(Het artikel is ook in pdf te lezen. www.toetsalles.nl/pdf/Huijgen.Maria.pdf )

 

Boek Arnold Huijgen over Maria

 

Arnold Huijgen, hoogleraar aan de TUA, heeft een nieuw boek geschreven over Maria, de moeder van Jezus. “Maria. Icoon van genade”. Uit zijn vorige boek “Lezen en laten lezen” bleek dat Huijgen losgeraakt is van de Schrift, door zijn ‘nieuwe’ hermeneutiek en door zijn verwerping van de traditionele theologische methode voor het vinden van de leer.

Zijn boek over Maria is een illustratie van wat er gebeurt als je de band met de Schrift kwijt raakt.

 

Citaten uit het boek worden aangegeven met het pagina nummer tussen haakjes.

Naast het boek, heb ik als belangrijke bron voor mijn bespreking twee interviews gebruikt. Interviews die Huijgen naar aanleiding van zijn boek heeft gegeven. Het ene in het Reformatorisch Dagblad[1] en het andere in het Nederlands Dagblad[2]. Zijn boek roept allerlei vragen op bij protestantse gelovigen. In de beide uitgebreide interviews gaat Huijgen juist op dit soort vragen in. Het gaat mij, in mijn bespreking van het boek ook om de context, het grotere verband van het boek.

Er staan vele citaten in de uitgebreide interviews, citaten die door de journalisten uit de mond van Huijgen zijn opgetekend. Wat hij in beide interviews zegt, komt met elkaar overeen. Op het getuigenis van twee of drie getuigen staat elke zaak vast (Deuteronomium 19:15).

 

1.     Het boek is bedoeld als correctie

 

De eerste stelling van Huijgen is dat de persoon van Maria ondergewaardeerd en onderbelicht wordt in protestantse kring. Hij wil dit door zijn boek corrigeren. “Al jaren vond ik dat zij [maria] werd ondergewaardeerd” (p. 11)

 

2.      Klopt zijn stelling?

 

Is er inderdaad in protestantse kring te weinig aandacht voor Maria?

Laten we deze stelling toetsen aan de Schrift. Hoeveel aandacht wordt in de Bijbel aan Maria gegeven? Hoe centraal staat ze daar? En geven de protestanten minder aandacht aan Maria als de Bijbel doet?

 

Maria komt voor in de evangeliën en aan het begin van het boek Handelingen, maar in de brieven van het Nieuwe Testament ontbreekt ze volledig. Niet alleen in de brieven van Paulus, maar ook in die van Petrus, Jakobus, Johannes en Judas.  In hun brieven geven de apostelen uitgebreid instructie over de leer en over de praktijk van het christenleven. En toch wordt Maria daar op geen enkele plaats met het praktisch christenleven of met de leer in verband gebracht.   

 

Dat feit is voor orthodoxe protestantse gelovigen beslissend. Wij houden ons aan het onderwijs van de apostelen (Handelingen 2:42). Als de apostelen in hun onderwijs, in hun instructie in de brieven van het Nieuwe Testament, in hun onderwijs over het praktisch christenleven en over de leer, zwijgen over Maria, dan doen wij dat ook.

 

De protestanten geven zo veel aandacht aan Maria als de Bijbel doet. De stelling dat protestanten te weinig aandacht aan Maria geven is in strijd met de Schrift.

Als Huijgen kritiek heeft op de in zijn ogen te geringe aandacht voor Maria in protestantse kring, dan kritiseert hij in feite indirect Paulus, Johannes, Petrus, Jakobus en Judas. Want zij spraken in hun brieven niet over haar.

 

3.     Hij noemt Maria de moeder van alle gelovigen

 

Huijgen spreekt over Maria als ‘de moeder van alle gelovigen’ (ND). Ik citeer uit het boek: “Maria is de moeder van de nieuwtestamentische gelovigen” (p. 158)

 

Hierin spreekt hij de theologie van de rooms-katholieke kerk na. Je vindt deze stelling niet terug in de Bijbel. Maria wordt in de Schrift op geen enkele plaats moeder van alle gelovigen genoemd. Nergens wordt ze in direct verband gebracht met de christelijke gemeenten. Op geen enkele wijze, en dus ook niet als moeder.

