver van de Bijbel. Dit maakt dat de Bijbel een eenheid is.  

+ De Bijbel is onfeilbaar. Inerrant, foutloos, in de oorspronkelijke geschriften. Ook als de Bijbel spreekt over de geschiedenis en de schepping. “Wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is” (Artikel 5, Nederlandse Geloofsbelijdenis)

+ God heeft gewaakt over de overlevering van de Bijbeltekst en Hij heeft er voor gezorgd dat wij een betrouwbare versie van de oorspronkelijke geschriften hebben. De verschillen tussen de handschriften zijn niet ingrijpend.

+ De Bijbel is onze hoogste autoriteit. De Bijbel is beslissend. Bij een botsing met de cultuur of met een wetenschappelijke theorie is de Bijbel beslissend. 

+De Bijbel is duidelijk. De Bijbel is helder. De Bijbel interpreteert zichzelf. De Schrift legt zichzelf uit. Het ene Schriftgedeelte legt het andere nader uit. We moeten in de uitleg Schrift met Schrift vergelijken.

+ Een dogma is de samenvatting van de leer van de Bijbel over een bepaald onderwerp. In een dogma wordt de Schrift nagesproken, zij het in eigen woorden. Elk dogma moet worden uitgelegd vanuit de Schriftgedeelten waar het een samenvatting van bedoelt te geven.

+ Je vindt het dogma in de eerste plaats door alle Schriftgedeelten die iets over het onderwerp zeggen te exegetiseren. Je gebruikt bij de exegese de gewone historisch-grammaticale methode van Schriftuitleg. Je pas de commonsense regels toe. Je verklaart de moeilijke gedeelten vanuit de eenvoudige gedeelten. Je let op de context. Je respecteert de taal, de grammatica. Je onthoudt je van speculatie. Na de exegese verzamel je alle gevonden gegevens bij elkaar en daar haal je de grote lijnen uit. Daarmee heb je in essentie de Bijbelse leer over een bepaald onderwerp gevonden.

 

Zo zouden de vraagstukken waarmee het boek is begonnen moeten worden besproken en uitgezocht. De vraag of vrouwen tot ambtsdrager mogen worden aangesteld, de vraag of homoseksualiteit moet worden toegelaten en de vraag of evolutie en Bijbel te verenigen zijn.

 

Maar dat is niet de weg die Huijgen wijst in dit boek. Hij denkt niet meer vanuit deze schriftvisie. Hij verwerpt die als te rationalistisch, je loopt er volgens hem in vast. Zo met de Bijbel bezig zijn is te technisch, het verstikt het leven. Hij is te zeer onder indruk van de evolutietheorie, onder de indruk resultaten van de Schriftkritiek (literaire kritiek, vormkritiek, historische kritiek, etcetera), te zeer onder indruk van nieuwe hermeneutische theorieën. Zoals bijvoorbeeld de theorie dat wij allerlei geboden uit de Bijbel die ons vreemd overkomen, moeten recontextualiseren. Hij neemt ze niet helemaal over, maar hij vindt ze waardevol.

 

Hij stelt zijn eigen schriftvisie tegenover de traditionele schriftvisie. Die distantie geeft hij zelf aan. Hij gaat met zijn visie de traditionele visie confronteren. Ik citeer uit het boek: “Door de manier van omgaan met de Bijbel die ik voorsta, te confronteren met traditionele theologische notities en belangen, zoals de inspiratie van de Schrift, het historisch karakter van de historische gebeurtenissen die in de Schrift worden beschreven en de culturele afstand die we tot de Schrift kunnen ervaren.” (p. 23).

 

Hij is in het boek voortdurend bezig met de ‘deconstructie’ van ‘het grote samenhangende verhaal’ van de traditionele leer over de Schrift. Hij valt het voortdurend aan. Hij tracht het te ‘entsichern’. Hij is bezig om het te ontmantelen. En naar goed postmodern gebruik laat hij na het sloopwerk van de deconstructie slechts een puinhoop achter en niet meer dan enige aanzetten voor een nieuwe schriftvisie.

 

Hij bespreekt bijvoorbeeld de duidelijkheid van de Schrift. Hij schrijft er bladzijden lang in hoogdravende taal over. Maar dat is slechts toveren met woorden. Dat is niet vreemd, want dat is alles wat een postmodern christen nog kan doen. Hopen dat hij met woorden, die eigenlijk niets meer betekenen, iets spiritueels kan opwekken.

 

Als het er op aankomt dan is voor Huijgen de Schrift niet duidelijk. En dat is zeker het geval als het gaat om zaken waar de Bijbel in botsing komt met de hedendaagse seculiere cultuur. Huijgen geeft hier zelf een voorbeeld van in zijn boek. Hij gaat in één van de hoofdstukken in op de vraag wat de Bijbel zegt over de verhouding tussen man en vrouw binnen het huwelijk. In feite vraag je daarmee naar de leer van de Bijbel op dat punt. Hij zegt in zijn bespreking vele dingen, maar aan het einde is het nog niet duidelijk wat de Schrift zegt. Moet een vrouw zich nu onderwerpen aan haar man of niet? En zo ja, wat houdt dit dan in? Omdat het een duidelijke illustratie is van zijn postmoderne wijze van schriftuitleg en theologiseren, zullen we dit voorbeeld in het volgende punt nader bespreken.

 

10.  De verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk

 

Hij neemt 1 Petrus 3:1-7. Hij vindt dat een weerbarstige tekst en hij gaat op deze tekst zijn methode van ‘luisteren naar de Bijbel vanuit een levende relatie met God’ toepassen.

We zullen zien hoe dat in de praktijk gaat en waar hij uitkomt. Zijn bespreking staat op de pagina’s 204 t/m 216.

 

Maar eerst, om ons te oriënteren de Bijbeltekst.

 

“Evenzo, gij vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig; opdat ook, als sommigen aan het woord ongehoorzaam zijn, zij door de levenswandel van de vrouwen zonder woorden gewonnen worden, doordat zij uw reine levenswandel in de vreze des Heren waarnemen … maar uw sieraad moet zijn de verborgen mens van het hart, met het onvergankelijke sieraad van een zachtmoedige en stille geest die kostbaar is voor God. Want zo tooiden zich voorheen ook de heilige vrouwen, die op God hoopten, en hun eigen mannen onderdanig waren; zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde … ” (1 Petrus 3:1-7)

 

Petrus spoort in dit Bijbelgedeelte de vrouwen aan om onderdanig te zijn aan hun mannen. Wat dat onderdanig zijn inhoudt, legt hij nader uit aan de hand van ondermeer het voorbeeld van Sara. Zij gehoorzaamde Abraham en noemde hem heer.

 

We zullen nu bespreken wat Huijgen met deze tekst doet. We zullen zien waar zijn ‘luisteren naar de tekst vanuit de levende omgang met Christus’ uit bestaat. Het blijkt dat je bij de lezing aandacht moet geven aan de emoties die de tekst bij je oproept. Die emoties zeggen iets over jezelf. Die emoties houden je een spiegel voor. Dat doet hij ook met deze tekst. Maar dat is uiteindelijk niet van belang. Het gaat er om hoe hij de tekst uitlegt.

 

+ Hij erkent dat ‘onderdanig’ spreekt van een hiërarchische rolverdeling.

 

Ik citeer: “De Griekse term voor ‘onderdanig zijn, je onderwerpen’, hypostassein, heeft te maken met hiërarchie” (p. 206)

 

-Mijn commentaar:

 

In een hiërarchie is er sprake van een verschil in positie. De een staat boven de ander, wat beslissingsbevoegdheid betreft.

 

Een christen die zijn Bijbel kent, zegt: dat klopt. De Bijbel spreekt van zo’n hiërarchie. In 1 Korintiers 11:3 staat de bekende ‘chain of command’. God is het hoofd van Christus, Christus is het hoofd van de man en de man is het hoofd van de vrouw.

