De Zwevende Bijbel

 

 

 

Schriftgezag in een postmoderne tijd

 

 

 

 

Drs. R.H. Matzken

met medewerking van A.P. Geelhoed en R.E. van der Feen

januari/februari 2002

 

 

 

Inhoud

 

1.     Er is wat aan de hand!

2.     Hoe wordt hier nu op ingespeeld?

3.     Schriftkritiek in drie golven

4.     Fundamentalist of fundamenteel

5.     Het grote misverstand

6.     De absolute waarheidsclaim

7.     Logisch en rationeel

8.     Relativering van de leer

9.     Bijbeluitleg op de helling

10. Aanzet tot een bijbelse repliek

11. Geestelijk of spiritueel

12. Een sprekende of een schrijvende God?

13. Ethische klaarheid

 

Bijlage: Verklaringen van Chicago

 

 

 

 

 

Trefwoord: bijbel, schriftgezag

 

 

Uitgever Johannes Multimedia, Doorn

ISBN 90-5798-076-2

 

 


1. Er is wat aan de hand!

 

De nieuwe eeuw heeft nu al gezorgd voor enkele onverwachte ontwikkelingen. Veel christenen, en christelijke organisaties zoals kerkelijke gemeenten of scholen hebben ermee te maken. Het lijkt wel alsof er iets grondig mis is met de communicatie. Een voorbeeld.

 

Een ouder spreekt de christelijke school aan op de godsdienstles, waar kinderen leren dat alle wereldreligies hun eigen weg tot God hebben, “een God met vele namen”. Die wordt vereerd met rituelen die voor iedere cultuur weer verschillend zijn en die de mensen leren uit hun ‘heilige boeken’. Natuurlijk is het goed dat kinderen leren omgaan met zgn. andersgelovigen en begrip voor elkaar tonen. Leert de Bijbel ook niet (in Hand. 17:22-23 en 1 Cor. 8:5) dat er vele goden zijn? Maar op een christelijke school mogen ouders toch verwachten dat kinderen gewezen wordt op de “Ene God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.” 

(1 Cor. 8:6). Verondersteld mag toch worden dat op een school die naar Christus’ naam is genoemd, geleerd wordt wat de Here zelf zegt in Joh. 14:6: “Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.”

 

Het antwoord dat hen soms wordt gegeven is verrassend en verontrustend tegelijk. Ouders stuiten steeds meer op onbegrip en verzet, want “in deze pluriforme, multiculturele samenleving kan en wil de school juist ruimte bieden aan mensen die anders met de waarheid omgaan dan wij. Men meent vandaag helaas dat er vele waarheden zijn. De waarheid van de islam, de waarheid van het hindoeïsme en het boeddhisme en ja, ook de waarheid van het christendom. Wij moeten daarom nu ruimer denken. Een beroep op bekende teksten als Johannes 14:6 en Handelingen 4:12 wordt op scholen die uitgaan van vele waarheden weggewuifd met de opmerking dat “wij natuurlijk allemaal in de geest van Jezus handelen en ons door Hem laten inspireren.”

 

Maar het tegengestelde gebeurt ook. Soms onder de oppervlakte, maar steeds meer openlijk is er een groeiende belangstelling, vooral onder jongeren, voor zgn. bovennatuurlijke zaken en hoe je ermee om moet gaan. Niet alleen voor het occulte, maar sinds 11 september ook meer voor de boodschap van de Bijbel. Soms lijkt het wel alsof de rollen zijn omgekeerd:

-         vroeger bood men de jeugd allerlei leerstellingen of dogma’s aan, maar wat zij zochten was een religie met een lage drempel;

-         tegenwoordig biedt men de jeugd allerlei vormen van entertainment aan, maar nu tekent zich juist een vraag af naar discipelschap.

Het tragische is, dat wanneer de jeugd dit laatste niet vanuit de Bijbel wordt aangeboden, zij worden aangetrokken en bekoord door allerlei nieuwe vormen van radicaal fundamentalisme, dan wel liever uit deze wereld gaan ‘uittreden’ naar een virtuele wereld van illusies.

 

 

 


2. Hoe wordt hier nu op ingespeeld?

 

In zekere zin is er niets nieuws onder de zon. Ook in de vorige generatie werden allerlei zaken op zijn kop gezet. Bijvoorbeeld het scheppingsgeloof, de omgang van jongens en meisjes, eerbied voor het leven, Gods beloften aan het volk Israël. Het verschil met de tijd van nu is dat destijds de ‘bijbelgetrouwe christenen’ daarover een duidelijk standpunt naar voren brachten. Tegenwoordig wordt hierop dikwijls heel anders ingespeeld en komen zowel reformatorische als evangelische christenen met uitspraken over de Bijbel die twijfel en verwarring zaaien. Het lijkt wel alsof ook veel christenleiders onder hen door het postmoderne denken zijn aangetast. Ook hier weer enkele voorbeelden:

 

In de bekende EO publicatie ‘De boodschap en de kloof’ vat dr. W. Ouweneel zijn nieuwe opvattingen over het omgaan met de Bijbel aldus samen: “Herbezinning op de Schrift moet leiden tot een nieuwe Schriftbeschouwing. Daarnaast zullen praktische, theologische en ethische aspecten een veel grotere rol moeten gaan spelen” (pag. 64-65). Hiermee geeft hij christelijke leiders aan hoe zij de kloof naar de postmoderne mens en wereld kunnen overbruggen. Daarmee lopen zij dan wel het gevaar om zelf postmodern te gaan denken!

Ook uit reformatorische hoek komen onorthodoxe geluiden, zoals in de dissertatie van dr. Van Kooten en de lovende reactie hierop in De Waarheidsvriend. Dr. Van Kooten stelt dat de brieven aan de Efeziërs en de Colossenzen niet door de apostel Paulus zijn geschreven. Dit is een voorbeeld van datgene wat latent aanwezig is in een steeds groter deel van de reformatorische kerken: Christelijk Gereformeerd, Gereformeerde bond in de Nederlands hervormde kerk, Gereformeerd Vrijgemaakt, Nederlands Gereformeerd.

 

De laatste drie nummers van het tijdschrift Bijbel& Wetenschap (oktober, november en december 2001) werden gewijd aan het thema ‘Hoe lezen wij de Schrift?’ Daarin wordt een poging gedaan om de Schriftbeschouwing “van de grond af opnieuw op te bouwen”, met name over zaken als Schriftgezag, historiciteit, betrouwbaarheid, literaire genres, modernisme en fundamentalisme. Hiermee worden zaken aan de orde gesteld waartegen ‘bijbelgetrouwe’ kringen voorheen duidelijk stelling namen als behorend tot de vrijzinnige of  zgn. neo-orthodoxe Schriftbeschouwing.

 

Veel mensen vragen zich af hoe het komt dat zelfs bijbelgetrouwe christenen elkaar vaak niet meer op de Bijbel kunnen aanspreken! Anderen vinden argumenteren, hanteren van tegenstellingen van goed en kwaad, waarheid en leugen, juist uit de tijd en gaan ondogmatisch met anderen een toekomst van shalom en harmonie tegemoet. De een met de door Gods Geest geïnspireerde Bijbel als houvast, stevig als een rots. De ander voelt zich meer thuis bij een inspirerende Bijbel en zo min mogelijk blokkades uit de rationeel verleden tijd.

 

Wij spreken de wens uit dat de resultaten van ons onderzoek en beraad velen tot hulp en zegen mogen zijn, die ook in deze postmoderne tijd blijven uitgaan van de oude en beproefde opvattingen omtrent het gezag van de Heilige Schrift in leer en leven. Daarmee hopen wij de lezers ervan te overtuigen dat de argumenten die worden aangevoerd om al die opvattingen ter discussie te stellen, als drogredenen moeten worden afgewezen.

 

 

3. Schriftkritiek in drie golven

 

Wij willen ons nu ons kort bezinnen op een stukje geschiedenis. Reeds enkele eeuwen zijn golven van bijbelkritiek en vragen over het Schriftgezag over de kerken van het Westen heengespoeld. Wij noemen daarvan de strijd tussen vrijzinnigheid en rechtzinnigheid in de 19e eeuw en een eeuw later de neo-orthodoxie of vrije rechtzinnigheid. Als we ons hierin verdiepen, kunnen we ook de huidige golf rond de eeuwwisseling naar de 21e eeuw beter begrijpen. Dat is namelijk nog moeilijker dan bij de tweede golf, want hoe ga je nu om met uitspraken als “De Bijbel is niet historisch, maar wel waar!”

 

1.      De eerste golf van vrijzinnigheid is opgekomen in de periode van Rationalisme en Verlichting uit de  18e en 19e eeuw.

Dit was een tijd waarin ‘de wetenschap’ velen aan het twijfelen bracht. Als belangrijkste noemen wij de opkomst van het evolutionisme en de historische en literaire Schriftkritiek.

Het grootste deel van Christus’ kerk heeft hiertegen standgehouden. Dat was toen mogelijk nog moeilijker dan nu, want men kon lang niet alle ingebrachte argumenten weerleggen. In de periode tussen 1909 en 1915 zijn een aantal brochures en boeken uitgegeven onder de titel The Fundamentals of the Christian Faith,  waarin de orthodoxe standpunten werden verdedigd:

-         de inspiratie en foutloosheid van de Bijbel

-         de godheid van Jezus Christus en zijn maagdelijke geboorte

-         zijn plaatsvervangend zoenoffer aan het kruis

-         zijn lichamelijke opstanding uit de doden en zijn persoonlijke wederkomst.

 

2.      De tweede golf is die van de neo-orthodoxie: rechtzinnig in de bovenverdieping, vrijzinnig in de benedenverdieping (termen van dr. Francis Schaeffer in ’De God die Leeft’).

Deze dialectische golf, waaraan de naam van Karl Barth is verbonden, overspoelde de kerken van de oecumene in de tweede helft van de twintigste eeuw. In die naoorlogse jaren uitte dit zich onder meer in de zgn. doorbraak, met name van de christelijke zuilen in politiek, media en onderwijs. In de jaren zeventig verscheen het rapport ’De aard van het Schriftgezag’ van de Gereformeerde Kerken (Synodaal). Later is dit  uitgekomen onder de titel ‘God met ons’. Daarin werd gewezen op ongerijmdheden in de Bijbel, zoals de vraag: Wie heeft Goliath gedood?

In hun pogen om nog wat van de Bijbel vast te houden tegenover de zogenaamde “vaststaande feiten van het evolutionisme”, pasten de meeste theologen een boedelscheiding toe tussen wetenschap en geloof. Ze wilden zo tegelijkertijd vasthouden aan de schepping als geloofswaarheid en aan evolutie als wetenschappelijke waarheid. Met vreemde consequenties, zoals: Op zondag de Bijbel, op maandag de wetenschap;

                  Op zondag geloven, op maandag zeker weten!