 

Waar baseert hij dan zijn stelling op?

 

Ik citeer uit het interview in het RD: “Ze, Maria, is de moeder van alle gelovigen. Zoals Abraham aan het begin van het Oude Testament wordt geroepen, zo staat Maria aan het begin van het Nieuwe Testament.” Hetzelfde zegt hij in het boek (p. 143)

 

Hij maakt een parallel tussen Abraham en Maria. Een parallel die de Bijbel niet maakt. Abraham wordt in de Schrift de vader van alle gelovigen genoemd. En dat niet alleen van de gelovigen in het Oude Testament, maar ook die van de gelovigen uit het Nieuwe Testament, ook van de christenen. In Romeinen 4:16 wordt van Abraham gezegd dat hij ‘een vader is van ons allen’. Hij is de vader van alle gelovigen, van allen die net als Abraham God geloven en daarom door God rechtvaardig worden verklaard. Als we al geestelijke ouders hebben dan is het Abraham.

Op één plaats spreekt het Nieuwe Testament over ‘de moeder van ons allen’. Daar bedoelt Paulus het hemelse Jeruzalem mee. In de Galatenbrief stelt Paulus de twee verbonden tegenover elkaar (Galaten 4:21-31). Het ene wordt gesymboliseerd door Hagar, het andere door Sara. Die twee bedelingen worden ook vereenzelvigd met twee steden. Met het aardse Jeruzalem en met het hemelse Jeruzalem. Van het hemelse Jeruzalem wordt gezegd dat het onze moeder is. “Maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is de moeder van ons allen.” (Galaten 4:26).

 

4.      Hij stelt Maria als het voorbeeld van geloof?

 

Huijgen spreekt over Maria als ‘het’ voorbeeld van geloof” (ND). Let wel, niet een voorbeeld van geloof, maar ‘het’ voorbeeld van geloof. Zij is volgens hem de standaard. Ik citeer uit het boek: “… omdat haar zuivere geloof het voorbeeld bij uitstek is van nieuwtestamentisch geloof” (p. 158, onderstreping is van mij).

Inderdaad geloofde Maria de engel die haar kwam berichten dat ze uitgekozen was door God om de moeder van de Messias te worden. Maar maakt dat Maria tot ‘het’ voorbeeld van geloof. Huijgen beweert van wel? Laten we dit weer toetsen aan de Schrift.

 

Als we dat doen, dan zien we dat Maria in het apostolische onderwijs nooit zo wordt voorgesteld. Nooit wordt er uitdrukkelijk op haar gewezen als een voorbeeld van geloof en al helemaal niet als ‘het’ voorbeeld van geloof.

Haar geloof was niet uniek. Er is een hele wolk van getuigen in de Bijbel die net als haar God op zijn woord geloofden en daarnaar handelden. Een voorbeeld daarvan is opnieuw Abraham, die vertrok in geloof uit zijn vaderland zonder te weten waar hij komen zou. Die bleef geloven dat hij een zoon zou krijgen, terwijl de tijd verstreek en het naar de mens onmogelijk was dat hij nog een kind zou krijgen. Hij was bereid om zijn Zoon te offeren, toen God hem daarom vroeg, in het geloof dat God hem ook weer zou kunnen opwekken (Hebreeen 11:17-19).

Uiteraard is Maria wel een voorbeeld van iemand die God gelooft, maar ze is slechts één van de velen.

 

Opnieuw is een stelling van Huijgen over Maria niet op de Schrift gebaseerd, maar daar blijft het niet bij.

 

5.     Laat Maria zien wat genade betekent?

 

Huijgen zegt ook dat Maria laat zien wat genade betekent. Genade in de zin dat God uitkiest wat in de maatschappij niet in tel is. Ik citeer: “Ze telde totaal niet mee in de toenmalige maatschappij, maar God ziet toch naar haar om.” En zo vervolgt Huijgen: “Als Hij naar haar omziet, kan Hij ook naar mij omzien”. (RD) En “Maria is het voorbeeld van hoe die genade werkt” (RD).