 “Maar ik wil dat u weet dat Christus het hoofd is van iedere man en de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus.” (1 Korintiers 11:3)

Hetzelfde wordt gezegd in de Efeze brief. “Vrouwen wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw …” (Efeze 5:22,23)

 

+ Hij zoekt de hiërarchische rolverdeling in de cultuur van dat moment (pp. 206, 207)

 

Daarbij negeert hij teksten als 1 Korintiërs 11:3 en Efeze 5:22,23.

Hij zegt dat het in de cultuur uit die tijd gebruikelijk was dat vrouwen aan hun mannen onderdanig waren. Opdat zij geen aanstoot zouden geven, spoort Petrus, volgens Huijgen, de vrouwen aan om daar dan maar in mee te gaan.

Dat betekent dat in onze cultuur, waar dat niet meer van de vrouw wordt verwacht, deze aansporing van Petrus niet op de christenvrouwen van toepassing is.

 

+ Hij beweert bovendien dat de aansporing om je man onderdanig te zijn, hier in 1 Petrus 3:1, is gericht tot gelovige vrouwen met een onbekeerde man.

 

Dat suggereert dat niet iedere vrouw de vermaning om onderdanig te zijn aan hun man op zichzelf hoeft toe te passen.

 

Mijn commentaar:

 

Dat is niet wat in de tekst staat. De opdracht om je man onderdanig te zijn wordt aan alle vrouwen gegeven. Maar het is extra van belang voor vrouwen die een ongelovige man hebben. Want die kunnen door een reine en godvrezende wandel, waar onderdanig zijn aan hun man een onderdeel van is, hun mannen voor het geloof winnen.

 

Dat het om alle vrouwen gaat, wordt bevestigd, doordat Petrus, na de vrouwen zo aangesproken te hebben, in vers 7 doorgaat met het aanspreken van alle mannen.

 

Dit wordt ook bevestigd door het hierboven al aangehaalde vers, 1 Korintiërs 11:3. Dat vers zegt dat de man het hoofd van de vrouw is. Het wordt ook bevestigd door andere teksten waar de vrouwen, zonder enige nadere kwalificatie, worden aangesproken.

Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals het behoort in de Heere.” (Colossenzen 3:18)

“Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus hoofd van de gemeente is; en Hij is de behouder van het lichaam. Daarom, zoals de Gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn” (Efeze 5:22-24)

 

Als postmoderne theoloog doet Huijgen zo goed als niets aan Schrift met Schrift vergelijken. Dat hoort, in zijn ogen, bij de verwerpelijke ‘rationele’ traditionele theologie. De idée dat je de Schrift de Schrift moet laten uitleggen, is voor een postmodern theoloog niet geldig. Want Schrift met Schrift vergelijken veronderstelt de eenheid van de Bijbel, het veronderstelt de ene Goddelijke auteur die achter elke menselijke Bijbelschrijver zit. Het veronderstelt de helderheid van de Schrift. En zulke overtuigingen horen bij de traditionele theologie en daar distantieert hij zich van.

 

Hij negeert de Bijbelse notie van de man als hoofd van de vrouw. De enige tekst die hij in zijn bespreking van 1 Petrus 3:1-7 noemt is Efeze 5:22.

Hij citeert het eerste deel van Efeze 5:22. ‘Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Here”. En vervolgens relativeert hij dit gebod volledig door er op te wijzen dat voorafgaande aan vers 22, in vers 21,  alle christenen worden opgeroepen om zich aan elkaar te onderwerpen. Dat grijpt hij aan om het gebod krachteloos te maken. Ik citeer: “maar dat – het gebod aan de vrouw om onderdanig te zijn aan haar man - staat in het licht van wederzijdse onderdanigheid” (p. 209)

 

In Efeze 5:21 staat inderdaad dat christenen elkaar onderdanig moeten zijn. Hij trekt daaruit de conclusie dat niet alleen de vrouw zich aan haar man moet onderwerpen, maar ook de man aan zijn vrouw. Er is in dat opzicht geen verschil tussen man en vrouw. De opdracht aan de vrouw om zich te onderwerpen is slechts een toepassing van de algemene aansporing aan alle christenen om zich aan elkaar te onderwerpen. Dat heeft niet speciaal met haar positie als vrouw te maken. Uit zijn uitleg volgt dat Paulus net zo goed de mannen had kunnen oproepen om zich aan hun vrouwen te onderwerpen.

 

-Mijn commentaar 

 

Het is niet voor niets dat Huijgen Efeze 5:22 niet volledig citeert. Hij citeert wel de opdracht aan de vrouwen om hun eigen mannen onderdanig te zijn. Maar wat daarna komt laat hij weg. Daar wordt de opdracht aan de vrouwen om onderdanig te zijn aan hun mannen gegrond in de hiërarchische verhouding tussen man en vrouw. In het hoofdzijn van de man over de vrouw. Dit is de volledige tekst: “Vrouwen, wees uw eigen mannen onderdanig, zoals aan de Heere, Want de man is hoofd van de vrouw, zoals ook Christus hoofd van de gemeente is; … Daarom, zoals de gemeente aan Christus onderdanig is, zo behoren ook de vrouwen in alles hun eigen mannen onderdanig te zijn.”

De verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk is een spiegel van de verhouding tussen Christus en zijn gemeente. In die verhouding is Christus het hoofd en daarom moet Hij in alles gehoorzaamd worden. In de huwelijksrelatie is de man het hoofd en moet daarom gehoorzaamd worden.

 

+ Verder relativeert hij de gehoorzaamheid van Sara

 

Petrus zegt dat Sara Abraham onderdanig was, dat ze hem gehoorzaamde en dat ze hem heer noemde. Huijgen relativeert de gehoorzaamheid van Sara. Hij gaat in het leven van Sara kijken, voor zover dat in de Bijbel wordt beschreven. En dan ontdekt hij verschillende gebeurtenissen waaruit bleek dat Sara helemaal niet ‘een mak schaap’ was dat alles maar deed wat haar man wilden. Hij leest zijn eigen speculaties in de reacties van Sara.

 

+Hij relativeert onderdanig zijn, gehoorzaam zijn

 

Hij brengt het terug tot respecteren. Sara was onderdanig aan Abraham in de zin dat zij hem respecteerde als heer. (p. 209)

 

+Hij maakt een karikatuur van de Bijbelse hiërarchische relatie binnen het huwelijk

 

Ik citeer: “Het lijkt helder, Sara onderwierp zich compleet aan Abraham als een slaaf aan haar heer.” (p. 208)

Dit is stuitend, deze karikatuur. Onderwerping van de vrouw aan haar man gebeurt binnen een liefdesrelatie. Het is niet zoals een slaaf zich onderwerpt aan zijn meester. De vrouw krijgt wel de opdracht om zich te onderwerpen aan haar man, maar tegelijkertijd krijgt de man de opdracht om zijn vrouw lief te hebben. Niet zomaar liefhebben, maar liefhebben zoals Jezus de gemeente heeft liefgehad. Jezus heeft zich opgeofferd voor de redding van zijn gemeente. Zo moet de man zijn vrouw liefhebben, dat betekent dat hij haar welzijn boven dat van zichzelf stelt. Dat betekent dat  bij zijn besluiten, bij zijn leiding, het welzijn van zijn vrouw de hoogste prioriteit moet hebben. “Mannen, heb uw eigen vrouwen lief, zoals Christus ook de gemeente heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgegeven … zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen” (Efeze 5:25-28) Paulus spiegelt de relatie tussen man en vrouw niet aan die van een slaaf en heer, maar aan die tussen Christus en zijn gemeente.

 

+Tenslotte redeneert hij het ‘brozer zijn’ van de vrouw weg (p. 212)

 

Hij zegt dat het brozer zijn van de vrouw, waar Petrus over spreekt in 1 Petrus 3:7, slaat op de kwetsbaardere sociale positie van de vrouw in de toenmalige maatschappij. Het ziet dat niet in het feit dat de vrouw gemiddeld fysiek zwakker is dan de man. En hij ziet het ook niet in de het feit dat de vrouw gemiddeld  emotioneler is en daardoor kwetsbaarder dan de man, hij ziet het niet in dat het te maken heeft met de psychologie van de vrouw.