 

Enkele belangrijke geschriften die tegen deze golf werden geschreven, zijn:

-         In Nederland de EO-publicaties ‘Het ontstaan van de Bijbel’ (door W.J.J. Glashouwer en W.J. Ouweneel) en ‘De Bijbel in de beklaagdenbank’ (1985)

-         Vanuit reformatorische kring de boeken van dr. J. van Bruggen

-         Vanuit Zwitserland het bekende boek van René Pache ‘Inspiratie en het Gezag van de Bijbel.’

-         In Amerika de wijd en zijd verspreide (maar in Europa nauwelijks bekend geworden)

      Chicago Verklaringen

       in 1978 over Onfeilbaarheid en Gezag van de Heilige Schrift (inspiratie)

       in 1982 over Interpretatie en Verstaan van de Heilige Schrift (hermeneutiek)

       in 1986 over Toepassing van de Heilige Schrift in Leer en Leven (dogmatiek en ethiek).

 

3.      Sinds het eind van de 20e eeuw komt een nieuwe golf van Schriftkritiek op ons af die zich speciaal richt op de zgn. bijbelgetrouwe, reformatorische en evangelische kerken en gemeenten. Kenmerkend voor deze filosofische of postmoderne golf  is de hermeneutiek van de Duitse filosoof Hans-Georg Gadamer, waarbij de bedoeling van een tekst vrijwel geheel wordt bepaald door het verstaan door de lezer.

Deze manier van omgaan met de Bijbel was al geruime tijd populair bij de zogenaamde neo-evangelicals of nieuw-evangelischen. Dat is een krachtige groep binnen de evangelische beweging die (opnieuw) tracht het Schriftgezag te rijmen met de resultaten van kritische bijbelwetenschap en voorts de nadruk legt op de ‘horizontale effecten van een verticale prediking’. In Nederland is deze beweging breed bekend en verbreid geraakt door de publicatie ‘De Boodschap en de Kloof’. Daarbij gaat het allereerst om de legitieme wens die bij velen leeft, namelijk  om het evangelie aan de postmoderne mens duidelijk te maken. In het uitdragen van het evangelie stuit men dan op het probleem dat de postmoderne mens niet meer aanspreekbaar is op absolute waarden maar veelmeer op authentiek beleven. In het verlangen om nu toch voor deze postmoderne mens verstaanbaar te zijn, is men echter naar de andere kant doorgeschoten, net zoals de kerk een halve eeuw geleden zocht naar middelen om de wetenschappers binnen de kerk te houden met een andere uitleg van Genesis 1 - 3.

 

Hoewel er nu andere zaken aan de orde zijn dan een halve eeuw geleden, komt het redeneren bekend voor. Gezocht wordt naar middelen om de postmoderne mens niet van het Evangelie af te stoten. De argumenten daartoe komen uit verschillende hoeken zoals het streven naar oecumenische eenheid, de charismatische beweging en het verlangen om maatschappelijk relevant te zijn. Hierbij zijn de filosofische hermeneutiek van Gadamer en de psychologische duiding van Carl Gustav Jung belangrijke bondgenoten. Een en ander leidt ertoe dat uitleg en verklaring samenvalt met verstaan en toepassing van Gods Woord. Op dezelfde wijze moet volmachtige verkondiging (“er staat geschreven”) plaats maken voor eigenmachtige dialoog. (“er een goed gevoel over hebben”) Vandaar de roep om herbezinning op de Schrift om te komen tot een nieuwe Schriftbeschouwing. Daarmee gaat het om zaken zoals

-         de absolute waarheidsclaim

-         het vermijden van rationalisme

-         de relativering van de leer

-         hoe kom ik van een schrijvende God tot een sprekende God?

Maar pas even op! Op die manier lopen de verkondigers het gevaar om zelf postmodern te worden. Op die manier komen alle problemen en redeneringen van de tweedegolfers nu als een enorme vloedgolf op de bijbelgetrouwen af.

 

 

 

 

4. Fundamentalist of Fundamenteel

 

De term fundamentalist roept verschillende reacties op. Zoals blijkt uit de vorige paragraaf, is het afkomstig uit Amerika, toen aan het begin van de 20e eeuw het geschrift ‘The Fundamentals of the Christian Faith’ een dam opwierp tegen de toenemende vrijzinnigheid.

Anderen verwarren het begrip met biblicistisch. Die hanteren ieder bijbelwoord woordelijk, zonder acht te slaan op de context van de bijbelschrijver en de tijd waarin wij nu leven. Zij stellen bepaalde uitspraken en gebruiken van toen (zoals het sabbatsgebod of de hoofdtooi van de vrouw) als voorschrift voor alle tijden. In zijn boekje: ’Fundamentalistisch? Fundamenteel!’ neemt ds. J.H. Velema terecht stelling tegen allerlei fundamentalistische trekken in het gereformeerde en evangelische denken, “omdat het een onjuiste, harde, wettische, hoogmoedige en exclusieve voorstelling van het christelijke geloof geeft in strijd met het eigen geestelijke karakter van het geloof”.

 

Sinds ongeveer 25 jaar wordt de term fundamentalist toegepast op joden, christenen als moslims, die hun religieuze opvatting aan de samenleving willen opleggen en daarmee de scheiding tussen kerk en staat willen opheffen. Omdat deze betekenis momenteel in het spraakgebruik overheerst, hanteren wij liever de term ‘fundamenteel christen-zijn’ om onze afhankelijkheid te belijden van Gods openbaring in Jezus Christus, overeenkomstig Zijn Woord.

 

Fundamentele christenen, dat willen wij allen zijn, omdat wij alleen vanuit de door God gegeven openbaring kunnen staan in de volmacht van de verkondiging van het Evangelie en het maken van discipelen van Jezus Christus. Ds. Velema noemt tien van deze fundamenten, waarvan wij noemen:

Gefundeerd in de Schrift,

            gefundeerd in Christus,

            gefundeerd in oordeel (onderscheiden van geesten)

      en gefundeerd in de verwachting op Christus’ wederkomst.

 

Toch blijft op het punt van de Schrift bij veel bijbelgetrouwe christenen een scheurtje zitten. Zij geloven allen in de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift als het Woord van God, dat in de prediking door de Heilige Geest aan de hoorders wordt betuigd en bekrachtigd. Maar te geloven in de foutloosheid van de Bijbel (in de oorspronkelijke handschriften) gaat velen een stap te ver. Zij zijn wel fundamenteel christen, maar geloven in de foutloosheid van de Bijbel wordt door hen als ‘fundamentalistisch’ afgewezen.

 

Wij zijn van mening dat de geschriften uit het jaar 2001 duidelijk hebben aangetoond dat zo’n scheurtje voldoende is om vraagtekens te plaatsen achter het historisch karakter van veel bijbelverhalen, zoals de schepping en – in het verlengde ervan - de zondeval. Daarom stemmen wij nadrukkelijk in met de desbetreffende stellingen van de Eerste Verklaring van Chicago, waaruit wij het volgende citeren:

(12) Wij bevestigen dat de Schrift in haar geheel foutloos is, vrij van dwaling en bedrog.

(13) Wij bevestigen en handhaven de juistheid van het gebruik van foutloosheid als theologische term met betrekking tot de volledige betrouwbaarheid van de Bijbel.

(15) Wij bevestigen dat de leer van de foutloosheid (inerrancy) gegrond is op de bijbelse leer van de inspiratie.

(16) Wij bevestigen dat de leer van de foutloosheid (inerrancy) een wezenlijk bestanddeel is geweest van het geloof van de kerk door de hele geschiedenis heen.

Hiermee onderschrijven wij tevens van harte wat de Nederlandse Geloofsbelijdenis aangaande de Bijbel belijdt in de artikelen 1 – 7, met name ook het volkomen en genoegzaam zijn van Gods Woord.

 

Wanneer de ‘onfeilbaarheid’ van de Bijbel wordt uitgespeeld tegen haar foutloosheid, wordt wel gesproken van de dienstknechtgestalte van de Heilige Schrift. Dit suggereert dat Gods Geest, ondanks vermeende menselijke fouten, toch in staat is Zijn werk te doen. Zulk redeneren is typisch goy (heidens) denken, dat geheel vreemd is aan het joodse denken, want dat gaat ervan uit dat alleen een volkomen offer, zonder enig gebrek, aan God mag worden gebracht.

Het kan nuttig zijn om hierbij een vergelijking te maken tussen de ‘geïncarneerde Logos’ Jezus Christus, en de ‘geïnspireerde Logos’, de Bijbel.

In zijn knechtgestalte was Jezus Christus waarachtig mens en waarachtig God. In zijn menszijn is Hij de mensen gelijk geworden en net zoals wij verzocht geweest, doch buiten de zonde, Hebr. 4:15).

Zo is ook het Woord van God waarachtig Gods Woord en waarachtig mensenwoord. Ook al is het tot ons gekomen in mensentaal en heeft God Hebreeuws, Aramees en Grieks gesproken en doen opschrijven, niettemin gelden de woorden dat “alle woord Gods gelouterd is”, Ps. 119:140, Spr. 30:5. Dat houdt niet alleen in dat de betekenis van de woorden bewaard is gebleven, maar dat Gods Woord, evenals Gods Zoon, “geen verderf heeft gekend,” Hand. 2:31.  

 

Aangaande Jezus Christus, Gods Zoon, belijden wij, samen met de Kerk der eeuwen dat Hij niet kon zondigen (Latijn: non posse peccare). Evenzo belijden wij aangaande de Heilige Schrift, Gods Woord dat die zonder dwaling is (Latijn: non posse errare). Dat wil zeggen: God bedoelt wat Hij zegt en Zijn Woord verklaart.

Dit is dus een fundament der waarheid, en daarmee fundamenteel.

 

 


5. Het grote misverstand

 

In deze paragraaf gaan wij in op het grote misverstand, beter gezegd de grote verleiding van de derde golf. Wij herinneren hierbij aan de verleiding van de tweede golf. Wanneer we de biologen of wetenschappers in ’t algemeen in de kerk willen houden (zo dacht men dan) moeten we de letterlijke interpretatie van Genesis 1-3 aanpassen aan de resultaten van de wetenschap, met name het evolutionisme.

In een andere vorm komt diezelfde verleiding nu weer terug: wanneer we de postmoderne mens met het Evangelie willen bereiken, moeten we ook zelf op postmoderne wijze met de Bijbel omgaan. Dit houdt onder meer in: een zich afwenden van absolute waarheden in het algemeen en van dogma’s in het bijzonder.

-         harmonisch-synthetisch in plaats van polemisch-antithetisch,

-         tolerantie en eenheid boven exclusieve waarheid (bovendien: wat is waarheid?).