Ik citeer uit het boek: “in haar wordt Gods genade zichtbaar en krijgt Gods ontferming gestalte” (p. 13)

 

Laten we ook dit weer toetsen aan de Schrift. God zag inderdaad om naar Maria, maar bij haar ging het niet om het behoud, het ging om het voorrecht van het worden van de moeder van de Messias. Dat God haar daarvoor uitkoos was genade, was onverdiende goedheid jegens haar. Haar uitverkiezing was typisch voor Gods handelen, Hij koos een eenvoudige jonge joodse vrouw uit als moeder voor de Messias.

 

Maar maakt dat Maria tot ‘het’ voorbeeld van hoe Gods genade werkt, zoals Huijgen stelt? Wij zijn zondaars die behoud nodig hebben. Of we zijn gelovigen die genade van de Heer nodig hebben om heilig te leven en te volharden in het geloof. Uiteraard is God een genadig God, die goed is voor degenen die het niet verdienen. Zo was het ook bij Maria. Maar nergens wijst de Bijbel ons uitdrukkelijk op Maria als “voorbeeld van hoe de genade van de Heer zich openbaart in mensenlevens.”

 

De Bijbel geeft wel een ander voorbeeld van Gods genade. Dat voorbeeld is de apostel Paulus. Hij is door God “tot een voorbeeld gesteld voor hen die later in Hem zouden geloven” (1 Timotheus 1:16).

Paulus wijst er op dat hij een godslasteraar, een vervolger en verdrukker van de christenen is geweest. En toch is hem barmhartigheid bewezen. Hij zegt dat God hem zo tot een voorbeeld heeft gesteld. Als een zondaar zoals Paulus nog gered kan worden, dan is er ook hoop voor mij.

 

“En ik [Paulus] dank Hem Die mij kracht gegeven heeft, namelijk Christus Jezus, onze Heere, dat Hij mij trouw geacht heeft, toen Hij mij een plaats gaf in de bediening, mij, die vroeger een godslasteraar was, een vervolger en een verdrukker. Maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik het in onwetendheid gedaan heb, in ongeloof. De genade van onze Heere is echter zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus. Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken, van wie ik de voornaamste ben. Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen, opdat Jezus Christus in mij, de voornaamste van de zondaars, al Zijn geduld zou tonen, tot een voorbeeld voor hen die later in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven. (1 Timotheus 1:12-16)

 

Toen Jezus aan Paulus verscheen op de weg naar Damascus en tot hem sprak, geloofde Paulus Jezus. Net zoals Maria de engel geloofde. En hij onderwierp zich aan de Heer, net zoals Maria zich overgaf aan het plan van God. Paulus zei: “Wat wilt U dat ik doen zal?” (Handelingen 9:6). God heeft de zware zonden van Paulus uitgewist door het zoenbloed van Jezus. Door dat met Paulus te doen, heeft God laten weten dat er voor elke zondaar hoop is bij God. Als Paulus, die zichzelf ‘de voornaamste der zondaars’ noemt, gered kon worden, dan is er hoop voor mij, dan kan God ook mij redden.

 

Het is duidelijk dat in de Bijbel niet Maria  als voorbeeld van genade wordt aangewezen, zoals Huijgen in navolging van de rooms-katholieke theologie doet, maar Paulus.

 

6.     Bepaalt Maria bij het moederlijke karakter van de kerk?

 

Ik citeer: “Maria bepaalt de gelovigen bij het moederlijke karakter van de kerk” (158)

 

Hoezo? Wat bedoelt hij daarmee? Hij kan er niet Gods zorgzaamheid en ontferming mee bedoelen. Want in de Bijbel worden deze dingen niet over Maria gezegd of bij haar benadrukt. Jezus is in de Bijbel de belichaming van bewogenheid, van ontferming en zorgzaamheid, speciaal voor zijn discipelen. Als de kerk het beeld van Jezus weerspiegelt, dan worden ook deze dingen zichtbaar.

 

7.     Hij geeft Maria een plaats die haar niet toekomt

 

Hij noemt haar de prima inter paris, de eerste temidden van haar gelijken in de kerk. (p. 158)

Hij spreekt over Maria als de moeder van alle gelovigen, als het voorbeeld van geloof, als het voorbeeld van de werking van Gods genade.