Het brozer zijn van de vrouw is volgens hem een sociaal probleem, als de sociale positie van de vrouw wordt verbeterd, dan zal de vrouw niet meer brozer zijn dan de man en dan kun je in feite dit vers uit de Bijbel schrappen. Dat is de consequentie van zijn uitleg. Maar zijn uitleg is in strijd met de werkelijkheid. Een vrouw is fysiek zwakker en gemiddeld ook emotioneler. Die beide zaken maken een vrouw ook in onze tijd nog steeds kwetsbaarder dan een man en dat zal ook nooit veranderen.

 

De conclusie

 

Ik heb veel aandacht besteed aan Huijgens uitleg van 1 Petrus 3:1-7. Omdat hij er zelf diep op ingaat. Dertien pagina’s lang. Maar vooral omdat het illustreert wat hij met de Bijbel doet. Omdat het illustreert wat het voor gevolgen heeft dat hij de traditionele wijze van omgaan met de Bijbel verwerpt. Je ziet wat het gevolg is als je de regel dat de Bijbel zichzelf behoort uit te leggen negeert. Je ziet wat het doet als je Bijbelgedeelten niet in overeenstemming met hun directe context uitlegt, zoals hij doet met Efeze 5:22.

Hier is meer aan de hand dan het slecht toepassen van de traditionele regels voor de gezonde uitleg van de Schrift. De regels zijn veranderd. Hij spreekt zelf over een ‘andere exegese’. Ik citeer: “De sleutel lijkt mij niet: meer exegese, maar andere exegese …”(p. 19)

 

Hij gebruikt zijn postmoderne manier van Bijbellezen om het duidelijke onderwijs van de Bijbel over het hoofd zijn van de man over de vrouw binnen het huwelijk, onderuit te halen. Zijn lezen vanuit ‘een persoonlijke ontmoeting met de tekst’ rechtvaardigt blijkbaar dat hij teksten die licht zouden werpen op de uit te leggen tekst negeert. En dat hij de context negeert. Dat hij dingen suggereert, dat hij niet bewezen aannames doet. Op die manier deconstrueert (entsichert, ontmantelt) hij ‘het grote verhaal’ van de Bijbel over de verhouding tussen man en vrouw binnen het huwelijk.

 

Op postmoderne manier heeft hij de Bijbelse leer over de huwelijksrelatie tussen man en vrouw ontmanteld en laat hij zijn lezers in verwarring achter.

Huijgen beseft dat hij het grote verhaal over de verhouding tussen man en vrouw heeft ontmanteld. Hij heeft de traditionele uitleg gedeconstrueerd, entsichert. Hij weet het nu zelf ook niet meer, Hij stelt zich aan het einde van zijn bespreking van 1 Petrus 3:1-17 een vraag. Ik citeer: “Hebben we de tekst nu niet toch comfortabel laten passen bij onze culturele voorkeuren? Heb ik het onderscheid tussen man en vrouw dat Petrus kennelijk veronderstelt, toch weggepoetst?”(p. 213).

Zoals te verwachten was, stelt hij als postmodern theoloog wel de vraag, maar laat hij het antwoord in de lucht hangen. Maar ik wil die vraag wel voor hem beantwoorden. Uiteraard heeft hij met zijn uitleg de Bijbelse hiërarchische verhouding tussen man en vrouw volledig weggepoetst. En, wat een verrassing, zijn uitleg is in lijn met de huidige culturele normen. Handig zo’n nieuwe manier om naar de Bijbel te luisteren. Je kijkt naar de emoties die de tekst opwekt. Je negeert de gebruikelijke regels voor de schriftuitleg, zoals Schrift met Schrift vergelijken en de uitleg die je wilt vinden, komt te voorschijn.

 

11.  Deconstructie, de grote lijn in het boek, hoe hij de wissels omzet

 

We komen nu bij de kern van het boek. Dat is de postmoderne wijze waarop Huijgen de Bijbel benadert en aan theologie doet.

 

Het kenmerk van het postmodernisme is dat het niet meer gelooft in ‘grote verhalen’. Postmodernisten vinden die grote verhalen te simplistisch en vooral te rationalistisch. De werkelijkheid is, zo stelt men, veel gecompliceerder dan de grote verhalen die pretenderen iets van de werkelijkheid weer te geven. De postmodernist prikt de ballon van de grote verhalen lek. Dat wordt in het postmodernisme “deconstructie” genoemd (7) . De postmodernist deconstrueert de grote, in zijn ogen rationalistische en pretentieuze verhalen (8) . Ontmantelen is het Nederlandse woord dat het dichtst in de buurt komt van wat in het postmodernisme onder deconstrueren wordt verstaan. Een andere oudere naam is het Duitse ‘entsichern’. Van het Duitse Sicherheit (zekerheid). Entsichern is iets ontdoen van zekerheid.

 

In het voorgaande punt, in punt 10, is besproken hoe Huijgen op postmoderne wijze het grote verhaal van de Bijbelse leer over de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk heeft gesloopt.

 

In zijn verhaal over 1 Petrus 3:1-7  is duidelijk het patroon van de postmoderne methode te herkennen. Er is het grote verhaal. Dat is de Bijbelse leer over de relatie tussen man en vrouw in het huwelijk. Er is de plicht van de man om zijn vrouw liefhebben te hebben als zichzelf (Efeze 5:25-28). De plicht om zich op te offeren voor het welzijn van zijn vrouw. Om haar welzijn boven het zijne te stellen. En aanvullend daarop is er de andere pijler. De plicht van de vrouw. De plicht om de leiding van haar man volgen. Om de hiërarchische structuur van het huwelijk respecteren. En dat niet afgedwongen door de man, maar omdat God dat van haar vraagt (Efeze 5:22-24).

We hebben gezien hoe Huijgen dat prachtige evenwichtige Bijbelse ‘grote verhaal’ in zijn boek deconstrueert, onderuit haalt, lek prikt, entsichert, verwart. Dat doet hij door het kwetsbaarste element van het grote verhaal aan te vallen. Het element dat het duidelijkst tegen de oude natuur van de mens ingaat. Namelijk de opdracht tot het volgen van de leiding van een ander. Dat wil een zondig mens niet. Daar komt nog bij dat het onderdanig zijn van de vrouw aan haar man het element van het grote verhaal is dat het meest vervreemd is van de huidige seculiere vaak antichristelijke cultuur. Als hij die ene bouwsteen ‘entsichert’ heeft, dan valt het gehele gebouw uiteen. Want de Bijbelse leer over de relatie binnen het huwelijk is een geheel, de rol van man en vrouw zijn complementair. En tenslotte laat hij zijn lezer in onzekerheid, in verwarring en verarmd achter. Want op echt postmoderne wijze geeft hij geen alternatief.

 

Het postmodernisme is uitsluitend destructief van karakter. Het sloopt de grote verhalen, het haalt de zekerheid weg en het laat de mensen daarna in verwarring achter, in desoriëntatie (9) .

 

Dit doet Huijgen in zijn boek voortdurend met allerlei zaken. Hieronder worden een aantal van de grote verhalen die hij in het boek deconstrueert  op een rij gezet. 

 

-het grote verhaal van het karakter van God, van de rechtvaardigheid van God

In de Bijbel lezen we over het karakter van God. Hij is rechtvaardig, liefde, heilig, genadig, lankmoedig, enzovoort. Gods handelen is niet willekeurig. Hij kan zichzelf niet verloochenen, hij kan niet tegen zijn eigen karakte ingaan (2 Timotheus 2:13).  God is geen god van willekeur. In de Bijbel zien we hoe God consistent in overeenstemming met zijn karakter handelt. We kunnen daarom God kennen zoals Hij is, we weten hoe Hij zal reageren. Hij is rechtvaardig en daarom zal Hij zijn woord nakomen (Nehemia 9:8) en de zonde straffen. Hij is getrouw en daarom laat hij niet in de steek. Enzovoort.