Dit was het uitgangspunt van ‘De Boodschap en de Kloof’ waarmee met de wens om de postmodernen zelf ook postmodern te worden, een stap te ver werd gezet. Een zelfde soort redenering wordt gevonden in het boek van dr. B. Loonstra: ‘De geloofwaardigheid van de Bijbel’. Tot onze verrassing neemt de nieuwe VU-hoogleraar dr. A. van de Beek hiertegen in zijn boek ’Ontmaskering, Christelijk geloof en cultuur’ duidelijk stelling. Hoe die verkondiging dan wel dient te gaan, wordt hierna toegelicht aan de hand van Handelingen 17. 

 

De bijbelse weg is dat ook de postmoderne mens wordt geconfronteerd met zijn foute denken: U zit verkeerd! De Bijbel noemt dat het katangelie, d.w.z. een confronterende boodschap. Dat is beslist nodig voordat en opdat het evangelie hem kan aanspreken. Het katangelie breekt als het ware zijn denken open en stelt: Je zit volkomen fout met je denken! Word wakker en zie de werkelijkheid onder ogen! Je bent een zondaar die zonder God verloren is en verloren gaat!

Een bekend voorbeeld is de toespraak van Paulus op de Areopagus, Hand. 17:19-31. Nergens in de Bijbel wordt het evangelie zomaar verkondigd. Altijd is er eerst de katangelist (hij die het oordeel aanzegt) geweest. Om te beginnen de Wet van Mozes, die de mens schuldig stelt voor God; vervolgens de Profeten, die de koningen van Israël waarschuwden voor Gods toorn, en tenslotte de Apostelen, die joden en heidenen overtuigden van hun ijdele denken. In Joh. 16:8 is het de Parakleet (ernaast-geroepene), de Heilige Geest, die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. Deze begrippen passen absoluut niet in het postmoderne denken. Daarom moet eerst het katangelie tot de postmoderne mens klinken, net zolang totdat hij weer gaat denken in de absolute termen van de Bijbel, vgl. Jes. 5:20.

 

Deze tweetrapsredenering gaat helaas aan de communicatoren van de derde golf voorbij. Toch heeft de kerk die altijd gekend, bijvoorbeeld in de trits: Ellende (Zondebesef), Verlossing en Dankbaarheid.(zie de Heidelbergse Catechismus). Maar helaas blijft men tegenwoordig meestal steken in een lege verkondiging en discussie en is de prediking vrijblijvend en krachteloos. De zo ontstane leemte moet dan worden opgevuld met allerlei hulpmiddelen die vreemd zijn aan de verkondiging van het Evangelie. In de huidige gevoelscultuur staat het authentieke beleven van de mens centraal en wordt het christendom tot een spiritueel beleven, maar discipelen voor de Meester worden niet geworven. 

 

 


6. De absolute waarheidsclaim

 

De Bijbel stelt zonder enige nuancering dat Jezus de weg, de waarheid en het leven is. Hij is niet een weg, maar DE weg. Niet de beste weg, maar de enige weg, zie Johannes 14:6.

De Bijbel geeft een verantwoording van de waarheidsclaim van Jezus en doet dit ook van zichzelf. God heeft in de Bijbel zijn boodschap aan ons gegeven en daarom spreken wij ook van Gods Woord. Wij kunnen de Bijbel als van God afkomstig herkennen omdat God op allerlei manieren getuigenis aan zijn Woord heeft gegeven. Hij heeft dat vroeger gedaan en doet dat nog steeds. Hij bevestigt zijn Woord en heeft dat ook gedaan aangaande zijn Zoon, die in het Woord wordt verkondigd.

 

In de eerste plaats is er het innerlijke getuigenis dat Gods Geest geeft. Er is iets in ons dat zegt dat het waar is, het innerlijke getuigenis van Gods Geest, speciaal door de Bijbel heen. 

Dit getuigenis is een attestatie (bewijsschrift) van de waarheid en echtheid van Gods beloften.

Ook is er de kracht die je tegemoet komt door het Woord van God, levenwekkend, ontdekkend, troostend, vermanend. Er is ook de voortdurende ervaring dat  ‘het werkt’: er gebeurt wat de Bijbel zegt dat zal gebeuren. Zo staan er vele concrete beloften in de Bijbel, gericht aan de christenen, de volgelingen van Jezus. God bevestigt zijn Woord door die beloften aan hen te vervullen wanneer ze daar in geloof en gehoorzaamheid aanspraak op maken. “Lees wat er staat, geloof wat er staat, doe wat er staat, dan zul je ook ervaren wat er staat”, zei evangelist Johannes de Heer altijd. In de reformatorische kerken spreekt men dan van bevinding.

 

Dan zijn er de objectieve bewijzen die voor iedereen te controleren zijn. Dit geldt met name voor de historische werkelijkheid van alle gebeurtenissen uit het leven van Jezus Christus. Dit blijkt alleen al uit het feit dat vier evangelisten elkaar aanvullen in hun verslag over zijn geboorte, zijn onderricht, zijn wonderen, dood en opstanding. De Bijbel legt zelf veel nadruk op het historisch bewijs (de ooggetuigen) van de opstanding. Hun getuigenis is een attestatie van de geschiedenis.

Verder is er het feit van de profetie, herhaalde en vervulde profetie. Profetie over de geschiedenis van Israël, profetie over het leven van Jezus, die honderden jaren later precies zo is vervuld. Ook profetie over de eindtijd met bijzonderheden over de situatie vlak voor de wederkomst van Christus. Profetie was en is bij uitstek Gods methode om zijn Woord te bevestigen.

 

Al deze dingen samen vormen een krachtig getuigenis aangaande de goddelijke inspiratie van de Bijbel. Als christenen houden wij alles wat God ons in de Bijbel meedeelt, voor waar. Wat de Bijbel beweert is waar, dat wil zeggen, het komt overeen met de werkelijkheid. Als de Bijbel zegt dat Jezus is opgestaan, dan is dat zo. Als Jezus in het Nieuwe Testament bevestigt dat de eerste vijf boeken van de Bijbel door Mozes geschreven zijn, dan geloven wij dat. Als de Bijbel zegt dat het menselijk leven is begonnen met een scheppingsdaad van God, dan is dat ook zo gebeurd. Als de Bijbel zegt dat wie in Jezus Christus gelooft, vergeving van zonden ontvangt, dan is dat ook zo.

 

Een bewering is waar als deze correspondeert met de werkelijkheid. De Bijbel bevat allerlei ware beweringen of stellingen, die we proposities noemen. Wij spreken dan ook wel van propositional truth, dat zijn door God geopenbaarde waarheden die wij op voorhand moeten aanvaarden. Waarheid in de Bijbel betekent echt, tegenover onecht of schijn. Daarnaast betekent het ook vast en betrouwbaar, en ook: overeenkomstig de werkelijkheid. Dit is aan de hand van tal van bijbelteksten aan te tonen.

Nu rijst de vraag: Waarom accepteren postmoderne christenen, dus mensen van deze derde golf dit omgaan met de Schrift, deze argumenten niet? Antwoord: Zij noemen dit ‘rationalistisch’ en willen niet op die manier met de Bijbel omgaan.

 

 

 

7. Logisch en rationeel

 

Soms wordt de absolute waarheidsclaim verduisterd door over God te spreken als ‘der ganz Andere’ (Karl Barth). Dat klinkt vroom en is op zich ook niet onjuist, maar toch is dit taalgebruik een typisch voorbeeld van een waarheid verpakt in een leugen. Een ander voorbeeld van een dergelijk taalgebruik is “Jezus Christus is de weg tot God voor de Westerse mens.” Ongetwijfeld waar, maar er is een leugen in verpakt, namelijk dat voor de niet-westerse mens Mozes, Mohammed of Boeddha de weg tot God zou zijn!

 

Waarheid is Gods uitspraak: Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het woord des Heren. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten, Jesaja 55:8-9.

Leugen is dat deze geweldige ‘afstand’ elke rationele communicatie onmogelijk zou maken. In hetzelfde hoofdstuk spreekt God immers de mensen op viervoudige wijze aan met:

-         raadgevingen in vs 1-3 en 6-7

-         heilsfeiten in vs 4-5

-         verklaringen in vs 10-11

-         beloften in vs 12-13.

Er is dus volgens de Bijbel geen onoverbrugbare kloof tussen God en mens. Met menselijke woorden kunnen ware dingen over God worden gezegd. Als de Bijbel over God spreekt, dan gaat het om meer dan metaforen (beeldspraak) als slechts een verwijzing (of een irrationele sprong) naar een werkelijkheid achter woorden. De beschrijving die de Bijbel van de werkelijkheid geeft (bijv. “God is rechter”) stemt overeen met de werkelijkheid. Deze biedt geen ruimte voor een eigen menselijke invulling, ook al is de beschrijving van de hemelse dingen niet uitputtend:

Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord

en wat in geen mensenhart is opgekomen,

al wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben, 1 Cor. 2:9.

 

In de Bijbel hebben we Gods geschreven openbaring. Bij het recht verstaan ervan is ons verstand betrokken en dat werkt volgens bepaalde principes.

Zo heeft God ons geschapen. Als je denkt volgens de ingeschapen denkwetten, dan ben je rationeel bezig. In de Bijbel worden de christenen opgeroepen hun verstand te gebruiken, zie Matt. 22:37, 1 Cor. 14:20, vgl. Rom. 12:1. Dus om logisch te denken en niet te zweven.

De goddelijke boodschap is niet onlogisch; zij is niet mystiek-zwevend en schakelt het menselijk verstand niet uit maar in. Het anders-zijn van God zit hem niet in de gebruikte logica, maar in de gedachten die hiermee worden uitgedrukt. 

Wij geven nog een voorbeeld om dit duidelijk te maken:

- God toont zijn rechtvaardigheid in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is, Rom. 3:26, vgl. Joh. 1:9.

Wij zouden lezen: God is barmhartig, maar er staat: Hij is rechtvaardig. De liefde en genade van God werden duidelijk in het zenden van zijn Zoon, Rom. 5:8, Tit. 2:11-14.  

 

De Here Jezus bewees dingen uit de Schrift door logisch redeneren. Hij wees op een bepaald Schriftwoord en trok daar dan logische conclusies uit. De joden in Berea gingen dagelijks in de Schriften na of de dingen die Paulus hun doorgaf ook zo waren (Hand. 17:11). Dit is een gelovig rationele bezigheid en ze werden daarvoor geprezen.

 

Voor het verstaan van de dingen van God is de verlichting van Gods Geest nodig, die ons verstand moet openen (Luk. 24:45, Ef. 1:17,18). Een ongeestelijk mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is (1 Cor. 2:14).