Hij geeft haar een plaats die de Bijbel haar niet geeft. En op grond daarvan pleit hij voor meer aandacht voor Maria. Ik citeer: “Ze is onze moeder in de kerk, en daarom moet ze geëerd worden” (ND)

 

Hij neemt een tussenpositie in tussen de Bijbelse Maria en de rooms-katholieke Maria. De rooms-katholieke kerk heeft allerlei zaken aan Maria toegekend die absoluut geen Bijbelse basis hebben. Maria onbevlekt ontvangen (geen erfzonde), opgevaren naar de hemel, altijd maagd, middelares van alle genade, moeder van alle gelovigen, enzovoort. De meeste van deze leringen wijst Huijgen af, maar sommigen niet. Sommige zaken neemt hij over, zoals Maria de moeder van alle gelovigen, Maria het voorbeeld van geloof en de werking van Gods genade.

 

8.     Bidden tot Maria?

 

Hij doet het zelf niet, hij vindt het overbodig, hij vindt het niet bijbels, maar hij keurt het ook niet scherp af. En hij ziet het geestelijke gevaar er niet van in. Het gevaar van demonische misleiding en besmetting.

 

De Bijbel spreekt nergens over het vragen van voorbede aan gestorven gelovigen, en dus ook niet aan Maria. Maar Huijgen vind dat geen reden om er scherp tegen te waarschuwen. De Bijbel verbiedt het zoeken van contact met de doden. Als je dat toch probeert, dan kun je bedrogen worden door boze geesten die zich voordoen als de overledenen. Een voorbeeld uit de zielzorg. Een man die na het overlijden van zijn vader vertelde over gesprekken met een geestverschijning die zich voordeed als zijn overleden vader. Hij dacht werkelijk dat het zijn vader was. Als boze geesten kunnen verschijnen als een overleden vader, dan kunnen ze dat ook doen in de gestalte van een vrouw die zich voordoet als Maria.

 

9.     Hij onderkent niet de demonische machten achter de Maria devotie

 

Achter alle voorwerpen waar afgoderij mee wordt bedreven zitten boze geesten. Alle afgoderij brengt in contact met de boze geesten die er achter zitten (1 Korintiers 10:19,20). Mariadevotie brengt je in contact met boze geesten. In de zielzorg zijn we dit tegen gekomen, een vrouw was occult belast door deelname aan de verering van Maria in een Maria kapel in een dorp in Brabant.

Onderdeel van de mariadevotie zijn de vele bedevaartsoorden waar Maria zou zijn verschenen. Maar het is niet Maria die is verschenen, het zijn boze geesten die zich voor hebben gedaan als Maria.

 

Deze geestelijke dimensie achter de Maria devotie ontgaat Huijgen volledig. Hij verklaart de verschijningen psychologisch en sociologisch. Dit zegt hij over de verschijningen: “Het is niet moeilijk om vermeende verschijningen van Maria psychologisch en sociologisch te verklaren.” (291).

Hij noemt het bijgeloof (291).

 

10.  Hij accepteert het roomskatholieke verschil tussen verering en aanbidding

 

De rooms-katholieke kerk maakt onderscheid tussen aanbidding en verering van Maria. In de rooms-katholieke praktijk betekent dat scholastieke onderscheid niets. Ieder die in een rooms-katholiek land heeft gewoond, weet dat. Er wordt geknield voor haar beelden, er wordt tot haar gebeden, de mensen stellen hun vertrouwen op haar en op haar voorbede, er worden lofliederen over haar gezongen. Ze staat centraal in de volksvroomheid.

Daarom heeft bijvoorbeeld Calvijn dit spitsvondige scholastieke onderscheid tussen aanbidding en verering afgewezen, maar Huijgen weet het beter. Ik citeer: “De protestantse traditie heeft ten onrechte het verschil tussen aanbidden en vereren uitgewist ….” (p. 159)

 

11.  Nog meer geflirt met rooms-katholieke zaken

 

Huijgen pleit voor de terugkeer van beelden, iconen. Of voor het gebruik van modernere vormen van de beeldcultuur. De rooms-katholieke kerk weet ook wel dat dit gebruik tegen het tweede van de tien geboden is. Maar dat hebben ze soepel opgelost door in hun catechismus het verbod tot het maken en vereren van beelden te schrappen. “Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. U zult zich daarvoor niet neerbuigen … ” (Exodus 20:4,5). Ze moesten natuurlijk wel tien geboden overhouden. Dat hebben ze gedaan door het gebod om niet te begeren te splitsen.