Dat verhaal deconstrueert Huijgen in zijn boek. Hij zoekt de zeldzame gebeurtenis op, waarin God op het eerste gezicht niet consistent met zijn eigen karakter handelt. Dat is het verhaal over de bloedschuld die rustte op het huis van Saul. (2 Samuel 21:1-14 en Jozua 9) (p. 199) Saul had het verbond dat Jozua en Israel met de Gibeonieten hadden gesloten met voeten getreden door tijdens zijn regering Gibeonieten te doden. Omdat Saul als vertegenwoordiger van het volk had gehandeld, rustte de toorn van God op het volk, met als gevolg een hongersnood. Pas nadat er recht gedaan was aan de Gibeonieten wendde de toorn van God zich af. De Gibeonieten eisten dat als vergelding voor hun doden, nakomelingen van Saul zouden worden gedood. David ging daarin mee. Dit gaat in tegen het rechtsprincipe dat iemand alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen zonden en niet voor de zonden van zijn vader, van zijn voorgeslacht (Deuteronomium 24:16) . Dit lijkt daarom onrechtvaardig. De vraag is dus in hoeverre het principe van alleen straf voor persoonlijke schuld absoluut is. Er zijn waarschijnlijk andere principes die in dit geval tot een uitzondering kunnen leidden (10) . De vraag is, waarom haalt Huijgen precies dit incident aan? Hij wil een voorbeeld geven van existentieel Bijbellezen, maar waarom precies dit verhaal? Of hij het nu bewust doet of niet, het effect is dat het grote verhaal van de voorspelbaarheid van het gedrag van God op basis van zijn karakter onderuit wordt gehaald, wordt entsicherd. De zekerheid die je hebt, dat God zich niet kan en zal verloochenen, dat Hij niet tegen zijn eigen karakter in zal handelen. De onbewuste boodschap: Je kunt toch niet op God rekenen. Het is niet zeker.

 

Hij doet in het boek nog meer aanvallen op het karakter van God. Ik citeer: “Waarom wordt er in het Oude Testament vaak tot eer van God gelogen …, doodgeslagen, bedrogen, geroofd, gescheiden, zelfs gehoereerd (vergelijk de stamboom van Jezus). Betwijfeld, belasterd en gevloekt.” (p. 109)

Het venijnige zit hem in het bijzonder in zijn opmerking “tot eer van God”. Tot eer van God liegen, doodslaan, bedriegen, scheiden, hoereren, vloeken. Het is schandalig dat hij deze dingen zo noemt, zonder de context te geven. Daarmee de indruk wekkend dat God het niet zo nauw nam, met zijn eigen morele principes, met zijn eigen heiligheid, met zijn afkeer van de zonde.

Zo deconstrueert hij op zeer subtiele wijze de heiligheid van God, de waarachtigheid van God. Want hoe kan God deze zaken moreel afwijzen, als ze soms worden verricht tot eer van Hem.

Als het om scheiden gaat tot eer van God, dan gaat het waarschijnlijk om het wegzenden van de heidense vrouwen die ze niet hadden mogen trouwen (Ezra 9). Die harde maatregel was nodig om het volk te bewaren voor wegglijden in afgoderij, voor een nieuw oordeel van God. De vroedvrouwen in Egypte logen tegen de Farao. Dat was liegen om moord te voorkomen. Dat Jezus Tamar, Rachab en ‘de vrouw van Uria’ (Batseba) in zijn voorgeslacht heeft, wil niet zeggen dat God hun gedrag en dat van Juda en David heeft goed gekeurd. Integendeel.  Doodslaan is geen moord in de context van een oorlog. Er valt nog veel mee over te zeggen, bijvoorbeeld over de gestrengheid van Gods oordelen, maar daar kan in dit artikel niet dieper op in worden gegaan.

 

-het grote verhaal van de betrouwbaarheid van de Bijbel

Hij deconstrueert het grote verhaal van de onfeilbaarheid, van de foutloosheid (inerrancy) van de Bijbel. Om te beginnen negeert hij de basis waarop deze leer rust. Die leer Is gebaseerd op het zelfgetuigenis van de Bijbel. Hij geeft een valse verklaring voor de oorsprong van de leer. Hij beweert dat deze leer afkomstig is uit het rationalisme, uit buiten-Bijbelse filosofie. En vervolgens richt hij de aandacht op een kwetsbaar onderdeel van het grote verhaal. In het grote geheel van de Bijbel zijn er enkele teksten die elkaar tegen lijken te spreken. En juist daar focust hij uitgebreid op. Er kunnen verklaringen voor worden gegeven, harmonisatie, het kan ontstaan zijn door een overschrijf fout in de tekstoverlevering, enzovoort. De oplossingen die een mogelijke harmoniserende verklaring geven, verzwijgt hij. En hij veegt zulke verklaringen categorisch van tafel, omdat hij ze persoonlijk onwaarschijnlijk vind. Zo gaat hij door met het slopen, met het lek prikken van de leer over de onfeilbaarheid van de Schrift. Zie hierboven punt 6.

 

-Het grote verhaal van de traditionele theologie

Hij deconstrueert de traditionele theologie met zijn theorie dat die fundamenteel beïnvloed is door buiten-Bijbelse filosofische gedachten, door rationalisme.

 

-Het grote verhaal van de schepping

Hij deconstrueert het Bijbelse getuigenis over de schepping. Hij prikt het Bijbelse scheppingsverhaal lek, bijvoorbeeld door te wijzen op de grote mate van wetenschappelijke consensus over de evolutie. Door zijn aanval op het creationisme, door de karikatuur die hij er van maakt. Door het rationalisme dat hij ten onrechte in het creationisme leest. Zie hierboven punt 5.

 

-Het grote verhaal van de noodzaak van het gehoorzamen van de Schrift

Als christenen moeten we doen wat ons in de Bijbel wordt opgedragen. We moeten daders van het woord zijn (Jakobus 1:22 ). Bij het overgrote deel van de geboden veroorzaakt dat geen problemen. Daar is geen culturele afstand. Niet liegen, niet bedriegen, geen overspel plegen, je naaste liefhebben als jezelf, niet lasteren, enzovoort.

Huijgen gaat dit grote verhaal entsicheren door de eenvoud weg te halen. Hij heeft het in zijn boek over de opdracht om elkaar te groeten met een kus (Romeinen 16:16, etc.). Een ieder begrijpt onmiddellijk dat het Paulus gaat om het groeten van elkaar en niet om de cultureel bepaalde vorm waarin dat gebeurt. Maar Huijgen vertelt over Russische baptisten die elkaar vol op de mond kusten, omdat ze meenden dat ze daarmee het gebod uit deze Bijbeltekst uitvoerden. “Zie je wel, zo eenvoudig is het nog niet om de Schrift over te zetten naar onze tijd.”

Vlak na mijn bekering werd mij gevraagd om mijn getuigenis te geven op een gemeenteavond van een Hervormde Wijkgemeente. Ik gaf mijn getuigenis, ik riep de mensen op om het woord van God te gehoorzamen. Veel mensen waren geraakt. De vrijzinnige wijkpredikant voelde zich ongemakkelijk. Hij nam het woord en zei tegen mij: “Jij doet ook niet wat er staat, want toen je binnenkwam heb je me niet begroet met een broederkus.”  Gelach en de ernst die mijn getuigenis en mijn aandringen op gehoorzaamheid aan het woord hadden bewerkt, was weggevaagd.