Mystiek schuift altijd weer het gebruik van ons door God gegeven verstand opzij. Er wordt geleerd om het verstand stop te zetten, te ontledigen. Er wordt geleerd dat het verstand, de ratio, slechts bij de zichtbare wereld hoort. Als het gaat om goddelijke dingen, kun je niets met het verstand beginnen. Dat moge zo zijn voor spiritualiteit, het geldt zeker niet voor wat de Bijbel ‘het geestelijke’ noemt, integendeel. (zie verder bij paragraaf 11)

 

Er zijn drie mogelijke benaderingen van de rationaliteit.

De eerste is de ratio te verheffen tot de hoogste autoriteit. Dit is rationalisme, kenmerkend voor de Verlichting. De mens denkt dat hij, los van openbaring, met zijn autonome verstand alles moet kunnen doorzien en beoordelen.

De tweede is het verwerpen van de ratio. Men stelt dat het gebruik van de ratio je bij de diepste levensvragen niet verder helpt; het staat zelfs in de weg. Je moet je naar binnen keren, naar de beleving, de intuïtie. Deze benadering is kenmerkend voor de Romantiek, de geestesbeweging die op de Verlichting volgde. Het geldt ook voor de New Age beweging en ook het postmodernisme loopt dit gevaar.

Ten derde is er de bijbelse benadering. Wij moeten ons verstand gebruiken bij het onderzoeken van Gods openbaring. Wij moeten dit doen in gelovige onderwerping aan Gods openbaring en in afhankelijkheid van Gods Geest en vragen om Zijn verlichting.

Deze benadering is dus wel degelijk rationeel en logisch en mag niet als rationalistisch worden afgewezen . De ratio staat dan echter in dienst van het geloof. In de Romeinenbrief wordt de term logikos (rationeel) en het ervan afgeleide werkwoord logizomai (ermee rekenen) door Paulus in de Romeinenbrief vijftien keer gebruikt, waarvan de helft in hoofdstuk 4 dat handelt over geloof! Geloof en ratio zijn dus geen tegenstellingen: geloof is juist rationeel, maar dan gericht op Gods Woord.

 

 

 

 

8. Relativering van de leer

 

Binnen de bijbelgetrouwe wereld hebben steeds meer mensen de klassieke visie op de leer als fundament van ons geloof verruild voor een postmoderne visie, waarbij de leer zowel de geloofsbeleving als de eenheid van alle christenen in de weg zou staan. Daarbij wordt vaak een valse tegenstelling gemaakt tussen de leer en de Bijbel. De band tussen de tekst van de Bijbel en het dogma wordt losgemaakt. Met behulp van speculatieve filosofische theorieën wordt de leer gerelativeerd en gedevalueerd, zoals het uit de wijsbegeerte der wetsidee afkomstige scherpe onderscheid tussen geloofskennis en theologische kennis.

 

Een van de vele gevolgen is dat niet meer wordt onderkend waar het evangelie van de rooms-katholieke kerk afwijkt van de Schrift. Het evangelie geeft antwoord op twee kernvragen. Wie is Jezus en wat moet ik doen om behouden te worden? Op die tweede vraag geeft de rooms-katholieke kerk nog steeds een antwoord dat in strijd is met de leer van de Bijbel. In de recent verschenen Katechismus van de rooms-katholieke kerk wordt zonder omwegen op pagina 258 (nr. 1129) verklaard dat de sacramenten heilsnoodzakelijk zijn. Dit is een zelfde soort dwaling als de dwaalleraars brachten, waar Paulus in de Galatenbrief zo scherp tegen waarschuwt. Die leerden dat een mens behouden wordt door het geloof plus besnijdenis. De rooms-katholieke kerk leert dat we behouden worden door geloof plus de sacramenten. Paulus nam dit zeer hoog op. Hij sprak over een “ander evangelie, en dat is geen evangelie” (Galaten 1:6-9).

Postmoderne evangelische christenen hebben die strijd achter zich gelaten, omdat zij in tegenstelling tot Paulus de leer hebben gerelativeerd. In de leer en het dogma, gaat het volgens hen maar om beperkte gebrekkige en menselijke theorieën. Daarom vinden ze het niet van groot belang als er over de leer verschillend wordt gedacht. De protestant en de rooms-katholiek, zo stelt men, verschillen dan wel in theologische kennis maar op het gebied waar het werkelijk om gaat, namelijk de geloofskennis, is er toch eenheid. In de ontmoeting met de levende Christus stijgt men uit boven intellectuele, rationele en leerstellige verschillen, die vroeger fundamenteel geacht werden.

 

De Bijbel kent niets van deze relativering van de leer. De Here Jezus bracht een leer. Hij sprak over ‘mijn leer’ (Joh. 7:16). De Farizeeën brachten een leer, waar de Here Jezus tegen waarschuwde (Matt. 16:12). Er is allerlei wind van leer (Efeze 4:14). Er is de gezonde leer. (Titus 1:9). Paulus spoort Titus aan om zuiver te zijn in de leer. Hij spoort hem dus aan om orthodox, om recht in de leer te zijn (Titus 2:7). Er zijn demonisch geïnspireerde leerstellingen (1 Tim. 4:1). Er zijn valse leraren (2 Petrus 2:1, Hand. 20:28-30). Vals wil zeggen pseudo, namaak: ze doen zich voor als echte leraren maar ze zijn het niet. Bepaalde leringen mogen in een christelijke gemeente niet gebracht worden en sommige leringen zijn reden voor afscheiding, ook al presenteren degenen die zo'n leer brengen zich als medechristenen (1 Tim. 1:3 ; 2 Joh :10). Er zouden dagen komen dat de mensen de gezonde leer niet meer verdragen (2 Tim. 4:3). De Bijbel heeft heel veel over de leer te zeggen en onderstreept telkens het grote belang van de gezonde leer.

 

Met de leer wordt de inhoud van het bijbelse onderwijs over een bepaalde zaak bedoeld.  

Zo zegt de Bijbel bijvoorbeeld allerlei dingen over Christus.

Als we die dingen samen nemen en daar de grote lijn van nemen,  dan hebben we de

bijbelse leer over Christus of Christologie. Deze leer over Christus is dus de inhoud van het

bijbelse onderwijs over Christus. De Bijbel spreekt over ‘de leer van Christus’ (2 Joh. 1:9),

de ‘leer der godsvrucht’ (1 Tim. 6:3), een ‘leer over dopen, oplegging  der  handen,

opstanding der doden en eeuwig oordeel’ (Hebr. 6:2). Maar omdat de mens van nature tegen God ingaat en daardoor ook de Bijbel niet goed kan verstaan, is er altijd weer de neiging om

de leer van de Schrift te verdraaien. Vandaar de noodzaak te bidden om de verlichting van de Heilige Geest.

 

Wij vinden de bijbelse leer over een bepaalde zaak door alle bijbelgedeelten die daarop betrekking hebben, bij elkaar te zoeken. Vervolgens kijk je bij elke bijbeltekst welk licht die tekst op de zaak werpt, en tenslotte haal je de grote lijnen uit de door de exegese verkregen gegevens. De aldus verkregen grote lijnen vormen dan de bijbelse leer.

Het dogma, een leerstelling, geeft dus als het goed is een bijbelse waarheid weer. Het is de samenvatting van het bijbelse onderwijs over een bepaalde zaak, zij het dat die samenvatting vaak wordt gegeven in eigen woorden. Dat is op zich geen bezwaar als het dogma maar wordt uitgelegd vanuit de bijbelteksten waar het een samenvatting van bedoelt te geven.

 

Uiteraard is het mogelijk om bij de formulering van leerstellingen, fouten te maken. Eén van de grote gevaren is dat men verder gaat dan de Schrift, dus dat men speculeert. Daarom moeten we elk dogma toetsen aan de Bijbel (Hand. 17:11). Maar als een dogma de toetsing aan de Schrift doorstaat, dan moet deze ook als waar aanvaard worden.

Als protestanten geloven we in de doorzichtigheid van de Schrift. Het is dus mogelijk de door God bedoelde betekenis van de bijbeltekst te vinden. Het is ook mogelijk om daar vervolgens een nauwkeurige samenvatting van te geven. Dit bedoelden de orthodoxe protestanten als ze zeiden dat in het dogma en in de belijdenis de Schrift wordt nagesproken.

 

 

 

9. Bijbeluitleg op de helling

 

Eerder zagen we al dat volgens sommige theologen de regels voor de uitleg van de Heilige Schrift aan een radicale herziening toe zijn. Hieronder laten wij een recente stem uit de evangelische wereld horen. Deze is van dr. Chris Wright, rector van het conservatief-evangelische All Nations College in Londen. Hij heeft in het theologisch kwartaalblad Soteria 2002/1 een overzicht gegeven van de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de hermeneutiek, dat is de interpretatie van geschriften; hier dus: de regels voor de bijbeluitleg. Daarin verwoordt hij onder meer het standpunt van H.G. Gadamer, die de tekst ziet als drager van de relatie tussen de verstaander en datgene wat hij zoekt te verstaan. In dat denken is bijbellezen een ‘existentiële encounter of ontmoeting’, waarbij de auteur ‘niets’ is zonder de uitlegger. Met andere woorden: de auteur ‘is’ wat de lezer ‘vindt’. Deze opvatting van bijbellezen wordt door steeds meer evangelische christenen gedeeld, die zich daarmee steeds verder verwijderen van datgene wat voorheen bij alle bijbelgetrouw en gemeengoed was, bijvoorbeeld in de bijbelschoolbeweging en de zendingsbeweging.

 

Volgens redacteur ds. Teun van Leer zou bij de hermeneutiek “een grondige discussie over gezonde en verantwoorde ‘leesregels’ bittere noodzaak zijn.” Kennelijk heeft men ook hier de postmoderne mens ‘aan de andere zijde van de kloof’ op het oog, waarbij men ervan uitgaat dat men deze niet kan bereiken met de in de Reformatie opnieuw verwoorde en beproefde regels:

-         de historisch-grammaticale methode (de context waarin de schrijver verkeerde en de taal waarin hij zich uitdrukte)

-         de nabije en verre context van de Schrift zelf, d.w.z. het verband van de tekst en de uitleg van gebruikte termen vanuit het geheel der Heilige Schrift.

Deze benadering zou volgens velen niet meer voldoen in onze tijd.

 

In zijn artikel ‘Hermeneutiek, Postmodernisme en Waarheid’ legt dr. Chris Wright zijn lezers een in wezen postmoderne benadering voor. Nu leert het postmodernisme dat er geen absolute waarheid bestaat en dat alles wat we lezen met een korreltje zout genomen moet worden. Wright gaat niet volledig mee met deze benadering, maar hij neemt er ook niet scherp stelling tegen. Hij wijst op negatieve en positieve aspecten en bespreekt drie manieren (in plaats van één) waarop de Bijbel uitgelegd kan worden.

