De bijbel draagt
de christenen op om alles te toetsen wat op hun weg komt. Geestelijke
boodschappen, wat geleerd wordt, personen en bedieningen, ervaringen en
praktijken.
1.
De opdracht om alles te toetsen
“Toetst
alles” (1 Thess. 5:21)
2.
We moeten niet te goed van vertrouwen zijn
De bijbel zegt
dat er vele valse profeten in de wereld zijn uitgegaan. En vele valse leraren
(2 Petrus 2:1). Vals betekent namaak, pseudo. Ze lijken op het echte, ze doen
zich voor als het echte, maar ze zijn het niet. In dat verband spreekt de
bijbel over wolven in schaapskleren (Matth. 7:15) Ze zien er uit als schapen
maar in werkelijkheid zijn het wolven.
“Geliefden vertrouwt niet iedere geest, maar
beproeft de geesten of zij uit God zijn want vele valse profeten zijn in de
wereld uitgegaan” (1 Johannes
4:1)
“Wacht u voor de valse profeten, die in
schapenvacht tot u komen, maar van binnen zijn zij roofgierige wolven” (Matth. 7:15)
3. Hoe toetsen?
We
moeten in de eerste plaats alles toetsen aan de bijbel. Dagelijks in de bijbel
nagaan of de dingen die beweerd worden ook kloppen met de bijbel. Of de
ervaringen die men beleeft in overeenstemming zijn met de bijbel. De bijbel is
de objectieve norm waaraan we alles moeten toetsen.
“en deze onderscheidden zich gunstig van die
te Thessalonica, daar zij het woord met alle bereidwilligheid aannamen en
dagelijks de Schriften, of deze dingen zo waren” (Hand.
17:11)
Daarnaast
ook toetsen aan de vruchten (Matth. 7:16). Dit naast de toets aan de bijbel.
4. Op de proef stellen
“Ik weet uw werken en uw inspanning en uw
volharding en dat gij de kwaden niet kunt verdragen en hen op de proef gesteld
hebt, die zeggen dat zijn apostelen zijn, maar het niet zijn, en dat gij hen
leugenaars hebt bevonden” (Openbaring
2:2)
We hebben
hierboven gezien dat de bijbel opdracht geeft om mensen, bedieningen en
geestelijke boodschappen te beoordelen. Toetsen is simpelweg een zaak van
gehoorzaamheid, doen wat de bijbel ons opdraagt. Hoe kan iets wat de bijbel ons
opdraagt verkeerd zijn. Christenen die weigeren te toetsen zijn daarin
ongehoorzaam aan de duidelijke opdrachten uit de bijbel die zeggen dat we
moeten toetsen, beproeven, beoordelen en niet te goed van vertrouwen moeten
zijn.
Toetsen is
noodzakelijk omdat we in de christelijke wereld pseudo, namaak, tegenkomen.
Valse profeten, valse leraren. Ze doen zich voor als het echte, maar ze zijn
het niet.
De bijbel draagt
ons daarom op om niet te goed van vertrouwen te zijn en om alles te toetsen.
“Waakt dan”
(Handelingen 20:31)
Dit wordt gezegd
met het oog op valse leraren. Zie: Handelingen 20:29,30.
“Wacht
u” (Matth. 7:13)
In
bepaalde gevallen mogen we als christen niet oordelen. We mogen anderen niet
oordelen als er veel mis is in ons eigen leven. Matth. 7:1-5. Dan moeten we
eerst de balk uit ons eigen oog halen. Het gaat hier om huichelarij. We moeten
elkaar ook niet oordelen in bijzaken. Dat staat b.v. in Romeinen 14:1-12. Het
gaat daar om de botsing tussen christenen uit een joodse achtergrond die
bepaalde delen van de ceremoniële wet nog toepasten. Ze stelde de ene dag boven
de andere, ze aten bepaald voedsel niet. Hierin moeten we elkaar als christenen
verdragen. Maar tegenover valse leraren die belangrijke bijbelse waarheden
verdraaiden was Paulus helemaal niet verdraagzaam.
“Er
zijn echter sommigen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus
willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel u een
evangelie verkondigen afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij
vervloekt” (Galaten 1:7,8)
“Let
op de honden, let op de slechte arbeiders, let op de versnijdenis” (Filp. 2:2)
Paulus
is verontwaardigd en fel tegenover mensen die het evangelie verdraaien. Zulke
mensen zijn er ook tegenwoordig nog binnen de christenheid, binnen alles wat
zich christen noemt. In dit geval ging het over mensen die de weg tot behoud
niet meer zuiver voorstelden. Neem bijvoorbeeld de De Rooms-katholieke Kerk,
deze kerk doet nog steeds iets dergelijks.
Aan
het begin van Matth. 7 waarschuwt de Here Jezus tegen huichelachtig oordelen.
Maar in hetzelfde hoofdstuk, zie de verzen :7-25, waarschuwt hij tegen valse
profeten en Hij geeft aan hoe we die profeten kunnen toetsen.