 

-het grote verhaal van de noodzaak van apologetiek

In de Bijbel zien we dat er aan apologetiek werd gedaan. Jezus beriep zich op de profetie (11) . “Er is voorzegd dat de Messias wonderen zou doen. Ik doe wonderen, dat bewijst dat ik de Messias ben.” De opstanding wordt als bewijs aangevoerd. En tegelijkertijd word ook het bewijs voor de opstanding gegeven. De getuigenverklaringen. Mensen die verklaarden dat het graf leeg was en dat ze Jezus hadden gezien en gesproken. Aanvullend bewijs is de enorme innerlijke omkeer bij de discipelen, die alleen door iets radicaals als de opstanding kan worden verklaard.

Ook de Nederlandse geloofsbelijdenis doet aan apologetiek. Aan verantwoording van het geloof. Er wordt mede een beroep gedaan op het bewijs van de profetie in de Schrift. Ik citeer uit artikel 5: “En wij geloven zonder enige twijfeling al wat daarin begrepen is; en dat niet zozeer omdat ze de Kerk aanneemt en voor zodanige houdt; maar inzonderheid omdat ons de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten dat zij van God zijn; en dewijl zij ook het bewijs daarvan bij zichzelven hebben: aangezien de blinden zelven tasten kunnen dat de dingen die daarin voorzegd zijn, geschieden.” Een van de redenen waarom we geloven dat de Bijbel het woord van God is, is het feit van de profetie. Daar wijst artikel 5 op. Blinden kunnen niet zien, alleen maar tasten, maar zelfs tastend kunnen ze nog ‘zien’ dat alle dingen die in de Bijbel voorzegd zijn inderdaad zijn geschied.

 

Maar Huijgen wijst apologetiek categorisch af. Alle apologetiek is bij hem een uiting van door hem verondersteld onbijbels rationalisme. Van in zijn ogen verfoeilijk en schadelijk funderingsdenken.

Hij vindt het rationalistisch als we christenen en ongelovigen uitleggen dat de wetenschappelijke gegevens beter in een scheppingsmodel dan in een evolutie model passen. En als we uitleggen dat er onoplosbare problemen in de evolutietheorie zitten.

 

Het is ernstig wat hij doet. Het is geestelijk gezien al nalatig als we jongeren uit christelijke gezinnen de wereld insturen zonder hen te wapenen tegen de aanvallen op het geloof die ze tegen zullen komen. Maar het is werkelijk geestelijk misdadig als dit bewust wordt gedaan. Dat komt op neer op geestelijke dood door schuld. Hij heeft straks, als hij voor de troon van God staat, heel wat tegenover God te verantwoorden. 

 

Ik ben zonder kennis van de Bijbel en het evangelie opgeroeid. Ik was wel geestelijk zoekend. Ik las alles wat los en vast zat. Op mijn negentiende kreeg ik een boekje in handen waarin een creationist (een wetenschapper!) uitlegde waarom het aangevoerde bewijs voor de evolutie theorie niet overtuigend is en hij gaf ook een aantal argumenten waarom evolutie niet kan, wat de theorie niet kan verklaren, waar de theorie in strijd is met de feiten. Na lezing was ik oprecht verontwaardigd. Hoe hebben ze mij op school deze theorie als een feit kunnen verkondigen? Het was niet meer dan een op zijn minst omstreden hypothese. Zo werd een barrière in mij, die in weg stond voor mijn bekering, weggenomen.

 

-het grote verhaal over het Bijbelse waarheidsbegrip

Huijgens grote vijand is het rationalisme. Het rationalisme dat volgens hem de traditionele protestantse en evangelische theologie heeft gekaapt en ernstig vervormd. Om de traditionele theologie te ontmantelen, deconstrueert hij ook het Bijbelse waarheidsbegrip.

 

Traditionele christenen zeggen dat het christendom waar is, ze zeggen dat alles wat in de Bijbel staat waar is. “Uw woord is de waarheid” (Johannes 17:17). Waar in de zin van overeenkomst met de werkelijkheid. Jezus is waarlijk opgestaan. Dat betekent dat het echt is gebeurd. Er staat in de bijbel “Wie in Mij gelooft heeft eeuwig leven” (Johannes 6:47). Die uitspraak is waar, zo is het.

De Bijbel is waar dat wil zeggen: Wat in de Bijbel gezegd wordt, is werkelijk door God gezegd. En als God ergens informatie over geeft, dan is die informatie overeenkomstig de werkelijkheid. Het betekent ook dat de Bijbel waar is, in de zin van betrouwbaar. Immers wat God zegt, is altijd betrouwbaar. Het betekent ook dat je in de waarheid kunt wandelen, als je doet wat de Bijbel voorschrijft.

 

Dit verhaal gaat Huijgen deconstrueren. Hij benadrukt sterk dat je volgens de Bijbel in waarheid kunt wandelen en dat waarheid ook betrouwbaar zijn, is. Dat speelt hij uit tegen de notie dat waarheid overeenkomst met de werkelijkheid is.

Hij vindt van christenen die stellen dat de Bijbel waar is, waar in de zin dat alle informatie die in de Bijbel staat overeenkomt met de werkelijkheid, dat ze rationalistisch bezig zijn. Zij hebben volgens hem een buiten-Bijbels waarheidsbegrip in de theologie en in de Bijbel ingevoerd. Spreken over ware proposities, spreken over ware beweringen, als je dat doet, dan ben je, zo stellen postmoderne theologen, wel erg ver van de Bijbel afgeraakt. Ze beschuldigen christenen die stellen dat het Bijbelse waarheidsbegrip ook correspondentie omvat van funderingsdenken, van rationalisme. Dit is onzin. Het Bijbelse waarheidsbegrip is soms ruimer dan overeenkomst met de werkelijkheid, maar het omvat het wel degelijk overeenkomst met de werkelijkheid.

 

Huijgen valt het grote verhaal van het Bijbelse waarheidsbegrip aan omdat hij dit weer gebruikt voor het ontmantelen van de traditionele leer over de Schrift, voor het ontmantelen van de leer dat de bijbel onfeilbaar is, voor het uitschakelen van de regels voor gezonde exegese. Hij vindt dit zo belangrijk omdat de traditionele leer, volgens hem, de existentiële omgang met de Schrift belemmert. Het maakt dat je de stem van God in de Schrift niet helder meer kan verstaan (12) .

 

-het grote verhaal van het onderscheid tussen orthodox en vrijzinnig

Door alles wat zich christen noemt, loopt de scheidslijn tussen orthodox en vrijzinnig. Het meest fundamentele verschil is de visie op het gezag van de Bijbel. Orthodoxe gelovigen stellen dat de Bijbel het door Gods Geest geïnspireerde woord van God is en daarom onfeilbaar. Dat heeft tot gevolg dat voor hen de Bijbel het hoogste gezag heeft, in alles waar de Bijbel zich over uitspreekt. Als de Bijbel bijvoorbeeld botst met standpunten uit de seculiere cultuur, dan houdt men zich aan de Bijbel. Vrijzinnigen geloven niet in een onfeilbare Bijbel. Voor hen heeft de Bijbel niet het hoogste gezag. Bijvoorbeeld, als het om het ontstaan van het leven gaat, dan heeft de consensus van de wetenschap met betrekking tot evolutie meer gewicht dan het getuigenis van de Schrift.

 

Deze scheidslijn verwerpt Huijgen. Die scheidslijn hoort bij de in zijn ogen modernistische, rationalistische traditionele theologie. In zijn boek staat een typerend voorbeeld van het uitwissen van de scheiding tussen orthodox en vrijzinnig. Hij geeft Bonhoeffer als voorbeeld van iemand die vanuit een levende relatie naar het woord van God luisterde. Terwijl deze man tegelijkertijd volslagen vrijzinnig was (13) . Niet alleen in zijn visie op de Schrift, maar ook wat de inhoud van zijn overtuigingen betreft. Dit erkent Huijgen in het boek. Ik citeer: “Bonhoeffer combineert deze kerkelijke en ‘vrome’ lezing van de Schrift, blijkbaar moeiteloos met historisch-kritische manieren van Bijbellezen. Hij verzet zich tegen de leer van de verbale inspiratie van de Schrift.” (p. 184)

 

Huijgen houdt ons in zijn boek deze vrijzinnige man voor als voorbeeld van ware vroomheid. Van iemand die vanuit de relatie met de levende God naar de Schrift luistert. Je kunt blijkbaar existentieel naar de Bijbel luisteren en tegelijkertijd vrijzinnig zijn.

