UITDAGING september 2004

 

Wat moeten wij doen: gebieden veroveren of harten winnen?

 

Misschien kent u ze ook wel: zeer toegewijde christenen, vol vuur en enthousiast in hun dienst aan God. Heel dierbare mensen. Ze zijn bezorgd en dragen zorg voor de mensen om hen heen. Ze willen niets liever dan dat iedereen God leert kennen door geloof, bekering en doop in de naam van de Vader, de zoon en de Heilige Geest.

Zij strijden vurig, want het gebied waarin ze wonen wordt beheerst door geesten en demonen. Ze zijn overtuigd dat het goed is te onderzoeken welke geesten dit zijn en ze te bestraffen. De geesten in dat gebied zijn er, volgens hen, allereerst verantwoordelijk voor dat mensen hun hart (nog) niet aan de Heer Jezus hebben gegeven. Als deze christenen een gebouw binnengaan, beginnen ze vaak de ruimte te reinigen van boze geesten, ook al is daar geen enkele aanwijzing voor. Als ze mensen ontmoeten die niet reageren op hun boodschap, dan is er naar hun mening meestal sprake van gebondenheid aan demonische machten. Bij gebedssamenkomsten of evangelisatieacties hoor je ze vaak zeggen: “Wij nemen deze stad of dit land voor Jezus!” Het gebruik van militaire termen is niet van de lucht.

Deze overtuiging baseert men dan op de openbaring die Daniël ontving, beschreven in hoofdstuk 10, waar de vorst van Perzië de engel weerstond, die met Daniël moest spreken.Dit Schriftgedeelte geeft een kijkje wat er in de voor ons onzichtbare wereld afspeelt. Hele theorieën zijn ontwikkeld, waarbij de hoofdconclusie voor deze christenen is, dat elk gebied onder de regering staat van hoofddemonen, machten en overheden. Het bijbelvers in Efeziërs 6:12 versterkt deze visie. Men zal ook verzen aanhalen, dat wij in de hemelse gewesten verkeren met Jezus en dat het onze taak is om bolwerken neer te halen. Hierbij wordt gedacht aan demonische geesten. Vrijwel allemaal vertalen zij de teksten in Mattheüs 16 en 18 over binden en ontbinden in verband met geesten. Veel energie wordt door hen in die richting besteed, vaak ondersteund door profetieën en woorden van kennis, die gegeven worden door mensen die sterk geleid worden vanuit deze visie.

Behalve dit focus op “territoriale geesten” is er ook een sterk ontwikkelde aandacht voor de macht van demonen over mensen. Zelden wordt de hindernis, die mensen hebben om zich te onderwerpen aan Jezus gelegd bij hun zondig gedrag en hun eigen verantwoordelijkheid. Nee, het zijn meestal demonen, die daar verantwoordelijk zijn. Vanuit die visie is het goed te begrijpen waarom deze mensen zich in de eerste plaats richten op het lokaliseren en ontmaskeren van demonen. Niet op de verkondiging en bekendmaking van Jezus, nee, eerst moeten de machten die mensen gevangen houden gebonden worden. Dan zouden ze pas openstaan voor het evangelie.

Hoe moet je hier nu mee omgaan? Heeft de Bijbel bevoegdheid aan ons gegeven over “territoriale geesten”? Daniël krijgt een verklaring waarom hij een vertraging ondervond in antwoord op zijn gebeden. Hij kreeg een blik in de onzichtbare wereld. God liet hem zien dat er een strijd is die de engelen moeten voeren. Hij krijgt daardoor een beetje inzicht, dat we onderdeel uitmaken van een zichtbare en onzichtbare wereld. Daniël krijgt echter nog geen bevoegdheid om zich op het terrein van de engelenstrijd te begeven. Nergens in de Bijbel kan ik een mandaat vinden waar de mens opdracht krijgt engelen of andere machten over gebieden te bestrijden. Dat is een bevoegdheid die alleen de engelen toekomt. Daarnaast helpen mensen de engelen in hun aardse strijd.

Welke bevoegdheid heeft de mens dan wel? De opdracht aan mensen is om mensen leerlingen te maken van Jezus, zoals Mattheüs 28:18-20 omschrijft. In dat verband kan het gebeuren dat je mensen tegenkomt, die vastzitten aan een demonische macht. Onder leiding van de Heilige Geest mag je dan zo iemand losmaken. Met andere woorden: onze bevoegdheid ligt op het terrein van mensen en niet terreinen. Het menselijk hart moet het terrein worden van ware aanbidding. Dan is het in ons contact met mensen goed om te onderscheiden of hun weerstand tegen het Evangelie het gevolg is van onwil of van onmacht. In het eerste geval zijn ze zelf verantwoordelijk, in het tweede geval is het goed onze Vader te vragen of hier sprake is van een demonische gebondenheid. De gaven van de Heilige Geest staan in dienst van het Evangelie voor de mens. Niet om gebieden te veroveren.

Het kan gebeuren dat er, door de occulte praktijken van de mens, een boze geest zich in een huis of op een terrein bevindt. Daar moet je niet automatisch vanuit gaan. Uiteraard mag je onder leiding van de Heilige Geest bij de manifestatie van zo’n geest ingrijpen als dit nodig of gewenst is.Staat deze manifestatie in verband met de praktijken van de persoon die in die ruimte woont of werkt, dan zal deze persoon toch eerst met deze praktijken moeten breken en dit als schuld belijden aan de Heer. Anders is het een vergeefse moeite en wordt het kwaad erger dan voorheen!

