Hieronder, onder punt C, legt Ouweneel zelf uit wat er met hem aan de hand is. Voor het verband heb ik eerst de punten A. en B. weergegeven.

  1. Wat is er met hem aan de hand?

Eerst verdedigde hij b.v. de onfeilbaarheid/inerrancy van de bijbel, nu wijst hij die af als de fundamentalistische visie van een foutloze bijbel. In zijn boek het domein van de slang noemt hij Jung een occultist maar nu gebruikt hij belangrijke onderdelen van de psychologie van Jung.

De verandering is zo groot dat mensen die hem vanaf zijn jeugd gekend hebben zelfs spreken over de "oude" Ouweneel en de "nieuwe" Ouweneel. Zo groot is voor hen het contrast.

B. De achtergrond van zijn omslag, van zijn paradigmawisseling.

Rond het begin van de jaren tachtig is Ouweneel zich gaan verdiepen in de zogenoemde Wijsbegeerte der Wetsidee. Deze wijsbegeerte is in de eerste helft van deze eeuw ontworpen door een hoogleraar van de Vrije Universiteit, prof. dr. Herman Dooyeweerd. In deze filosofie wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen praktische kennis en theoretische kennis. Een onderscheid tussen de naïeve dagelijkse ervaring en het theoretisch wetenschappelijk denken. Op dit onderscheid wordt het door Ouweneel overgenomen scherpe onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis gebaseerd. Aanvaarding van dit schema leidt tot een onverantwoorde relativering van het dogma. Dat is dan ook precies het punt waar Ouweneel inmiddels is uitgekomen. Dit viel samen met een persoonlijke crisis en een gemeentelijke crisis. Hij vertelt deze dingen in zijn "Nachtboek van de ziel".

Ouweneel ontdekte dat er buiten de kring van de Vergadering van gelovigen ook fijne christenen waren. Dit kon hij blijkbaar moeilijk rijmen met zijn toenmalige leerstellige denken over de gemeente. In plaats dat hij zijn oude standpunten nog eens aan de Schrift toetste en zonodig veranderde is hij veel verder gegaan. Met behulp van zijn op de Wijsbegeerte der Wetsidee gebaseerde nieuwe visie op de leer kon hij zich eenvoudig ontdoen van allerlei leerstellingen door ze simpelweg te relativeren.

Dan was er ook nog sprake van een persoonlijke crisis. Ouweneel klaagde dat de authentieke godservaring in zijn eigen leven, en binnen zijn eigen geestelijke tehuis, nauwelijks te vinden was. Hij was naar hij ontdekte zijn hart kwijt. Ik citeer "waar is mijn zelf, mijn hart?". (Nachtboek van de ziel, p. 16) Met behulp van zelfanalyse van de eigen dromen waarbij hij gebruik maakte van belangrijke onderdelen van de psychologie van de occultbelaste en geïnspireerde Jung is hij naar eigen zeggen bevrijd geworden. Hij heeft zijn vrouwelijke zijde in zichzelf kunnen integreren en sinds die tijd werken er nieuwe krachten in hem. Hij heeft nu blijkbaar de zo gewenste authentieke godservaring bereikt.

C. Ouweneel zelf over wat er met hem aan de hand is.

Hij wijst er zelf op dat zijn verandering dieper gaat dan een verandering in bepaalde leerstellige posities. Er is iets meer aan de hand. Niet alleen bepaalde leerstellige posities zijn bij hem veranderd maar er is nog iets fundamentelers. Hij brengt niet alleen nieuwe leerstellige inzichten, veel belangrijker nog is dat zijn kijk op dogma wezenlijk veranderd is. Dit geeft hij zelf aan als 'het' fundamentele punt waarin hij veranderd is.

Omdat het zo belangrijk is geef ik hieronder het volledige citaat: "Mijn opponenten menen vanuit hun eigen denkkader dat deze krachten te maken hebben met een andere 'leer' dan ik tot dusver heb 'aangehangen'. Zij kunnen immers niet in andere termen denken. Zij proberen er achter te komen welke 'filosofieën' en 'theologieën' ik aanhang, terwijl zij volkomen op de verkeerde plaats zoeken. Niet een nieuwe 'leer', maar een relativering van alle (intellectuele) 'leer' is wat er met mij 'aan de hand' is. De ontwikkeling van het zacht-warme-vrouwelijk ervaar ik als niets anders dan een nieuw werk van de Heilige Geest in mij". (Nachtboek van de ziel, p. 117)

Ouweneel spreekt hier over zichzelf en over zijn opponenten. Hij zegt dat hij en zijn opponenten in feite op twee verschillende niveaus denken. De opponenten hebben een eigen denkkader. Vandaar uit beoordelen ze Ouweneel. Vandaar uit denkend proberen ze te begrijpen wat er met Ouweneel aan de hand is. Ze proberen b.v. aan de bijbel te toetsen wat Ouweneel tegenwoordig leert (Hand. 17:11). Ze denken nog steeds dat het in de leer, in het dogma, om waarheid gaat. Zolang ze op die manier blijven denken zullen ze mij, zo stelt Ouweneel, nooit begrijpen. Ja, ze kunnen mij ook niet begrijpen want ze kunnen "immers niet in andere termen denken". Die mensen zijn nog steeds logisch-rationeel met de bijbel en met het geloof bezig. Maar bij mij is het licht opgegaan. Ik heb ontdekt dat het werkelijke probleem niet lag in het aanhangen van een verkeerde leer. Mijn probleem was dat ik de leer vroeger verkeerd benaderde. Maar nu, door de studie van de Wijsbegeerte der Wetsidee, door de inzichten van postmoderne filosofen en door allerlei gnostiek-esoterische inzichten heb ik ingezien dat we alle intellectuele leer moeten relativeren. Niet alleen de inhoud van wat ik denk is veranderd, ik ben op een nieuwe manier gaan denken. Ik denk tegenwoordig in andere denkkaders. En ik, Ouweneel, ben er van overtuigd dat ik op de goede weg zit want door de ontdekking en integratie van mijn eigen vrouwelijk ik (mijn anima) zijn er nieuwe warm-vrouwelijke-intuïtieve krachten in mij losgekomen.

Het heeft er alle schijn van dat Ouweneel een soort New Age initiatie in christelijk gewaad heeft meegemaakt. Hij is nu, op basis van een ervaring, van het antithetisch denken overgestapt op het inclusieve denken.

Hij denkt dat de christenen die nog steeds antithetisch denken hem daarin niet kunnen begrijpen. Mocht dat al zo zijn dan geldt dat evenwel niet voor mij want ik ben door mijn bekering ondermeer verlost uit het inclusieve (mystieke) denken. Datzelfde denken wat hij nu als de oplossing voor de gemeente aan het aanprijzen is. Ik heb dus de geestelijke reis net andersom gemaakt. Ik ben van het mystieke, inclusieve denken door mijn bekering bevrijd en ik heb door de omgang met de bijbel weer het gezonde bijbelse antithetische denken aangeleerd.

(Het bovenstaande is een bewerking van punt 15.5 van mijn studie "Wat is er aan de hand in de evangelische weredl?")