Een bespreking van de vier in Wake Up aangevoerde voorbeelden uit de Bijbel die zouden bewijzen dat Jezus zich zelf niet aan het Sola Scriptura beginsel hield.

 

(1)   Het eerste voorbeeld uit het boek

 

"Een belangrijke regel uit de mondelinge overlevering was God lief te hebben met geheel je hart, ziel en kracht en je naaste lief te hebben als jezelf, omdat dit de hele Thora weerspiegelt. We lezen in de Bijbel dat Jezus deze woorden aanhaalt.” (p. 37)

 

Het boek beweert dat Jezus hier de mondelinge overlevering aanhaalt. Maar deze dingen staan gewoon rechtstreeks in het Oude Testament:

“Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is één! 5 Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.” (Deuteronomium 6:4,5)

“Gij zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de Here.” (Leviticus 19:4)

 

Er is een Bijbelgedeelte waar een schriftgeleerd aan Jezus vraag “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beerven?” Daarop verwees Jezus hem voor het antwoord naar de Schrift.  “En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest gij? Hij antwoordde en zeide: Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.(Lucas 10:25,26)

Een wetgeleerde stelt Jezus een vraag. Voor het antwoord op die vraag verwijst Jezus hem naar de geschreven wet, naar de Thora. “En Hij zeide tot hem: Wat staat in de wet geschreven? Hoe leest Gij?” Jezus zei tegen de wetgeleerde: “Wat zegt de Schrift daarover. Welk antwoord geeft de Schrift op je vraag?” Daarop gaf de wetgeleerde hem het correcte antwoord. Een antwoord dat inderdaad uit de Schrift afkomstig was en de kern van de geschreven wet van Mozes samenvatte. Hoe je hier een aanhaling vanuit de mondelinge overlevering in kunt lezen is onbegrijpelijk. Jezus verwijst juist naar de geschreven wet! “wat staat in de wet geschreven

 

Het kan zijn dat de mondelinge overlevering op dit punt samen viel met de Schrift. Maar voor Jezus was alleen de geschreven wet gezaghebbend. Die kon niet gebroken worden: “En de schrift kan niet gebroken worden” (Johannes 10:35). In discussies met de farizeeën beriep Jezus zich alleen op de Schrift als gezaghebbende bron. Vandaar dat Hij ook in dit geval op de Schrift wees.

 

(2)   Het tweede voorbeeld

 

"Ook in de Bergrede verwijst Jezus naar verschillende leringen uit de mondelinge traditie" (p. 37). Als voorbeeld geeft het boek het onderwijs van Jezus over de toelaatbaarheid van echtscheiding. Over de toelaatbaarheid van echtscheiding hadden de joden uit die tijd verschillende opvattingen. Allen erkende dat in de wet van Mozes richtlijnen rondom echtscheiding waren gegeven. Er moest bijvoorbeeld een scheidbrief worden gegeven (Deuteronomium 24:1). Maar ze verschilden van inzicht over de gronden waarop mocht worden gescheiden. Mozes sprak over “iets onbehoorlijks”, maar wat is dat dan precies?

Jezus kiest positie in dit debat door te stellen dat je niet mag scheiden tenzij in geval van overspel (Mattheus 5:31,32). Wellicht dat sommige stromingen in het jodendom van die tijd het daarmee eens waren. Maar Jezus sluit zich niet aan bij een joodse traditie, Hij neemt dat standpunt in omdat die opvatting, vanuit God gezien, het juiste standpunt was. Jezus legt uit dat God geen echtscheiding wil, maar vanwege de hardheid van het menselijk hart had God in de geschreven wet van Mozes ruimte gegeven voor echtscheiding (Marcus 10:4,5). Zo kanaliseerde God het kwaad. De scheidbrief beschermde in een bepaald opzicht de vrouw. Maar Jezus zelf keurt elke echtscheiding op andere gronden dan overspel af. Bovendien in zijn onderwijs over het huwelijk en echtscheiding beroept Jezus zich uitsluitend op de Schrift en nergens op de traditie (Mattheus 19:4).

 

(3)   Het derde voorbeeld

 

"In het evangelie van Mattheüs zegt Jezus tegen zijn discipelen dat 'hen gezegd' is dat zij hun vijanden moeten haten.” (p. 37) Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. 44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, …”  (Matt. 5: 43,44) 

De vraag is dan, 'wie' dat gezegd zou hebben? “In het Oude Testament vinden wij deze opdracht niet terug, maar deze houding treffen we daarentegen wel aan in Qumran", zo staat in het boek, met een verwijzing uit die boekrollen naar de 'zonen van het licht' en hun 'Handboek van Discipline'.