Het feit dat wij met Christus gezeten zijn in de hemelse gewesten wil niet zeggen dat de hemelse gewesten tot ons werkterrein behoren. Van daaruit komt wel onze autoriteit om mensen los te maken van demonische bindingen. Ook hebben de dingen die wij doen of laten effect op wat er in de hemelse gewesten gebeurt. Dat is heel iets anders dan dat we de hemelse gewesten tot ons werkterrein maken.

Als we naar de verzen kijken in Efeziërs 6, over de geestelijke wapenrusting, dan lezen wij niets over het bestraffen van geesten, maar lezen we over zaken zoals: waarheid en gerechtigheid aandoen,bereidheid om het evangelie te verkondigen, geloof hanteren (ingaan op wat God zegt), je laten redden door God en Zijn Woord hanteren, en gebed (tot God). Het antwoord op onze strijd tegen machten en overheden enz. is dus niet gericht op deze machten, maar wordt geleid vanuit God. Nergens worden wij aangespoord om de duisternis te gaan bestuderen. We worden wel vermaand om ons bewust te zijn van onze tegenstander. De oplossing tegen deze tegenstander ligt bij de openbaring die de Heer Jezus Christus ons geeft.

Een ander vers dat vaak wordt gehanteerd is te vinden in 2 Korinthiërs 10:daar wordt gesproken over goddelijke wapens, die we nodig hebben en krijgen om bolwerken neer te halen.Wat zijn die bolwerken? Hoogmoedige redeneringen van mensen, die tegen de kennis van God gericht zijn. Geen woord over geesten. Mensen met hoogmoedige redeneringen moeten aangesproken worden met Goddelijke kennis, met gedachten die deze hoogmoedige redeneringen ontzenuwen. In eerste instantie moet de waarheid van het Evangelie gebracht worden.

Tenslotte spreken deze christenen vaak over het binden en ontbinden van geesten. Daarbij verwijzen zij naar drie Schriftgedeelten die echter helemaal niet gaan over geesten, maar over mensen! Het eerste is te vinden in Mattheüs 16. Jezus vraagt zijn leerlingen wie de mensen zeggen of denken dat Hij is. Het antwoord van Petrus zal de sleutel zijn waarmee hij straks mensen wel of niet mag hechten aan het hemelse koninkrijk Hetzelfde treffen we in Mattheüs 18 aan, waarbij de werkwoorden binden en ontbinden staan in het verband van het mogen hechten of onthechten van mensen aan de gemeente. In het eerste geval mag men mensen hechten of onthechten aan de gemeenschap op grond van de openbaring dat Jezus de Christus is en in het tweede geval op grond van gedrag binnen de gemeente. Hier valt geen woord over geesten.

In Mattheüs 12 wordt Jezus beschuldigd dat Hij demonen uitdrijft vanuit Beëlzebul. Hij gebruikt dan een beeld van wat Hij gedaan heeft. Hij heeft de sterke man (Beëlzebul) vastgebonden en daarna zijn huis leeg geroofd. Dat is wat gebeurt als wij mensen mogen losmaken: Jezus heeft een sterke man voorgoed gebonden, zodat wij zijn huis mogen leegroven. We mogen mensen losmaken of onthechten uit duivelse bindingen door evangelieprediking, wat soms gepaard gaat met het uitdrijven van een boze geest of door genezingen. Wij hoeven niet de sterke man te binden: dat is al gedaan.

Wij moeten daarbij Gods aanwijzingen volgen, net zoals Jezus alleen deed wat Hij de Vader zag doen. Onze geestelijke strijd is dat wij gericht op God blijven en ons niet in beslag laten nemen door ons op geesten te richten of naar hen te gaan zoeken.

Jezus waarschuwt ons waakzaam te zijn. Hij geeft ons de opdracht op te letten, want er zullen valse profeten komen, valse herders en leraren. Voor alles in de Bijbel heeft de boze wel een vervalsing: iets wat er op lijkt, maar het net niet is. Daarom moeten wij goed opletten waarop wij onze bevoegdheid tot handelen baseren. Voor alle situaties moeten wij toetsen of dit wel in de Bijbel staat. Niet zozeer de vorm waarin iets gebeurt, als wel het princiepe achter de gebeurtenis. Als Jezus ons vertelt dat velen, die wonderen en tekenen gedaan hebben, niet herkend worden door Hem, dan betekent het, dat Hij zich niet heeft kunnen herkennen in hun motieven en manieren. De basis was niet goed. Wie was de opdrachtgever?

Wat moeten wij doen met deze christenen die opgaan in het bestrijden van “territoriale geesten” en andere praktijken waar je vraagtekens moet bijplaatsen? Als het mogelijk is, is het goed om samen de teksten op te zoeken die aangegeven worden ter verdediging van de praktijk. Dit heb ik met meerdere mensen gedaan en sommigen onder hen zijn helemaal tot rust gekomen van een vermoeiende vorm van strijd. Anderen zullen je afwijzen, maar dan heb je in ieder geval iets aangereikt wat hopelijk tot nadenken zal stemmen. Dan kun je voor deze mensen blijven bidden, want ze verlangen ernaar om Jezus te dienen. Verwerp deze mensen niet, maar neem wel afstand van de bovengenoemde praktijken. Laten we harten winnen voor Jezus.