-         Hij wil de tekst bezien waarbij de schrijver centraal staat.

-         Vervolgens wordt de tekst bezien waarbij de tekst centraal staat.

Tenslotte wordt de tekst bezien waarbij de lezer centraal staat.

 

De eerste manier van uitleg bij dr.Chris Wright komt grotendeels overeen met de beproefde historisch-grammaticale methode. Ondanks de positieve kanten van deze benadering, waarmee hele generaties voor hun tijd ‘de raad van God hebben gediend’, heeft Wright er bedenkingen tegen. Hij is bang dat de tekst op de een of andere manier verduisterd kan worden.

 

De tweede manier van uitleg is een alternatief voor de eerste manier. Dus niet aanvullend, waarbij de tekst wordt geplaatst in zijn historische context, maar juist hiervan losgemaakt. “De tekst,” stelt hij, “bestaat op zichzelf, los van de auteur, en heeft betekenis in zichzelf. Die moet op eigen waarde geschat worden als een literair kunstwerk.” Hiermee wordt iedere tekst een apart verhaal ‘an sich’, zonder relatie te leggen met het geheel van de Heilige Schrift.

 

Dit ‘losmaken van de kleine story uit de GROTE STORY’ is een typisch voorbeeld van het postmoderne denken, een vorm van deconstructie zoals de postmoderne filosoof Derrida zijn volgelingen heeft geleerd. De christenapologeet (verdediger van de geloofsleer) Francis Schaeffer zou niet aarzelen om dit denken te rekenen tot de wanhoopsfilosofie. Wij tekenen hierbij aan dat dit ook haaks staat op het Hebreeuwse, bijbelse denken, waarbij het verband met het geheel borg staat voor de juiste uitlegging. Dit wordt ook bevestigd door het aanhalen van woorden uit de psalmen door Jezus en door zijn uitspraak in Joh. 10:35 dat “de Schrift niet gebroken kan worden”.

 

De derde manier van uitleg stelt de lezer centraal. Daar blijkt pas ten volle de invloed van het postmoderne denken. Vroeger was de positie van de lezer niet relevant voor de uitlegkunde, want die behoorde tot de applicatie of toepassing in onze eigen tijd. Maar veel huidige exegeten stellen dat de tekst pas betekenis krijgt als de lezer die leest. Die betekenis bestaat uit de interactie tussen tekst en lezer, want in deze opvatting is er “geen onafhankelijke, uiteindelijke, vastliggende betekenis, onafhankelijk van de lezer.”

Hiermee wordt dus duidelijk gekozen voor de postmoderne bijbel- en levensbeschouwing. Kenmerkend hierbij is dat ieder mens zijn eigen waarheid zoekt en vindt, als die maar authentiek is en niet van buitenaf opgelegd.

 

Nu gaat men zeker niet zover met te stellen dat de Bijbel niet Gods absolute waarheid weergeeft. In plaats daarvan stellen zij dat die waarheid onkenbaar is en dat ieder mens, vanuit elke tekst, zijn eigen waarheid kan opbouwen en voeden. Op deze wijze tracht men te ontkomen aan het dilemma van de vele meningsverschillen ter wille van een plurale eenheid. De uiterste consequentie van deze zienswijze is dat zelfs de kern van het evangelie onzeker wordt.

 

Het wordt nauwelijks beseft, maar dit komt neer op pure willekeur. Dat was nu precies waarvoor de Rooms-katholieke kerk bij de Reformatie zo beducht was en dus stelde dat de Bijbel alleen door de theologen mocht worden gelezen en uitgelegd! Door nu drie manieren van bijbeluitleg aan te reiken, inclusief de manier waar de lezer centraal staat, wordt de klok bijna vijf eeuwen terug gezet. In feite ontkent men dan immers de doorzichtigheid, dat is de begrijpelijkheid, van de Bijbel en daarmee ook het priesterschap der gelovigen. De Schrift is bij deze benadering niet meer te gebruiken als hoogste instantie waar allen zich aan hebben te onderwerpen in denken en handelen.

 

 

 


10.  Aanzet tot een bijbelse repliek

Het postmodernisme redeneert als volgt: Het oude Grote Verhaal is een illusie en deugt niet meer voor deze tijd. De postmoderne mens geeft de voorkeur aan kleine, losse verhalen (‘Het Verhaal Gaat’) en aan afstand (‘Van Horen Zeggen’). Geen verhalen die wijzen op een groot gebouw, maar liever “verhalen die inspireren” als dromen van hoop in een wereld waarin niets meer vast staat. Wij behelpen ons liever met partjes en fragmenten waarbij ieder mens zelf zijn eigen levensverhaal moet opbouwen. Met andere woorden: deconstructie (een postmodern woord voor ontmantelen, afbreken) van het bijbelse verhaal, van history als His Story, zodat  in plaats daarvan iedereen zijn eigen verhaal bij elkaar kan sprokkelen.

Nu is het frappant te zien hoe tegenwoordig bijbelgetrouwe christenen zich openstellen voor een manier van denken waar ze vroeger niets van moesten hebben. Wij doelen  op het denken van de Zwitserse theoloog Karl Barth, de vader van de neo-orthodoxie. Zijn denken over de Bijbel werd bepaald door de eisen van de toenmalige wetenschap, maar hij bediende zich wel van bijbelse termen. Daardoor werden de mensen in eerste instantie niet van de kerk vervreemd maar vonden: Wat heeft hij dat toch mooi gezegd!                                        

Het is een van de grote verdiensten geweest van dr. Francis Schaeffer dat hij deze ‘dialectische theologie’ heeft gewogen en te licht bevonden. Hij gebruikte hiervoor de term ‘verdiepingsdenken’, waarbij ons denken wordt gesplitst in een boven- en een benedenverdieping. Een voorbeeld van dit denken kwamen we eens tegen in de Stille Zuidzee. Daar vroegen we een jongen van 16 wat hem als christen het meest had getroffen op de middelbare school en kregen als antwoord: de evolutietheorie. Wij waren verrast over de manier waarmee hij daarmee omging: “Met mijn hoofd geloof ik datgene wat ze ons op school leren, want daarmee kan ik later verder op het vasteland, maar met mijn hart geloof ik in Genesis.” Daarmee verwoordde hij precies het verdiepingsdenken, waartoe theologen die vanwege ‘de wetenschap’ de Bijbel niet meer woordelijk kunnen volgen, hun toevlucht hebben genomen:                                                                              

Bovenverdieping

Irrationeel of ‘pistisch’: Bijbel, rechtzinnig, schepping

Onopgeefbare kern:                                   de Bijbel als het Woord van God              de opstandingsmorgen

Benedenverdieping

Rationeel of theologisch: Wetenschap, vrijzinnig, evolutie

Verhandelbare periferie:                           inspiratie en onfeilbaarheid van de Schrift de zesde scheppingsdag

Helaas blijkt uit de praktijk telkens opnieuw dat wanneer men eenmaal aan het verhandelen is, dit zich ook uitstrekt tot de kern. Zo spelen Clark Pinnock en Robert C. Brow in hun recente boek ‘Ontketende liefde, een evangelische theologie voor de 21e eeuw’ de inspiratie en onfeilbaarheid van de Bijbel uit tegen het gezag van de Schriften en de waarheden die ze bevatten, die zij definiëren als het praktisch nut voor de gelovige. Met hun ‘postorthodoxe’ opvattingen stellen ook zij essentiële christelijke leerstukken aan de orde, waaronder de verzoeningsleer, die zij trekken uit ‘de sfeer van de rechtszaal’ naar de door hen gemodelleerde ‘God van creatieve liefde’.

Typerend in dit verband is de uitspraak van ds. A. v.d. Veer dat wij de Bijbel niet moeten lezen als een notaris maar als een erfgenaam. Zo’n uitspraak klinkt op het eerste gezicht heel sympathiek, namelijk dat christenen zich verre moeten houden van haarkloverijen over teksten, maar gewoon Gods stem moeten leren verstaan. Daarvan gaat echter ook de suggestie uit dat we onderscheid mogen en moeten maken tussen geloofskennis en theoretische kennis: de oude, barthiaanse scheiding tussen Geloven en Weten, tussen Bijbel en Wetenschap. Dan wordt het immers weer, net zoals vroeger bij de tweede golf: Bijbel OF Wetenschap en het is dan ook heel typerend dat het tijdschrift Bijbel EN Wetenschap met de drie themanummers ‘Hoe lezen wij de Schrift?’ eind 2001 heeft opgehouden te bestaan.

 

Wat is nu de bijbelse methode tegenover de postmoderne mens, “die doet wat goed is in zijn eigen ogen”? Die boodschap is, net als bij de richters en de profeten, bij Jezus en de apostelen: confronterend. Het oordeel aanzeggen. Overtuigen van een vals paradigma ofwel manier van denken. Tot de orde roepen. Het postmodernisme ontmantelen en ontmaskeren als een nieuwe vorm van dialectiek! Zoals de Heilige Geest dat doet en de apostel Paulus: getuigend weerleggen en weerleggend getuigen. Hiermee komen wij op bekend terrein. Beter gezegd, nu kunnen wij sommige ‘postmoderne’ gedeelten uit de Bijbel veel beter begrijpen, zoals het boek Richteren, waar “ieder deed wat goed was in zijn eigen ogen”, of de uitspraak van Pilatus: “Wat is waarheid?” Of de toespraak van Paulus tot de ‘postmoderne’ filosofen van zijn tijd! En juist in die context treft ons het optreden van de richters, de profeten, van Jezus en de apostelen. Nooit ‘staken zij over’ naar de ‘postmoderne mens’. Altijd riepen zij, in de Naam van God, alle beterweters van hun tijd op om terug te keren naar ‘AF’. Erkennen dat zij met al hun ‘verheven denken’ met zoveel goden, zoveel zinnen, zondig en onrein staan voor God. Eerst het katangelie, dan het evangelie. Mens, durf te denken, want er is hoop!

 

DAN PAS kunnen wij de wapenen opnemen waarmee de ‘tweede golfers’ in hun tijd hun Schriftbeschouwing hebben gefundeerd en uitgedragen. Dat waren de drie Chicago Verklaringen van 1978, 1982 en 1986.

 

 

 

 

11. Geestelijk of spiritueel

 

Er ligt een wereld van verschil tussen deze twee begrippen, die aansluiten op paragraaf 7. Taalkundig betekent het woord spiritueel hetzelfde als geestelijk en veel mensen menen dan ook dat ze hetzelfde betekenen. Maar niets is minder waar: in de praktijk is er dikwijls een groot verschil dat letterlijk hemelsbreed kan zijn.