 

Er staat inderdaad geen directe opdracht tot het haten van de vijanden in het Oude Testament. Dit komt er nog het dichtste bij. In Ps 139 : 21 en 22 staat: "Zou ik niet haten HEERE die u haten? ....Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij."

 

Zoals gezegt staat er inderdaad geen opdracht tot het haten van vijanden in het Oude Testament staat. Jezus reageerde hier inderdaad op een joodse traditie die dit leerde. Een traditie die tegen de geest van de wet van God inging en die Hij daarom verwierp. Hoe je hier uit kunt afleiden dat Jezus dus het Sola Scriptura beginsel verwierp is mij een raadsel. Het bevestigt juist opnieuw dat veel van de joodse traditie en mondelinge overleveringen in strijd waren met God geschreven wet en Gods eigen karakter. Des te meer reden om vast te houden aan het Sola Scriptura.

Dat Jezus reageerde op joodse tradities (op de mondelinge overlevering) bewijst niet dat hij niet uitging van het Sola Scriptura beginsel.

 

(4)   Het vierde voorbeeld

 

Op pagina 38 vinden we het laatste voorbeeld waarmee de schrijvers proberen te bewijzen dat Jezus het Sola Scriptura-principe niet hanteerde. Ik citeer: "Jezus vierde het Chanoeka feest in de tempel in Jeruzalem, maar dit feest wordt niet in de Bijbel genoemd als één van de door God genoemde feesten. … Deze historische gebeurtenis werd elk jaar in Israël traditioneel groots gevierd, niet op basis van de Schrift, maar op grond van traditie en decreet." De redenering van het boek is als volgt: Jezus vierde het feest ook, zie je wel, hij verwierp niet de volledige overlevering der ouden. In sommige gevallen hield Hij zich er ook aan. Maar deze redenering deugt niet.

 

In Johannes 10: 22, 23 lezen we: ”En het was het feest der vernieuwing  des tempels in Jeruzalem, en het was winter. En Jezus wandelde in de tempel in de voorhof van Salomo.” Hier staat om te beginnen helemaal niet dat de Here Jezus het feest vierde, er staat alleen dat Hij daar tijdens het feest aanwezig was. Maar zelfs als we aannemen dat Jezus het feest meevierde dan zegt dat nog niets over het Sola Scriptura beginsel. Jezus was een Joodse man en Hij leefde in de Joodse cultuur. Voor zover die cultuur niet inging tegen het geschreven woord van God, zal Hij ongetwijfeld aan die cultuur mee gedaan hebben. Het was niet verkeerd voor het Joodse volk om een feest ter herinnering aan de vernieuwing van de tempel (na de ontering van de tempel door Antiochus Epifanus) in te stellen. Net zoals wij bijvoorbeeld jaarlijks de bevrijding van de Duitsers herdenken. Ik weet van een dorp in Zeeland dat er dan ook een kerkdienst wordt gehouden. Als het feest van de tempelvernieuwing verplicht zou worden opgelegd, krachtens een veronderstelde goddelijke opdracht of openbaring, dan gaat dat te ver. In dat geval wordt aan de Schrift toegevoegd. Het kan best zijn dat er joden waren die dit geloofden, maar uit niets kan worden opgemaakt dat Jezus dat onderschreef.

 

De in het boek gegeven voorbeelden die zouden moeten bewijzen dat Jezus gebruik maakte van buitenbijbelse mondelinge overlevering zijn zeer zwak. Het eerste voorbeeld is zelfs te absurd voor woorden. Het bewijst juist het tegenovergestelde.

Maar zelfs als Jezus of de apostelen af en toe dingen uit de buitenbijbelse bronnen gebruiken bij hun onderwijs dan ondermijnt dat nog niet het Sola Scriptura. Paulus citeert in een preek, bijvoorbeeld met instemming een heidens dichter (Handelingen 17:28) en later nog een keer in de brief aan Titus (Titus 1:12,13). Dat kon hij doen omdat hij wist dat die dichters op die punten de waarheid spraken. Lucas heeft voor het schrijven van zijn evangelie andere bronnen geraadpleegd (Lucas :3), bronnen die niet goddelijke geïnspireerd waren. Maar alleen wat Lucas onder leiding van Gods Geest heeft neergeschreven is het woord van God en heeft goddelijk gezag. Als Jezus of de apostelen een enkele keer iets als juist overnemen uit andere bronnen dan doen ze dat alleen omdat ze wisten dat het juist was. Jezus heeft nooit, als Hij iets wilde bewijzen, een beroep gedaan op de mondelinge traditie, alleen op de Schrift.

En het feit dat Jezus reageerde op in die tijd bij de joden levende overtuigingen zegt ook niets over het Sola Scriptura principe.