(Katechismus van de katholieke kerk, pp. 730,731.)

 

Huijgen pleit ook voor een speciale heilige status van kerkgebouwen. In het rooms-katholicisme wordt een kerk ingewijd, pas dan is het een kerk. Een kerk is in het rooms-katholicisme ook letterlijk een huis van God. Bij de mis verandert, zo veronderstelt men, de ouwel in het letterlijke lichaam van Christus. Wat over is van de hostie wordt bewaard in een soort kastje, het tabernakel, en getoond in een monstrans. Jezus woont in de kerk in de vorm van de geconsecreerde hostie. “Even onze liever Heer groeten” betekent dat je naar tabernakel of monstrans loopt en daarvoor knielt. Het brood (de hostie) wordt letterlijk als God vereerd.

 

Wat me bij Huijgen treft is zijn onkunde over rooms-katholicisme. Hij heeft blijkbaar nooit in een rooms-katholiek land geleefd. En ik vraag me af of hij de rooms-katholieke Katechismus ooit zorgvuldig gelezen heeft? Hij citeer allerlei rooms-katholieke documenten, maar ik kon geen citaten uit de Katholieke Katechismus vinden.  

 

12.  Wat bezielt Huijgen?

 

Wat bezielt hem om dit boek te schrijven, om Maria ‘omhoog’ te schrijven tot ‘de moeder van alle gelovigen’? Tot de inspiratiebron voor geloof en overgave.

 

+ Mariadevotie als compensatie voor het eigen gebrek aan geestelijke kracht

 

Huijgen onderkent de eigen onmacht om de onderste lagen van de bevolking te bereiken met het evangelie. Hij denkt dat wij als protestanten Maria devotie kunnen gebruiken als een brug om de leden van de onderklasse in de maatschappij met evangelie te bereiken. Dit is wel erg naďef. Alsof dat zou werken.

De simpele verkondiging van het evangelie, van het woord van God, in de kracht van Gods Geest, werkt volgens hem niet. We moeten ook andere hulpmiddelen gebruiken om de mensen te bereiken en vast te houden. Een afgezwakte vorm van mariadevotie, beelden in de kerk, iconen, fraaie muziek.

 

Laten we ook deze stelling weer toetsen aan de Schrift. Nagaan of deze dingen ook zo zijn (Handelingen 17:11). In de Schrift lezen we dat God de prediking gebruikt om mensen te roepen en te behouden. Paulus spreekt zelfs over de dwaasheid der prediking.

“Want omdat, in de wijsheid van God, de wereld door haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft het God behaagd door de dwaasheid van de prediking zalig te maken hen die geloven.” (1 Korinthe 1:21).

Dat is Gods methode, maar Huijgen denkt dat het niet genoeg werkt. Hij wil Gods methode verbeteren of aanvullen met mariadevotie, kunst en schoonheid, iconen, beelden.

 

Maar zou hij niet eerst eens bij zichzelf te rade moeten gaan en zich afvragen waarom het bij hem niet werkt. Waarom bereikte hij zelf als predikant de onderklasse niet? Welk evangelie brengt hij? Is het wel het Bijbelse evangelie? En verkondigt hij het woord “met betoon van Geest en kracht” (1 Korinthe 2:4). Komen mensen tot geloof, kerkelijke buitenstaanders maar ook de eigen kerkleden die in kerkelijke gezinnen zijn opgegroeid, jongeren, kinderen? Worden de christenen die in de kerk zijn, opgebouwd in het geloof, verandert hun leven, groeien ze in heiligheid, gaan ze voor Jezus leven?

Als bij ons niet gebeurt wat er volgens de Bijbel zou moeten gebeuren, dan is het tijd om ons voor de Heere te verootmoedigen, net zoals de discipelen deden toen ze iets niet konden, in hun geval het uitdrijven van een boze geest. En toen Hij in huis gegaan was, en zij alleen waren, vroegen Zijn discipelen Hem: Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven?” (Marcus 9:28). Zij kregen persoonlijk antwoord, zo wil de Heere ons ook inzicht geven als wij ons op dezelfde manier voor Hem verootmoedigen.