 

-Het grote verhaal van God die een plan met je leven heeft

Hij wijst ook uitdrukkelijk het grote verhaal af, dat God een plan heeft met het leven van iedere christen. 

Ik citeer: “Dus is de populaire uitdrukking dat ‘God een plan met je leven heeft’, dat wij vervolgens mogen ontdekken, te kort door de bocht. De vooronderstelling is dat God met ieder van ons een individueel, speciaal plan heeft. Dat is individueel gedacht …” (p. 84)

 

Het verwerpen van de gedachte dat God een plan met je leven heeft, deconstrueert het grote verhaal dat God je bij name heeft geroepen, dat God zich persoonlijk met je bezighoudt, dat Hij je persoonlijk in allerlei situatie leiding wil geven, dat Hij je indien nodig bij zal sturen door zijn Geest. Het grote verhaal dat Hij iets voor je te doen heeft in het leven en dat Hij je daar in binnen wil leiden.

 

Ik zelf, en vele kinderen Gods met mij, leven bij dit verhaal. We geloven het niet alleen, we beleven het ook. Daar zet Huijgen in één keer een streep door. Dat deconstrueert hij ook. Hij veegt in één keer al mijn avonturen met God van de voorbije veertig jaar van tafel. 

Bovendien, als hij gelijk heeft, hoe zit het dan met de predikanten van de theologische opleiding waar hij les geeft? Is er dan geen persoonlijke roeping tot het predikambt meer nodig?Hebben al die predikanten die menen leiding van god te hebben ontvangen om de weg van het predikantschap op te gaan zichzelf dan voor de gek gehouden?

 

Ziet u welk een directe aanval op het geestelijke leven hij doet?

 

12.  De slotconclusies

 

Als een volleerd sloper hanteert Huijgens de slopershamer. Alle bewuste en onbewuste zekerheden van een christen worden op zijn minst ‘entsichert’ en verward.

Alle zekerheden en grote verhalen die christenen door hun omgang met de Bijbel en door Bijbelonderricht in kerk, christelijke school en gezin, zijn bijgebracht worden ontmanteld. De grote verhalen die de eigen christelijke cultuur mede vormen en er deel van uit maken. Verhalen die verankerd zijn in iemands ervaring, in iemands leven, in iemands leven met God. Verhalen waar christenen mee vergroeid zijn. Verhalen die hun leven hebben gestuurd en gevormd. Waar ze de kracht van God door hebben ervaren.

Dat alles sloopt Huijgen weg uit het leven van de christenen, van zijn lezers, van hen die bereikt worden door zijn boodschap. En waarschijnlijk ook bij de studenten theologie die hij mede opleidt!

Hij sloopt de bodem uit het leven van zijn christelijke lezers. Hij sloopt de bodem uit de Christelijke Gereformeerde Kerk.

 

Het is een enorm vervreemdend boek. Je moet geestelijk stevig in je schoenen staan, wil je onbeschadigd door de lezing van dit boek heenkomen. Je moet de Schrift en de gezonde theologie goed kennen en ook de kracht van Gods Geest in je leven om hier weerstand aan te kunnen bieden. Het was echt nodig om mijn denken en gemoed na lezing van het boek te reinigen. Hoevelen zullen daartoe in staat zijn? Als jonge christen zou ik hier geen rationeel verweer tegen hebben gehad. Had ik deze aanslag op mijn geloof onbeschadigd kunnen doorstaan?

 

Het boek is één van de meest subtiele en gevaarlijke aanvallen op het Bijbelse Christendom die ik tot nu toe ben tegengekomen. Waarlijk satanisch in zijn deceptie. Om de verleiding helemaal compleet te maken, presenteert Huijgen het boek ook nog als een ontsnapping aan het ge-theologiseer en gehakketak over de gezonde leer. En als een terugkeer naar de onbevangen lezing van de Bijbel. Naar de ware vroomheid.

 

Als alternatief reikt hij de postmoderne onzekerheid aan, het niet meer weten hoe het zit. Als uitweg reikt hij zijn ingewikkelde methode van existentieel lezen van de Bijbel aan. Die methode werkt blijkbaar altijd, ook als je volstrekt vrijzinnig bent in je theologische overtuigingen zoals Bonhoeffer.

 

De toestand is zeer ernstig. Huijgen zit op waarschijnlijk de meest invloedrijke positie in de Christelijke Gereformeerde Kerk. Hij leidt de toekomstige predikanten op.

 

13.  Terug naar de scherpe conflicten binnen de gereformeerde kerken

 

Laten we terug gaan naar het begin van het boek en dit artikel. Terug naar één van de twee redenen waarom Huijgen zijn boek heeft geschreven. Dat waren de scherpe conflicten over de vrouw in het ambt, het toelaten van homoseksuele relaties en het tolereren van theïstische evolutie. We zullen zien hoe zijn nieuwe theologische en exegetische methode hier invloed op heeft.

 

Ik citeer: “Een benadering die vanuit hedendaagse ethische vragen vertrekt om vervolgens de input van de Schrift te verwerken, lijkt me geen recht te doen aan de Schrift zelf.” (p. 11)

 

Let op wat hij hier zegt. Je hebt een ethische vraag en daarom ga je de Schrift onderzoeken wat deze over de kwestie zegt. Dat keurt hij af. Dat doet volgens hem geen recht aan de Bijbel.  Laten we het illustreren. Er leeft in de gemeenten een praktische vraag. Wat moeten we doen met praktiserende homoseksuelen die lid zijn van de gemeente of die lid willen worden? Wat we dan van Huijgen niet mogen doen, is de Schrift onderzoeken wat die daar over heeft te zeggen. Onderzoeken wat de Bijbel over homoseksualiteit zegt en welke instructie er over wordt gegeven. Om dat vervolgens toe te passen. Dat doet volgens Huijgen geen recht aan de Schrift.

In plaats daarvan moeten we vanuit een levende omgang naar de Schrift toe gaan. Een tekst nemen, en die tot ons laten spreken, die ons laten confronteren met onszelf. Onbevooroordeeld naar Schrift toegaan. Bij de uitleg van de Schrift mogen alle exegetische regels voor schriftuitleg worden genegeerd. Schrift met schrift uitleggen, uitleggen in overeenstemming met de context, niet iets in de tekst inleggen, niet over de tekst speculeren. Zie wat Huijgen met 1 Petrus 3:1-7 heeft gedaan. Daar, in punt 10, hebben we gezien hoe zijn nieuwe methode van exegese uitpakte bij de vraag of vrouwen binnen het huwelijk onderdanig moeten zijn aan mannen. Het is niet moeilijk om te voorspellen hoe zijn nieuwe methode van theologie bedrijven uit zal pakken op de drie terreinen waar op dit moment de scherpste conflicten spelen.

 

14.  De tragiek van Huijgen

 

Na lezing van het boek weet je niet goed of je kwaad op hem moet zijn of dat je medelijden met hem moet hebben. Waarschijnlijk zijn beiden terecht.

 

Er is de zeer terechte boosheid en verontwaardiging over zijn sloperswerk. Hij haalt het fundament onder het geloof van Gods kinderen weg. Nogmaals, hoe gaat hij dat straks tegen God verantwoorden? Maar er is ook de tragiek van zijn geestelijk leven.

 

Het boek geeft af en toe een inkijk in zijn geestelijk leven. Er zijn vele dingen die aanleiding geven tot bezorgdheid. Heeft hij wel een relatie met God?