In ons taalgebruik staat spiritueel tegenover materieel. Het materialisme verklaart alle dingen vanuit datgene wat kan worden waargenomen en beredeneerd en wijst daarmee het zgn. bovennatuurlijke af. Het spiritualisme is verheven boven alle menselijke logica en verklaart alle dingen vanuit het onzichtbare en noemt het waarneembare en beredeneerbare slechts illusie of maya.

Kenmerkend voor onze tijd is de overgang van het puur materiële van het Vissentijdperk (termen uit het New Age denken) naar het spirituele van het Aquarius-denken. Spiritueel heet dan: openstaan voor de geestelijke wereld (maar ook: de wereld der geesten) en voorts: het zoeken en beleven van een hogere werkelijkheid.

 

De Bijbel reserveert het begrip geestelijk (pneumatikos) voor: van de Geest (van God). Het geestelijke staat in contrast met het stoffelijke. Zowel het stoffelijke of natuurlijke als het geestelijke zijn door God gegeven en het natuurlijke of aardse (de eerste Adam) komt voor het geestelijke of hemelse (de laatste Adam, de tweede mens), zie 1 Cor. 15:48.

In 1 Corinthiers 2 en 3 stelt Paulus de geestelijke mens tegenover twee typen mensen:

-         de natuurlijke of zielse mens (anthroopos psuchikos). Dit is de mens die God niet kent en daarmee het zintuig mist om de dingen van de Geest (het geestelijke) te verstaan. Erger nog, wanneer hij dit wel probeert, belandt hij op het terrein van het parapsychische, waarbij de boze hem de illusie van het goddelijke geeft.

-         De vleselijke mens (anthroopos sarkikos). Dit is de mens die wel van God afweet, maar baby blijft en niet opgroeit in de wereld van de Geest. Christenen die wel de Bijbel kennen en deelnemen aan de eredienst, maar die het leven met God niet kennen (Joh. 17:3) en zich niet door Gods Geest laten leiden (Rom. 8:14). Juist zulke mensen staan open voor allerlei spirituele technieken die hen een voller en rijker leven voorspiegelen.

 

Voor de gojim (christenen uit de volken) is dit moeilijker te verstaan dan voor de joden. Het Hebreeuwse denken is helemaal niet extatisch maar veeleer ‘down to earth’, zoals ook blijkt uit de woorden van Deut. 30:11-14. Geloof is daar praktisch synoniem voor gehoorzaamheid, d.w.z. het oor lenen aan Gods woorden: de Wet en de Profeten. In Matt. 8 stelt Jezus zelfs een Romeinse hoofdman die dit begreep, ten voorbeeld aan zijn volksgenoten! Ook uit Joh. 3:36 blijkt dat het tegengestelde van geloof niet ongeloof is, maar ongehoorzaamheid.

Wanneer in Israël de dienst aan God alleen nog maar ritueel of spiritueel is geworden, wordt deze door God geheel afgewezen. Zie bijvoorbeeld de woorden van Samuel tot Saul in 1 Sam. 15:22b-23: “Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen. Voorwaar, weerspannigheid is zonde der toverij en ongezeggelijkheid is afgoderij en dienen van terafim.”

 

Door de verwarring tussen geestelijk en spiritueel is ook het begrip evangelisch sterk verwaterd. Daarom stellen wij hiertegenover de oorspronkelijke definitie van ‘evangelisch’ (evangelical) volgens Webster’s Dictionary: “de nadruk leggen op behoud door het geloof in het verzoenend sterven van Jezus Christus door persoonlijke bekering, en op het gezag van de Heilige Schrift in tegenstelling tot rituelen”, dus christocentrisch en bijbelcentrisch. Evangelische christenen voor wie dit niet meer voldoende is, maar die naast (boven?) de Schrift streven naar spirituele ervaringen worden nu (in navolging van de term neo-orthodox) aangeduid met de term nieuw-evangelisch (neo-evangelical).

 

Spiritueel denken maakt altijd scheiding tussen datgene wat de Bijbel als eenheid kent.

Dr. Francis Schaeffer gebruikt hiervoor de volgende termen:

-         in de bovenverdieping het pistische, rechtzinnige maar niet-rationeel;

-         in de benedenverdieping het “zeker weten”, het leven van alledag.

Dit denken heeft eenmaal de moderne mens van het geloof vervreemd en dreigt dat nu andermaal met de postmoderne mens te doen. Kortom: dit maakt het geloof zwevend omdat het berust op een ‘irrationele sprong’ en van de Bijbel een zwevend boek maakt.

Conclusie: Er is geen tegenstelling tussen woord en daad, leer en leven, geloof en wetenschap. Voor de spirituele mens is de Bijbel een zwevend en inspirerend boek, maar voor de geestelijke mens is de Bijbel het geïnspireerde Woord van God, waardoor de Vader duidelijk en concreet spreekt tot iedereen die Hem het oor wil lenen.

 

 

 

12. Een sprekende of een schrijvende God?

 

“Mijn vrouw spreekt nooit meer met mij. Ik spreek wel met haar en dat vindt zij best fijn. Maar zelf spreekt zij allang niet meer met mij. Ik heb alleen haar brieven uit het verleden en daarin lees ik vrijwel dagelijks."

 

Woorden van deze strekking worden tegenwoordig door postmoderne christenleiders toegepast op de manier waarop orthodoxe christenen met God en de Bijbel omgaan. Een huwelijk waarin één van de twee personen nooit meer iets zegt, dat kan toch niet goed zijn? En al die christenen die ‘alleen maar de Bijbel’ (Sola Scriptura) hebben, die missen toch iets heel wezenlijks! Zulke christenen hebben alleen maar een schrijvende God, maar dat is niet genoeg. Wat wij nodig hebben, is een sprekende God.

 

Hierin herkennen wij weer woorden die vanuit onder meer de Toronto-ervaring op ons afkomen. Daarmee zitten de postmoderne christenen op dezelfde lijn als deze charismatische christenen. De Bijbel alleen is blijkbaar voor hen niet meer genoeg en eerlijk gezegd klinkt dat ook logisch voor mensen die vanuit hun traditie niet gewend zijn om God in zijn Woord persoonlijk te ontmoeten. Mensen bij wie het accent meer ligt op religie dan op relatie. Nog moeilijker wordt het doordat nu tevens de gebruikelijke regels voor de bijbeluitleg op losse schroeven worden gezet en zozeer de nadruk valt op de benadering van de tekst vanuit de leefwereld van de lezer. Wij herhalen de uitspraak dat er in deze opvatting “geen onafhankelijke, uiteindelijke, vastliggende betekenis, onafhankelijk van de lezer” kan zijn.

 

Iemand die geestelijk is hoeft geen probleem te hebben met het wandelen met God vanuit het Woord van God. Hij staat immers open voor de Geest van God die hem als de Geest der waarheid de weg wijst tot de volle waarheid, hem de toekomst verkondigt en Jezus Christus heel reëel maakt, zie Joh. 16:13-15. Zulke mensen kijken vreemd op van de tegenstelling tussen een schrijvende God en een sprekende God: God spreekt hen immers niet eenmaal, maar dagelijks toe: “Ik raad u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik ben met u, mijn oog is op u.”  In het lezen van de Bijbel spreekt Gods Geest hen persoonlijk aan, ontdekkend, bemoedigend, verkwikkend, leidinggevend en lerend.

 

Wie deze dingen niet verstaat en beleeft, ontdekt een leegte. In plaats van de oproep om zich tot God te keren, wordt hem een spirituele, en soms zelfs mystieke, weg gewezen. Om Gods stem te kunnen horen, worden hem andere zaken aanbevolen, zoals rituele  technieken om tot God door te dringen, ‘zweefliederen’ om tot God op te stijgen, zich verdiepen in de kunstzinnige taal, komen in de stilte en de leegte, afzien van blokkerende dogma’s, sacraal dansen in de gemeente, zwaaien met vlaggen en vaandels: er komt gewoon geen eind aan alle ‘vernieuwingen’!

 

Wij houden het liever bij Luthers citaat: “Das Wort sollen Sie  lassen stahn!” Ook en juist in een postmoderne tijd, want als zowel de Bijbel als de bijbeluitleg gaan zweven, komt niemand een stap verder. Hoe vreemd zou Gods Woord, pardon, Schrift, klinken als wij bijv. Hebr. 12:25 zouden lezen op de wijze die ons tegenwoordig wordt voorgehouden:

Ziet dan toe, dat gij Hem die schrijft, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsschrift op aarde deed lezen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen schrijft!

De Bijbel kent de valse tegenstelling tussen schrijvende en sprekende God beslist niet. Wij spreken immers zowel van het Woord van God als van de Heilige Schrift!

 

Zo hoeven wij ook niet te gaan zweven (of het tegendeel, diep af te dalen) om Gods stem te vernemen. Mozes waarschuwde de Israëlieten er al voor in Deut. 30:11-14. Paulus neemt deze woorden over om de Romeinen te waarschuwen tegen allerlei vormen van extase om “God te laten spreken” (zie Rom.10:5-9). “Maar wat zegt zij? (de gerechtigheid uit het geloof) Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs dat wij prediken.”

Geen zwevende Bijbel, maar een Rotsvast Woord!

Geen zwevende gelovigen, maar verankerd en verzekerd!!

 

 

 

13. Ethische klaarheid

 

Vanaf het begin (de doorbraak van de vijftiger jaren), tot het einde (de bevrijdingstheologie) van de tweede golf van bijbelkritiek, werd gesteld dat de ‘bijbelgetrouwen’ nauwelijks toekwamen aan bezinning op ethische vraagstukken, buiten zaken als abortus e.d. Diezelfde kritiek wordt nu opnieuw geuit door degenen die thans door de derde golf van het postmodernisme zijn overspoeld. Aan zulk verschrijven van de geschiedenis hebben alle ideologieën zich schuldig gemaakt en de promotors van de nieuwe Schriftbeschouwing vormen daarop geen uitzondering.

 

Uit al hun publicaties blijkt echter dat postmoderne exegese van de Bijbel niet bestaat, maar een vrijbrief is voor vele manieren van exegese: “Wie durft te zeggen dat zijn exegese de juiste is?”. Op pag. 17 van B&W nr 231 wordt de exegeet vergeleken met een parachutist: wat is het verschil tussen beide? Citaat: “Parachutisten vertrouwen erop dat ze veilig zullen landen, een zekerheid die de wetenschap hen biedt. Exegeten hebben die zekerheid niet.”

 

Dit is duidelijke taal. Met andere woorden: misschien is de Bijbel echt wel Gods Woord, maar wat er staat is nooit met zekerheid vast te stellen omdat iedereen zijn eigen interpretatie heeft, iets dat in directe tegenstelling is met 2 Petr. 1:20.