 

+ Onverholen minachting, Huijgen spreekt over preekschuren

 

Preekschuren, zo durft hij protestantse kerkgebouwen te noemen (ND). Dat is de karikatuur die hij maakt van de kerken waar de prediking centraal staat. Het gebruik van deze term openbaart zijn minachting en vijandschap voor het protestantse verleden. Voor de protestantse traditie. Voor de grote reiniging die na de Reformatie in de kerkgebouwen werd uitgevoerd. En trouwens ook voor de pioniers die de theologische school waar hij les geeft, hebben opgericht.

 

13.  Een grote kloof tussen Huijgen en zijn christelijk gereformeerde voorvaderen

 

Er gaapt een grote kloof tussen de eerdere generaties hoogleraren van de theologische hogeschool waar hij lesgeeft en hemzelf. Zijn voorgangers en de pioniers van de school geloofden in de goddelijke inspiratie en de onfeilbaarheid van de Bijbel, Huijgen doet dat niet.

Ik heb hier voor me liggen een gedenkboek. Het is in 1954 uitgegeven ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de theologische school der Christelijke Gereformeerde Kerken, tegenwoordig de TUA. Dat is de school waar Huijgen les geeft. Het is uitgegeven door het curatorium van de Hogeschool. Ik citeer van bladzijde 77 uit het hoofdstuk dat door prof. L.H. van der Meiden is geschreven: “Wie niet erkent dat de Schrift het onfeilbare woord van God is en de enige bron van ware kennis, kan geen ware theologie bezitten en beoefenen.”

Huijgen erkent de Schrift niet als het onfeilbare woord van God. Zie mijn bespreking van zijn boek “Lezen en laten lezen”, speciaal punt 8, klik hier.

En dat is niet alleen bij hem zo, vele anderen, in de tot voor kort orthodox reformatorische kerken, doen dat ook niet meer. Volgens het door de toenmalige hoogleraren geschreven gedenkboek doet Huijgen daarom niet aan ware theologie. Hij doet wel aan theologie, maar het is geen ware theologie. “Wie niet erkent dat de Schrift het onfeilbare woord van God is en de enige bron van ware kennis, kan geen ware theologie bezitten en beoefenen.”

 

Dat is nog al wat. Maar hier staat het zwart op wit, in het gedenkboek. Huijgen doet net of er continuďteit is, maar in de opinie van het toenmalige curatorium van zijn hogeschool/universiteit is er sprake van een principiële breuk. Het gaat om het verschil tussen het al of niet hebben en bedrijven van de ware theologie.

 

14.  Er is nog een reden waarom Huijgen Maria naar voren schuift

 

Hij schuift Maria naar voren als correctie voor het, door hem veronderstelde, wegduwen van “de stem van vrouwelijke gelovigen”. Hij gaat er blijkbaar vanuit dat in protestantse kring de vrouwelijke stem is weggeduwd. Zoals uit zijn vorige boek bleek is Huijgen het anker van de Schrift kwijt geraakt en daarom waait hij mee met de op dit moment dominerende seculiere ideologieën, waaronder het feminisme.

 

Hij stelt dat er in protestantse kring wel veel aandacht is voor Paulus, maar nauwelijks voor Maria (RD). Dat past in de boodschap van het feminisme dat stelt dat de vrouw, ook in de kerk, wordt onderdrukt door het patriarchaat van de witte christelijke hetero mannen.

Hij redeneert als volgt: Waarom wordt er in protestantse kring vaak over mannen als Abraham, Jakob, Jozef gepreekt? Waarom niet evenveel over Maria? Ik citeer: “Dat gebeurt niet veel. Mijn bange vraag is: dat zou toch niet zijn omdat ze een vrouw is?” (RD) En “Alleen al de erkenning dat deze vrouw, dit Joodse meisje, die plek heeft (als moeder van alle gelovigen, et cetera), helpt ons … om de vrouwelijke stem niet te vergeten. En dat is vaak wel gebeurd.” (RD)

Maria staat in een rij van sterke Bijbelse vrouwen die laten zien dat de kerk niet zonder de vrouwelijke stem kan,” aldus Huijgen. (Citaat op de flap van het boek. Aangehaald in de introductie van zijn boek op de site van bol.com).