 

-Er is de verwondering over hoe hij iets simpels zeer ingewikkeld weet te maken

 

Hij schrijft bladzijde na bladzijde vol over hoe we Gods stem in de Schrift kunnen verstaan. Het horen van Gods stem in de Schrift is blijkbaar niet iets vanzelfsprekends voor hem, het is niet iets wat vanzelf komt als je met God wandelt, als je dagelijks stille tijd houd, in de Bijbel leest en bidt, als je voor God leeft.

Dat is onbegrijpelijk want als je tot geloof bent gekomen dan begint Gods Geest voortdurende door de Bijbel heen tot je te spreken. Gods Geest bemoedigt, versterkt, vermaant, ontdekt, verlicht, onderwijst, geeft wijsheid, geeft praktische leiding, als je dagelijks met de Schrift omgaat. De Bijbel schift ook je gedachten (Hebreeën 4:12), corrigeert je denken over allerlei zaken.

Als dit zo moeizaam gaat of helemaal niet functioneert, dan is dat zorgelijk. Is er dan wel geestelijk leven, is er dan wel sprake van bekering en wedergeboorte? Is de Heilige Geest dan niet werkzaam? Als je al die bladzijden in het boek met theorie over het horen van Gods stem doorneemt, dan krijg je de indruk dat de schrijver een grote krachttoer moet uithalen om God te bereiken. En dan is het nog maar de vraag of het lukt.

Is er ooit contact met God geweest? Is hij het kwijtgeraakt? Is het verstikt in al zijn modernistische en postmoderne theorieën en twijfels. Is hij zelf ‘entsichert’ van het eenvoudig geloof? Het lijkt er op.

 

+ Hij wijst de idée af dat God een plan heeft voor het leven van iedere gelovige  (p.84)

 

Dat hij dit afwijst geeft opnieuw te denken. Ervaart Huijgen dan de persoonlijke leiding van God in zijn leven niet? Geleid worden door de Geest is volgens de Bijbel een kenmerk van een kind van God.

“Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God” (Romeinen 8:14).

 

Natuurlijk kun je dat als kind van God minder beleven als je het contact met God door Bijbellezen en gebed verwaarloost, of als je de Geest bedroefd door bewuste ongehoorzaamheid en zonde, of door een gebrek aan geloof. En het is ook meestal niet zo dat God je bij het begin van je christelijk leven een blauwdruk van je leven geeft. Als je in elke situatie de leiding van God zoekt en gehoorzaamt, dan wordt je stap voor stap in Gods plan voor je leven binnen geleid.

 

+ Wie zijn geestelijke helden zijn

 

Hij is een groot bewonderaar van Bonhoeffer. Hij stelt hem als voorbeeld van een man die existentieel naar de Schrift luisterde. Maar tegelijkertijd vermeldt Huijgen terecht dat Bonhoeffer vrijzinnig was.

Hoe kan dat? Bonhoeffer had wel enkele diepe gedachten over geestelijke zaken en over de navolging van Christus, maar je merkt nergens dat hij echt contact met God had. Een persoonlijke relatie, interactie, communicatie. Toch herkent Huijgen dat niet. Hoe kan dat? En de onmiskenbare vrijzinnigheid van Bonhoeffer stoort hem niet.

 

+ Door de Geest het spoor houden, werkt blijkbaar niet in zijn leven

 

Als we als christen een verkeerde weg opgaan, dan waarschuwt God. Dat is zo als die weg zondig is, maar God waarschuwt ook als we een valse leer tegenkomen. Dan waarschuwt het leven van God dat in je is. Je voelt aan, door Gods Geest die in je woont, dat er iets niet klopt, dat er iets niet spoort. Ook al kun je er wellicht niet de vinger opleggen. Huijgen is bezig met zijn postmoderne sloopwerk, maar de Geest lijkt hem niet te waarschuwen. Hoe kan dat?

Ook dat geeft te denken. Het is in ieder geval duidelijk dat hij in een valstrik van de boze is geraakt (2 Timotheus 2:26). 

 

Er zijn, volgens het woord van Jezus, twee redenen waarom mensen dwalen. De eerste is dat ze de schriften niet kennen, de tweede is dat ze kracht Gods niet kennen. De kracht Gods wil zeggen, de werkzaamheid van Gods Geest in je innerlijk. De Geest die waarschuwt als je zondigt of een valse leer tegenkomt. Hier moet de reden liggen voor het verdwalen van Huijgen in het moeras van het postmodernisme.

“Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen: U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God.” (Mattheus 22:29)

 

De tragiek van de kleine jongen op zijn zandkasteel

 

Huijgen is het fundament onder zijn geloof kwijt, alles vloeit en beweegt op postmoderne wijze. Maar in het boek is er toch nog één punt waar hij houvast vindt. Hij is er zeker van dat de opstanding waar is, waar in de zin van werkelijk gebeurt. Daar houdt hij zich aan vast.

 

Hij is als een kind op het strand. Hij heeft een zandberg gebouwd, de zee komt op, het kind staat op de zandhoop en denkt dat hij droge voeten zal houden. Maar wat het kind niet beseft, is dat het opkomende water aan de basis van zijn zandberg vreet. De zandberg zal uiteenvallen.

Huijgen heeft alles al gedeconstrueerd en entsichert, maar hij heeft een uitzondering gemaakt. Dat is het historische verslag en getuigenis van de opstanding. Hij heeft blijkbaar niet door dat ook dat grote verhaal door postmoderne theologen wordt gedeconstrueerd. En Huijgen heeft daar geen verweer tegen (14) , omdat hij de traditionele schriftvisie heeft verworpen. Omdat hij de rationele apologetiek, de rationele verdediging van de Schrift en de opstanding heeft verworpen. Nog even en dan zien we hem ondergaan.

 

   -------------------

 

Eindnoten

 

1. Sommigen proberen onder het gebod uit te komen door te stellen dat het hier over een verkeerde manier van leidinggeven gaat. Het gaat volgens hen niet om een algemeen verbod op leiding geven aan volwassen mannen. Het zou slechts gaan om een verbod van een overheersende leiderschapsstijl.

Dat klopt niet. Het Griekse authenteo heeft de betekenis van eigenmachtig optreden. (Lexicon, Studiebijbel) Dat doe je als je leiding geeft in een situatie waarin je niet het recht hebt om leiding te geven. Dat is precies waar het hier om gaat. Als een vrouw in de gemeente leiding geeft aan volwassen mannen, dan neemt ze een positie in die ze op grond van de scheppingsorde niet behoort in te nemen. Het feit dat Paulus het verbod om leiding te geven fundeert in de volgorde van scheppen, in de scheppingsorde, bevestigt eveneens dat het hier niet gaat om een verkeerde manier van leiding geven, maar om onterecht leidinggeven. Dat Adam eerst geschapen is daarna Eva, heeft niets met al of niet op de juiste wijze leiding geven te maken. Het heeft wel te maken met de hiërarchische verhoudingen. 

Zie deze Bijbelstudie over de positie van de vrouw in de gemeente. http://www.honderdbijbelstudies.nl/lessen-over-de-gemeente/55-de-positie-en-de-taak-van-de-vrouw-in-de-gemeente/ 

 

2. Zie deze Bijbelstudie over homoseksualiteit: www.toetsalles.nl/htmldoc/homo.ha.htm .

En zie voor een bespreking van het Griekse arsenokoitai de bespreking van 1 Korinthiers 6:9,10 in deze studie over de vijf sleutelteksten over homoseksualiteit. www.internetbijbelschool.nl/htmldoc/homsleutel.htm .

 

3. Jezus verbindt Adam en Eva met het begin van de schepping. En Hij gaat uit van het letterlijke verslag (Marcus 10:6, Mattheus 19:4-6). Paulus zegt dat eerst Adam is geschapen en daarna Eva (1 Timotheus 2:13). Hij zegt dat de vrouw is geschapen uit de man (1 Korinthiers 11:8,9). Hij zegt dat God uit één mens, Adam, het ganse menselijke geslacht heeft geschapen (Handelingen 17:26). Paulus gaat uit van de letterlijke interpretatie van Genesis 1 en 2.

