Vallen in de Geest

 

 

Wat is het? Is het bijbels? En wat moeten we ermee? door Willem J. Ouweneel, 94 blz.; prijs € 9,95. Uitgeverij Rock Publications i.s.m. Bread of Life, Harderwijk, 2009.

 

Boekrecensie door Pieter Siebesma

 

De Oogst april 2009

 

In zijn nieuwste boek bespreekt WiIlem J. Ouweneel het zogenaamde 'vallen in de Geest'. Dit verschijnsel, ook wel 'slain in the Spirit' (neergeslagen in de Geest) of 'resting in the Spirit' (rusten in de Geest) genoemd, vindt plaats tijdens charismatische samenkomsten, waarbij mensen vallen als gevolg van een sterke aanwezigheid van Gods kracht en heerlijkheid. Vaak gebeurt het tijdens een handoplegging, maar ook wel wanneer men op een afstand staat van de voorganger die bidt of preekt. Meestal valt men dan naar achteren. Soms valt men naar voren of opzij, of zakt men door de knieën.

 

Zij die dit hebben meegemaakt, getuigen na afloop vaak van bijzondere geestelijke ervaringen, zoals het ervaren van Gods aanwezigheid, Zijn rust en vrede, of het ontvangen van openbaringen of zelfs van genezing en bevrijding. Dat maakt het voor gelovigen die vragen hebben ten aanzien van het vallen in de Geest (en daar behoor ik zelf ook toe), moeilijk om daarover kritisch te zijn. Immers, bij het afwijzen van het verschijnsel, kunnen we ook de (persoonlijke) ervaringen van hen die dit meemaken afwijzen.

 

Terugschrikken

Daarom was ik benieuwd naar wat Willem Ouweneel hierover te schrijven had. In een aantal korte hoofdstukken behandelt hij de diverse aspecten van het vallen in de Geest, zoals de bijbelse onderbouwing, geestvervoering in het algemeen, de rol van handoplegging hierbij en over de vraag of het uit God is of uit het vlees. Zijn eindoordeel is positief. Hoewel er soms sprake kan zijn van psychische of demonische invloeden of zelfs van het ordinaire omverduwen van mensen, is het vallen in de Geest op zich bijbels.

 

Volgens Ouweneel zijn degenen die hier moeite mee hebben gelovigen die moeite hebben met charismatische uitingen in het algemeen. Of in zijn eigen woorden: ‘Deze broeders en zusters zijn mensen die alles geloven wat in de Bijbel staat, maar terugschrikken als puur bijbelse fenomenen ook in hun eigen omgeving opduiken. Het zou gemakkelijker zijn, als ze wel eens in extase voor God waren geweest (...) als ze wel eens in tongen gesproken of geprofeteerd hadden, als ze wel eens zieken de handen opgelegd hadden (...) of als ze wel eens een demon hadden uitgeworpen’ (blz. 89).

 

Niet hetzelfde

Nu zit hier mijn voornaamste punt van kritiek op dit boek. Hoe men ook over het spreken in tongen, profeteren, bidden voor genezing of bevrijding mag denken, niemand zal ontkennen dat het in de Bijbel staat. Gelovigen die dit doen, mogen zich hiervoor terecht op de Bijbel baseren. En zij die hiertegen bezwaar maken, dienen aan te tonen dat wat op dit vlak vandaag gebeurt niet hetzelfde is als ten tijde van de Bijbel.

 

Maar hoe duidelijk spreekt de Bijbel over het vallen in de Geest? W.J. Ouweneel noemt zeven teksten uit het Oude Testament als bewijs hiervoor (Gen. 17:1-3; Lev. 9:24; Joz. 5:13-14; Richt. 13:17-20; 1 Sam. 28:20; 2 Kron. 5:13-14; 1 Kon. 18:38-39), en nog eens zeven andere tekstverwijzingen die speciaal gaan over profeten van God: Bileam (!) in Numeri 22:31 en 24:4, Ezechiël in Ezechiël 1:28, 3:22-23 en 43:2-3, en Daniël in Daniël 8:15-18 en 10:4-11.

 

Inlegkunde

In nagenoeg alle eerste zeven teksten gaat het niet over het vallen in de Geest, maar over de oud-oosterse manier van eer bewijzen, namelijk door je naar voren op de grond te laten vallen. Bijvoorbeeld in Jozua 5:13-14 staat een man tegenover Jozua met een uitgetrokken zwaard in zijn hand. Wanneer Jozua vraagt wie hij is, en hij zich bekend maakt als de Vorst van het leger des HEREN, valt Jozua op zijn gezicht ter aarde en buigt zich neer. Zoals men aan een koning hulde bewijst, zo bewijst Jozua eer aan deze engel. Dat dit slaat op het vallen in de Geest, is mijns inziens een vorm van inlegkunde. De enige uitzondering daarop is 2 Kronieken 5:13-14, waarin wordt beschreven dat de priesters niet konden staan vanwege de heerlijkheid des HEREN. Maar zelfs deze tekst kan anders geïnterpreteerd worden. Bij de voorbeelden genoemd in Daniël en Ezra valt op dat deze profeten op hun gezicht vallen, wanneer ze God zien.

 

Kritische vragen

Ook in het Nieuwe Testament vindt Ouweneel zeven voorbeelden van het vallen in de Geest (Matt. 17:1-6; Matt. 18:3-6; Matt. 28:2-4; Joh. 9:3-4; Hand. 16:25-29 en Openb. 4:10; 5:8 en 5:14). Het ontbreekt aan ruimte om deze teksten uitvoerig te bespreken. Ook een aantal van deze teksten spreken over het zich naar voren werpen of laten vallen om eer te bewijzen. De lezer oordele zelf. Ouweneel geeft zelf ook toe dat veel van deze teksten anders vertaald kunnen worden en ook worden vertaald.

 

Opmerkelijk is dat nagenoeg altijd wordt gesproken van het naar voren (laten) vallen, terwijl bij het vallen in de Geest mensen meestal naar achteren vallen. In het Nieuwe Testament vinden we een aantal voorbeelden dat de Heilige Geest op mensen valt (zie bijv. Hand. 1:8; 8:16; 10:16; 11:15), maar niet dat de mensen als gevolg daarvan ook letterlijk vallen.

 

Kortom, het bijbelse bewijs vind ik nogal mager. De vraag is natuurlijk wel of het vallen in de Geest daarom altijd verkeerd is. Immers, als de Bijbel er niet over spreekt, hoeft het daarom per definitie niet fout te zijn, zoals ook Ouweneel zelf aangeeft. Maar dat geeft ons wel het recht kritische vragen te stellen bij dit verschijnsel.

 

(Plaatje van een jongen die in de Geest is gevallen op het festival van Soul Survivor)