 

Uiteraard is er in protestantse kring meer aandacht voor Paulus, voor Abraham, voor Jakob. Dat komt omdat zij een bijzonder grote plaats innemen in de Bijbel. Paulus als de centrale figuur in het tweede deel van het boek Handelingen. Als de schrijver van vele Bijbelboeken. Als de Bijbelleraar die ons het grondigste het evangelie heeft uitgelegd (de Romeinenbrief). Als de apostel voor de heidenen. Als het voorbeeld van Gods genade in het leven van een mensenkind. Abraham als de centrale figuur uit het Oude Testament. De vriend van God, met wie God zijn verbond sloot. In wie alle geslachten van de wereld gezegend zouden worden. Hij is de vader van alle gelovigen, ook die van de christenen. Zo’n plaats heeft Maria niet in de Bijbel.

 

15.  Zijn theologische methode

 

Zelf spreekt hij in plaats van over zijn ‘theologische methode’ liever over ‘zijn theologische stijl’ (RD). Zijn theologische methode of zijn theologische stijl zeggen iets over hoe Huijgen te werk gaat als hij theologisch nadenkt over een onderwerp, zoals over de vraag welke plaats Maria in de prediking en in het leven van een christen behoort te hebben.

 

Een orthodoxe protestant grijpt bij zo’n vraag direct naar de Bijbel. Wat zegt de Bijbel over het onderwerp? Hij probeert al zijn opvattingen uitsluitend op de Bijbel te gronden (Sola Scriptura, De Schrift als enige regel voor geloof en leven.) Hij toetst alles aan de Bijbel. Wat de Bijbel zegt is voor hem beslissend. Dit functioneert niet goed bij Huijgen.

 

Hij bespreekt in zijn boek wel min of meer systematisch alle Bijbelgedeelten over Maria.  Maar sommige van zijn exgeses zijn onzorgvuldig en de Bijbel is bij hem niet beslissend en ook niet de enige regel voor het geloof. Hoe kun je anders tot het standpunt komen dat Maria de moeder van alle gelovigen is, de moeder van de kerk. Dat is de fundamentele stelling van zijn boek. Die stelling heeft geen enkele basis in de Schrift. Dat hij zo ontspoort is het gevolg van het loslaten van de traditionele regels voor de uitleg van de Schrift. In zijn boek “Lezen en laten lezen” spreekt hij op pagina 19 letterlijk over een andere exegese. Ik citeer:  “De sleutel lijkt mij niet: meer exegese, maar andere exegese …”

 

Als hij de rooms-katholieke mariadevotie moet beoordelen, gaat hij die devotie nog wel toetsen aan de Schrift, zij het gebrekking, maar hij gaat ook ‘waarheidsmomenten’ zoeken in de mariadevotie.

“Het zegt iets over mijn theologische stijl dat ik niet zomaar wil afwijzen, maar wil zoeken naar een waarheidsmoment.” (RD)

 

Het griezelige is dat dit zijn benadering is van elk ander theologisch onderwerp. Nu gaat het over de rol die Maria in de prediking, in ons praktisch christenleven en in het kerkelijk leven moet spelen. Maar maakt u zich geen illusie over waar Huijgen met zijn theologische “stijl” zal uitkomen, bij andere theologische vragen. Hij zal ongetwijfeld meewaaien met de seculiere trends in de maatschappij. En met vrijzinnige standpunten over de Bijbel. Als u de verwoestende werking wilt zien van zijn theologische methode en zijn hermeneutiek dan raad ik aan om mijn bespreking van zijn boek “Lezen en laten lezen” door te nemen. Schokkend dat deze man de toekomstige predikanten van de Christelijk Gereformeerde Kerk opleidt. De vroegere hoogleraren zullen zich, bij wijze van spreken, in hun graf omdraaien.

Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de discipelen weg te trekken achter zich aan. Daarom: wees waakzaam, en bedenk dat ik drie jaar lang, nacht en dag, niet heb opgehouden iedereen onder tranen terecht te wijzen.”  (Handelingen 20:28-31)

 

 



[1] Reformatorisch Dagblad, 25 juni 2021. Prof. Huijgen: Vier Mariafeest, zing dagelijks het Magnificat.

[2] Nederlands Dagblad,  25 juni 2021. Arnold Huijgen pleit voor meer aandacht voor Maria: ‘Wie van ons is zo dichtbij Jezus geweest?’