Gezaghebbende ethische uitspraken mogen wij dus van postmoderne bijbelleraars niet langer verwachten. De Schrift, en dan met name de subjectieve interpretatie, biedt hun die grondslag niet (meer). In de praktijk komt dit erop neer dat aan een tekst dan een ideologische invulling wordt gegeven. Er wordt gekozen voor een interpretatie die zich aanpast aan hetgeen op dat moment geldt als ‘politiek correct’ en bij de postmoderne mens kan landen.

 

Om deze reden is ook en juist in deze tijd een gezaghebbende invulling van ethische waarden en normen hoogst actueel en urgent. Wij kennen geen betere uitleg dan die welke gegeven wordt in de derde Chicago Verklaring van 1986:

 

Persoonlijke of micro-ethiek

Sociale of macro-ethiek.

5. De heiligheid van het menselijk leven

6. Huwelijk en gezin

7. Echtscheiden en Hertrouwen

8. Seksuele afwijkingen

  9. De Staat onder God

10. Wet en Gerechtigheid

11. Oorlog en Vrede

12. Discriminatie en Mensenrechten

13. Economie, grenzen aan de Welvaart

14. Werk en Vrije tijd

15. Rijkdom en Armoede

16. Verantwoord omgaan met het Milieu

 


Bijlage -- Verklaringen van Chicago

 

Alvorens in te gaan op de Verklaringen van Chicago, herhalen wij de waarschuwing gedaan onder 10. Bijbelse repliek. Deze Verklaringen dienen als een verheldering op problemen die mensen kunnen hebben met betrekking tot het omgaan met de Bijbel, de Heilige Schrift. Ze kunnen echter alleen zinvol worden gehanteerd door hen die niet zijn gevlucht voor of verstrikt geraakt in het postmoderne denken, omdat daar rationeel argumenteren wordt afgedaan als zijnde ‘rationalistisch’. Vandaar de nadruk op een bekering (ommekeer) van het denken (Romeinen 12:1,2), de terugkeer tot een mens- en wereldbeeld waarin de goddelijke en menselijke ‘elenctiek’ (zie Joh. 16:8 resp. Ef. 5:11,13) weer een plaats heeft. (De vertaling van het Griekse werkwoord elegchoo - Latijn arguere – is respectievelijk ‘betuigend weerleggen’ en ‘ontmaskeren’.)

 

In oktober 1978 heeft de International Council on Biblical Inerrancy in Chicago een topconferentie gehouden, waar een groot aantal theologen van naam bijeen was. Doel van deze conferentie was om opnieuw de leer van de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift (Biblical Inerrancy)  te bevestigen en te waarschuwen voor het afwijken en/of ontkennen hiervan.

In de vier jaren die volgden heeft God deze poging gezegend op een wijze die alle verwachtingen verre heeft overtroffen. Hiermee is een stroom van lectuur over dit leerstuk losgekomen, die ertoe heeft geleid dat steeds meer mensen zijn gaan inzien hoe wezenlijk belangrijk de zaken zijn waar het hier om gaat, tot lof en prijs van onze grote God.

 

De negentien stellingen van de eerste Verklaring hebben betrekking op de

ONFEILBAARHEID EN GEZAG VAN DE HEILIGE SCHRIFT.

Elk van deze stellingen bevestigt wat evangelische christenen (zie definitie aan het eind van paragraaf 11) altijd hebben geloofd en zullen geloven. Ontkend worden de moderne opvattingen die hiermee in strijd zijn.

 

Artikel 1

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Heilige Schriften aanvaard moeten worden als het gezaghebbende Woord van God.

 

. . dat de Schriften hun gezag ontlenen aan de Kerk, aan de traditie, of van om het even welke andere menselijke instelling.

 

Artikel 2

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Schriften de hoogste geschreven norm zijn waardoor God het geweten bindt, en dat het gezag van de Kerk ondergeschikt is aan dat van de Schrift.

. . dat kerkelijke geloofsbelijdenissen, raden of verklaringen een gezag hebben dat groter is dan of gelijk is aan dat van de Bijbel.

 

Artikel 3

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat het geschreven Woord in zijn geheel door God gegeven openbaring is.

. . dat de Bijbel louter een getuigenis is van openbaring, of alleen openbaring wordt in de ontmoeting, of van de reacties van mensen afhangt voor zijn geldigheid.

 

Artikel 4

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat God, Die de mensheid maakte naar zijn beeld, de taal heeft gebruikt als een middel tot openbaring.

 

. . dat, doordat wij schepselen zijn, de menselijke taal zo beperkt is dat ze ontoereikend is geworden voor de overdracht van de goddelijke openbaring. En verder dat de verdorvenheid van de menselijke cultuur en taal door de zonde, Gods inspiratiewerk doorkruist heeft.

 

Artikel 5

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat er een voortschrijdende progressie was in Gods openbaring in de Heilige Schriften.

. . dat latere openbaring, die eerdere openbaring zou kunnen vervullen, deze ooit corrigeert of tegenspreekt.

. . dat er verdere normatieve openbaring is gegeven sinds de afsluiting van de nieuwtestamentische geschriften.

 

Artikel 6

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de gehele Schrift en al haar delen, tot en met de woorden zelf van het origineel, gegeven werden door goddelijke inspiratie.

. . dat de inspiratie van de Schrift op een juiste wijze kan worden bevestigd aangaande het geheel zonder de delen, of aangaande bepaalde delen, maar niet aangaande het geheel.

 

Artikel 7

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de inspiratie het werk is waardoor God door de Heilige Geest door middel van menselijke schrijvers ons zijn Woord gaf. De oorsprong is goddelijk, de wijze van inspiratie is een geheimenis.

. . dat inspiratie kan worden herleid tot menselijk inzicht of tot enige staat van verhoogd bewustzijn.

 

Artikel 8

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat God in zijn inspiratiewerk gebruik maakte van de verschillende persoonlijkheden en literaire stijlen van de schrijvers die Hij had gekozen en voorbereid.

. . dat God door deze schrijvers exact die woorden te laten opschrijven die Hij koos, daarmee hun persoonlijkheid uitschakelde.

 

Artikel 9

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat, alhoewel inspiratie geen alwetendheid verleende, zij wel ware en betrouwbare uitspraken garandeerde aangaande alle zaken waarover de bijbelschrijvers werden bewogen te spreken en te schrijven.

. . dat de eindigheid die het gevolg is van de zondeval, bij deze schrijvers noodzakelijkerwijs ook verdraaiing of vervalsing in Gods Woord heeft gebracht.

 

Artikel 10

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat inspiratie strikt genomen alleen van toepassing is op de oorspronkelijke handschriften, waarvan de tekst met grote nauwkeurigheid vastgesteld kan worden.

. . dat kopieën en vertalingen het Woord van God zijn in zoverre zij getrouw het origineel weergeven.

. . dat enig essentieel element van het christelijk geloof wordt aangetast door de afwezigheid van de oorspronkelijke handschriften.

. . dat deze afwezigheid de stelling van de onfeilbaarheid van de Bijbel ongeldig of irrelevant maakt.

 

Artikel 11

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Schrift betrouwbaar is doordat ze gegeven is door goddelijke inspiratie zodat zij, verre van ons te misleiden, waar en betrouwbaar is in alle zaken waarover zij spreekt.

. . dat het mogelijk is dat de Bijbel tegelijk betrouwbaar is en dwaalt in haar uitspraken. Betrouwbaarheid en onfeilbaarheid kunnen worden onderscheiden, maar niet gescheiden.

 

Artikel 12

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Schrift in haar geheel onfeilbaar (‘inerrant’) is, vrij van dwaling en bedrog.

. . dat de bijbelse onfeilbaarheid beperkt is tot geestelijke en godsdienstige onderwerpen, zoals die welke slaan op de verlossing, en dat uitspraken op het gebied van geschiedenis en wetenschap feilbaar zouden zijn.

. . dat wetenschappelijke hypotheses over de geschiedenis van de aarde mogen worden gebruikt om datgene wat de Schrift leert over schepping en zondvloed omver te werpen.

 

Artikel 13

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . de juistheid van het begrip ‘onfeilbaarheid’ als een theologische term wanneer het gaat over de volledige nauwkeurigheid van de Schrift.

. . dat het juist is de Bijbel te beoordelen aan de hand van normen van waarheid en dwaling die vreemd zijn aan haar gebruik of doel.

. . dat er fouten in de Bijbel zouden voorkomen als gevolg van het feit dat de meeste bijbelschrijvers geen wetenschappers zouden zijn maar, net als wijzelf, de natuur beschrijven vanuit het standpunt van de waarnemer, stijlfiguren gebruiken zoals overdrijving of gebruik maken van ronde getallen en vrije citaten.

 

Artikel 14

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . de innerlijke eenheid en logische samenhang van de Schrift

. . dat vermeende fouten en afwijkingen waarvoor nog geen verklaring is gevonden, de bijbelse aanspraken op waarheid teniet doen.

 

Artikel 15

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

Dat de leerstelling van de onfeilbaarheid gegrond is in de leer van de Bijbel aangaande de inspiratie

. . dat Jezus’ onderwijs aangaande de Schrift terzijde kan worden geschoven door een beroep te doen op Jezus als ‘kind van zijn tijd’ of op enige natuurlijke beperking vanwege Zijn menszijn. 

 

Artikel 16

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de leer van de onfeilbaarheid altijd een integrerend deel is geweest van het geloof van de Kerk der eeuwen.

. . dat onfeilbaarheid een leerstelling is die zou zijn uitgevonden door scholastisch protestantisme of niet meer dan een reactie is op de negatieve hogere bijbelkritiek

 

Artikel 17

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Heilige Geest getuigenis aflegt aangaande de Schriften, door gelovigen te verzekeren van de waarachtigheid van Gods geschreven Woord.

. . dat dit getuigenis van de Heilige Geest werkzaam is los van, of zelfs tegen de Schrift in.

 

Artikel 18

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat de tekst van de Schrift moet worden geïnterpreteerd met behulp van grammatikaal-historische exegese, rekening houdend met haar literaire vormen en werkwijzen, en dat de Schrift zichzelf behoort uit te leggen.

. . de geldigheid van enige behandeling van de tekst of het onderzoek naar de onderliggende bronnen, die leidt tot relativering, ontkenning van het historische karakter, afbreuk van zijn onderwijs of verwerping van zijn aanspraken inzake auteurschap.

 

Artikel 19

Wij bevestigen . . .

Wij ontkennen . .

. . dat het belijden van het volledige gezag, de betrouwbaarheid en onfeilbaarheid van de Schrift van vitaal belang is voor een zuiver begrip van het christelijk geloof.

. . dat zulk een belijden zou moeten leiden tot een groeiende gelijkvormigheid aan het beeld van Christus.