 

4. Zie de pagina over de onfeilbaarheid van de Bijbel op de toetsalles site. (www.toetsalles.nl) Speciaal het wetenschappelijke artikel van Feinberg. Hij is één van de theologen achter de Chicago Verklaringen. In het artikel legt hij uit wat de Bijbelse basis is van de leer over de onfeilbaarheid van de Schrift. http:/www.toetsalles.nl/htmldoc/feinberg.htm 

Zie ook de studie over de inspiratie van de Bijbel en de onfeilbaarheid van de Bijbel, in de serie over de Bijbel. http://www.honderdbijbelstudies.nl/category/de-leer-over-de-bijbel/ .

5. Jezus baseerde soms een hele bewijsvoering op de exacte vorm van één enkel woord. Zie bijvoorbeeld zijn discussie met de Sadduceeën over de opstanding (Lucas 20:37,38 en Exodus 3:6). Het sleutelwoord in de tekst die Jezus aanhaalt is het woordje “ben”. “Ik ben … de God van Abraham, Izaak en Jakob. Er staat “ben” in plaats van “was”. God was niet slechts de God van Abraham, Izaak en Jakob op het moment dat zij nog op aarde rondwandelden. Hij was het nog steeds in de tijd van Mozes, toen zij al gestorven waren. Na hun overlijden zei God nog steeds: “Ik ben hun God”. Hij zei niet “Ik was hun God”. Als God, op het moment dat Hij dit tot Mozes zei, nog steeds hun God was, dan moesten Abraham, Izaak en Jakob er  nog zijn.“voor Hem [God] leven zij allen” (Lucas 20:38). Zo bewees de Heere Jezus vanuit de Schrift, op grond van de vorm van één enkel woord, dat het met de dood niet afgelopen was. Ook de apostel Paulus bouwde soms een leerstellige redenering op de exacte vorm van één enkel woord. In Galaten 3:16 SV draait zijn hele redenering om het woord zaad. In Genesis 22:17,18 SV staat zaad (enkelvoud) en niet zaden (meervoud). Hieruit blijkt dat zowel Jezus als Paulus er van uit gingen dat de Bijbel woord voor woord van God afkomstig is. Zo’n redenering heeft namelijk alleen bewijskracht, wanneer God achter elk woord van de Bijbel staat.

6. Een standaardwerk is de “Encyclopedia of Bible Difficulties” door Gleason L. Archer. Zie ook “The Big Book of Bible Difficulties” van Norman L. Geisler en Thomas Howe.

 

7.Derrida's gedachtegang achter deconstructie is dat men de westerse metafysica kan blootleggen door het “deconstrueren” van de logica ervan. Toch is deconstructie geen eigenlijke leesmethode: een tekst laat zich door zijn interne logica op een bepaalde manier lezen en “deconstrueert” zo zichzelf. In literaire of filosofische teksten vindt men paradoxen en tegenstrijdigheden, en de tekstdeconstructie laat zien in welke mate deze tegengestelde begrippen vervlochten zijn. In de jaren zeventig kregen Derrida's ideeën navolging in de architectuur- en designstroming deconstructivisme. Ook in de sociale wetenschappen en in de literaire kritiek hebben ze grote invloed

 

8. De meest gebruikte methode. Men laat een tekst zichzelf deconstrueren door in het grote verhaal te wijzen op en te focussen op interne tegenspraken en paradoxen. Dat kunnen ook al of niet fictieve tegenspraken zijn. Verder wordt het zwakke punt opgezocht, waar de theorie het scherpste botst met de primaire reactie van de mensen. Elementen die een beroep doen op emoties en hartstochten. En men gaat op zoek naar, men speculeert over, de achterliggende motieven achter het grote verhaal. Het grote verhaal is dan functioneel om een machtspositie zeker te stellen. (Michel Foucoult)

 

9. De traditionele gelovige zegt: “Zo is het, zo staat het in de Bijbel”. De vrijzinnige modernist zegt: “Zo staat het wel in de bijbel, maar het is niet waar”. De postmodernist zegt: “Zo simpel is het niet, je verhaal is innerlijk niet consistent, er zitten rafels aan de rand, het is allemaal niet zo zeker.” De postmoderne gelovige is zijn zekerheid kwijt. Het enige wat hem nog overblijft, is de ervaring. De ontmoeting met de Goddelijke werkelijkheid, al kan hij die werkelijkheid niet begrijpen en niet in taal of gedachten vatten.

 

10. Bij een revolutie lijkt God anders te handelen, het algemene belang, het grotere belang vereist soms dat enkele rechtvaardigen worden opgeofferd. Jozua en Kaleb moesten veertig jaar wachten, ook al trof hen geen blaam. Denk aan de kinderen van Korach, Datan en Abiram. En aan de kleine kinderen van de Kannaanieten. Deze volken moesten vernietigd worden omdat de maat van hun zonde vol was (Genesis 15:16). De gehele samenleving was zo verdorven dat God hem helemaal moest vernietigen. Het gaat om Gods beteugeling van het kwaad.

 

11. Bijvoorbeeld Johannes 5:39, Lucas 24:26,27. Mattheus 11:2-5 in combinatie met Jesaja 35:4-6.

 

12. Huijgen brengt in feite belangrijke elementen uit de oude boodschap van Karl Barth. Die ging ook te keer tegen rationalisme, tegen de idee dat er in de bijbel objectieve waarheden zijn geopenbaard.  Zo’n visie op de Schrift, zou de stem van God die je tijdens je lezing in de Schrift kan treffen, verstoren. De waarheid is niet gestold in de tekst van de Bijbel, in leerstellingen. Mensen die geloven dat er objectieve geldige waarheden in de Bijbel staan, denken dat ze de Bijbel in hun zak hebben. Dat is arrogantie, dat is het maken van een afgod van de Bijbel. Huijgen verwerpt ook dit soort openbaringspositivisme. En hij komt ook aan met openbaring die altijd verbonden is met de levende ontmoeting met God via de Schrift. Dat is volgen hem de echte openbaring. Die is altijd persoonlijk. Je komt barthiaanse gedachten door het hele boek tegen. Inclusief de opmerking over het in je zak hebben van de Bijbel.  Dit schrijft Huijgen over wat hij noemt ‘de oude protestantse orthodoxie’. Deze orthodoxie gaf, volgens Huijgen, hoog op over de status en het gezag van de bijbel als objectieve waarheid. (p. 156) En dat verwerpt Huijgen.

 

13 Zie deze artikelen: https://pulpitandpen.org/2017/01/05/why-not-to-promote-dietrich-bonhoeffer/ en http://www.verhoevenmarc.be/PDF/Bonhoeffer.pdf

 

14. Hij is in feite al een stuk meegegaan met de deconstructie van het verhaal van de opstanding. Hoe weten wij, traditionele christenen, dat Jezus is opgestaan? We hebben de rationele bewijzen: het graf was leeg, vele mensen hebben Hem na zijn opstanding bij verschillende gelegenheden gezien, we hebben de ooggetuige verslagen in de geschriften van het NieuweTtestament. En daarnaast hebben we het bewijs uit de ervaring. Als Jezus werkelijk opgestaan is, dan kun je nu nog contact met Hem hebben. En dat contact is er. Dat heb ik bijvoorbeeld ervaren toen ik in mijn nood tot Jezus riep, toen ik werd aangevallen door boze geesten. Hij hielp onmiddellijk. Hij betoonde zich de levende, de opgestane Heer.

Die twee dingen samen (1) het rationele bewijs en (2) het bewijs uit de ervaring, versterken en bevestigen elkaar. Maar Huijgen wil al niets weten van het rationele bewijs. En toch is dat het bewijs dat de Schrift zelf aanvoert. Hij beweert dat de Bijbel de opstanding niet rationeel bewijst. Hij houdt het bij de overtuigende kracht van Gods Geest door de Bijbel heen die hem in de opstanding doet geloven. Een zeer wankele basis om op te staan.

 

 




HOME