. . dat zulk een belijden noodzakelijk is voor het heil. Niettemin ontkennen wij verder dat onfeilbaarheid kan worden verworpen zonder ernstige consequenties, zowel voor de individuele gelovige als voor Christus’ gemeente.

 

 

De vijfentwintig stellingen van de tweede Verklaring hebben betrekking op de

INTERPRETATIE EN VERSTAAN VAN DE HEILIGE SCHRIFT.

 

Artikel 1

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat het normatieve gezag van de Heilige Schrift het gezag van God Zelf is, dat bevestigd wordt door Jezus Christus, de Heer der Kerk.

. . dat het gewettigd is het gezag van Christus te scheiden van het gezag van de Schrift, of het ene tegenover het andere te stellen.

 

Artikel 2

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat zoals Christus God en Mens is in één Persoon, zo ook de Schrift ondeelbaar Gods Woord in menselijke taal is.

. . dat de nederige, menselijke vorm van de Schrift falen met zich meebrengt, evenmin als de menselijkheid van Christus, ondanks zijn vernedering, zonde met zich meebracht.

 

Artikel 3

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Persoon en het werk van Jezus Christus het brandpunt is van de gehele Bijbel.

. . de juistheid van elke methode van uitleg die de centrale plaats van Christus in de Schrift verwerpt of doet vervagen.

 

Artikel 4

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Heilige Geest, Die de Schrift inspireerde, hierdoor heden handelt om geloof in haar boodschap te werken.

. . dat de Heilige Geest ooit iemand iets onderwijst dat in tegenspraak is met het onderwijs van de Schrift.

 

Artikel 5

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

Dat de Heilige Geest gelovigen in staat stelt zich [de inhoud van] de Schrift toe te eigenen en in hun leven toe te passen.

. . dat de natuurlijke mens in staat is om los van de Heilige Geest, de bijbelse boodschap geestelijk te onderscheiden.

 

Artikel 6

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Bijbel Gods waarheid uitdrukt in propositionele verklaringen en wij verklaren dat bijbelse waarheid zowel objectief als absoluut is.

. . dat een uitspraak waar is als ze de dingen voorstelt zoals ze werkelijk zijn, maar een dwaling is als de dingen op verkeerde wijze voorstelt.

. . dat, aangezien de Schrift in staat is ons wijs te maken tot zaligheid, bijbelse waarheid in zou moeten worden gedefinieerd in termen van deze functie.

. . dat dwaling zou moeten worden gedefinieerd als datgene wat opzettelijk misleidt.

 

Artikel 7

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de betekenis die tot uitdrukking komt in een bijbelse tekst enkelvoudig, bepaald en vastomlijnd is.

. . dat de erkenning van deze enkelvoudige betekenis de verscheidenheid van haar toepassing uitsluit.

 

Artikel 8

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Bijbel leringen en voorschriften bevat die toepasbaar zijn in alle culturen en situaties, en andere voorschriften waarvan de Bijbel zelf aantoont dat ze alleen van toepassing zijn in bijzondere situaties.

. . dat het onderscheid tussen universele en bijzondere voorschriften van de Schrift kan worden bepaald aan de hand van culturele en situationele factoren.

. . dat universele voorschriften ooit mogen worden behandeld als afhankelijk van cultuur en situatie.

 

Artikel 9

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de term ‘hermeneutiek’ (die historisch gesproken de regels van de exegese aanduidt) terecht kan worden uitgebreid om alles te omvatten wat betrokken is bij het proces van onderzoek naar de betekenis van de bijbelse openbaring en hoe deze betrekking heeft op ons leven.

. . dat de boodschap van de Schrift voortkomt uit, of wordt bepaald door de opvatting van de uitlegger.

. . dat de ‘horizonten’ van de bijbelschrijver en de uitlegger zodanig kunnen ‘samensmelten’ dat hetgeen de tekst meedeelt aan de uitlegger, niet uiteindelijk wordt gecontroleerd door de uitdrukkelijke betekenis van de Schrift.

 

Artikel 10

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de Schrift Gods waarheid met woorden meedeelt via een grote verscheidenheid aan literaire vormen.

. . dat enige beperking van de menselijke taal de Schrift ontoereikend maakt om Gods boodschap over te brengen.

 

Artikel 11

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat vertalingen van de tekst van de Schrift kennis van God kunnen overdragen over alle grenzen van tijd en cultuur heen.

. . dat de betekenis van bijbelse teksten zo gebonden is aan de cultuur waaruit zij voortkwamen, dat het onmogelijk is om dezelfde betekenis in andere culturen te verstaan.

 

Artikel 12

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat bij de taak van bijbelvertaling en –onderwijs in de context van elke cultuur alleen die functionele equivalenten mogen worden gebruikt, die recht doen aan de inhoud van wat de Bijbel leert.

. . de rechtmatigheid van methoden die of ongevoelig zijn voor de eisen van crossculturele communicatie, of in dat proces de bijbelse betekenis verdraaien.

 

Artikel 13

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat een goed begrip van de literaire categorieën, op het gebied van vorm en stijl, van de onderscheiden delen van de Schrift essentieel is voor een correcte exegese. Op grond daarvan staan wij positief tegenover genrekritiek als een van de vele disciplines van studie van de Bijbel.

. . dat genrecategorieën die de historiciteit ontkennen, terecht kunnen worden opgelegd op bijbelse verhaalstof die zichzelf presenteert als een weergave van feiten.

 

Artikel 14

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de bijbelse weergave van gebeurtenissen, toespraken en uitspraken overeenkomt met de historische werkelijkheid, ook al worden zij aan ons gepresenteerd in een verscheidenheid van literaire vormen.

. . dat enige gebeurtenis, toespraak of uitspraak die is opgenomen in de Schrift, bedacht is door de bijbelschrijvers of door de tradities die zij hebben verwerkt.

 

Artikel 15

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . de noodzaak de Bijbel uit te leggen overeenkomstig zijn letterlijke oftewel normale betekenis. De letterlijke betekenis is de grammatikaal-historische betekenis, dat wil zeggen de betekenis die de schrijver tot uitdrukking bracht. Interpretatie overeenkomstig de letterlijke (beter: woordelijke) betekenis zal rekening houden met alle stijlfiguren en literaire vormen die in de tekst voorkomen.

. . de rechtmatigheid van elke vorm van Schriftgebruik die haar een betekenis toekent die niet wordt ondersteund door de letterlijke betekenis.

 

Artikel 16

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat gewettigde kritische technieken gebruikt moeten worden bij het vaststellen van de authentieke tekst en zijn betekenis.

. . dat het gewettigd is enige methode van bijbelkritiek toe te staan die de nauwkeurigheid of integriteit van de betekenis die de auteur tot uitdrukking heeft gebracht, of van enig ander schriftuurlijk onderwijs, in twijfel trekt.

 

Artikel 17

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . de eenheid, harmonie en innerlijke samenhang van de Schrift en verklaren dat zijzelf haar beste uitlegger is.

. . dat de Schrift kan worden uitgelegd om een wijze alsof het ene gedeelte een ander gedeelte zou corrigeren of tegenspreken.

. . dat laters auteurs van de Schrift eerdere gedeelten van de Schrift verkeerd hebben uitgelegd toen de die citeerden of ernaar verwezen.

 

Artikel 18

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat wanneer de Bijbel zichzelf interpreteert, deze uitleg altijd juist is en nooit afwijkt van de enkelvoudige betekenis, maar deze veeleer toelicht. De enkelvoudige betekenis van de woorden van een profeet omvat het begrip dat die profeet van zijn woorden had, maar is daartoe niet beperkt. Deze omvat noodzakelijkerwijs de bedoeling van God, zoals die tot uiting komt in de vervulling van die woorden.

. . dat de auteurs van de Schrift altijd de volledige implicaties van hun woorden begrepen.

 

Artikel 19

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat elke vooronderstelling waarmee de uitlegger naar de Schrift toegaat, in harmonie dient te zijn met het onderwijs van de Schrift en open staan voor haar correctie. 

. . dat van de Schrift zou moeten worden verlangd dat zij strookt met vooronderstellingen die haarzelf vreemd zijn, zoals naturalisme, evolutionisme, sciëntisme, atheïstisch humanisme en relativisme.

 

Artikel 20

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat aangezien God de Auteur is van alle waarheid, elke waarheid binnen en buiten de Bijbel, consistent en samenhangend moet zijn, en dat de Bijbel waarheid spreekt ook waar zij raakt aan zaken die verband houden met de natuur, de geschiedenis of wat dan ook.

. . dat in sommige gevallen buitenbijbelse gegevens waardevol zijn om te verduidelijken wat de Schrift leert, en om aan te sporen foutieve interpretaties te corrigeren.

. . dat buitenbijbelse denkbeelden ooit in staat zijn iets wat de Schrift leert, te weerleggen of onwaarschijnlijk te maken.

 

Artikel 21

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . de overeenstemming tussen bijzondere openbaring en algemene openbaring, en daarmee van het onderwijs van de Bijbel met de feiten van de natuur.

. . dat enig wetenschappelijk feit onverenigbaar zou zijn met de ware betekenis van enige passage van de Schrift.

 

Artikel 22

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de tekst van Genesis 1 - 11 een feitelijk verslag geeft, evenals de rest van dit bijbelboek.

 

 . . dat het onderwijs van Genesis 1 – 11 van mythische aard is

. . dat er beroep kan worden gedaan op wetenschappelijke hypothesen over de geschiedenis van de aarde of de oorsprong van de mensheid om datgene wat de Schrift leert over de schepping, in twijfel te trekken.

 

Artikel 23

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . de duidelijkheid van de Schrift en in het bijzonder van haar boodschap over de redding van zonde.

. . dat alle passages van de Schrift even duidelijk zijn of van even groot belang zijn voor de boodschap van verlossing.

 

Artikel 24

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat iemand voor het verstaan van de Schrift niet afhankelijk is van de deskundigheid van bijbelwetenschappers.

. . dat iemand geen rekening zou hoeven houden met de resultaten van de technische studie van de Schrift door bijbelwetenschappers.

 

Artikel 25

Wij bevestigen . .

Wij ontkennen . .

. . dat de enige vorm van prediking die in voldoende mate de goddelijke openbaring en haar correcte toepassing voor het leven overbrengt, die vorm is die getrouw de tekst van de Schrift uiteenzet als het Woord van God.

. . dat de prediker enige boodschap van God heeft, los van de tekst van de Schrift.

 

 

Voor verdere documentatie verwijzen wij naar de websites www.solcon.nl/schriftgezag

Voor een aantal bijbelse basisbegrippen zie www.bijbelenonderwijs.nl/BidB

 

Contactadres: r.h.matzken@wxs.nl